Geloofsoverdracht
Als het om geloofsoverdracht gaat, kom je al snel in de sfeer van een communicatiemodel. Je hebt zender, ontvanger en informatie. Allemaal helder. Toch schuilen er wat addertjes onder het gras, schrijft dr. H. van den Belt..
In de eerste plaats mag geloofsoverdracht nooit eenrichtingsverkeer zijn. Er zijn in de kerk geen zenders, maar alleen maar ontvangers.
De oudere generatie mag en moet zich ook laten vormen door de vragen en antwoorden van de jongeren. De jongeren zijn niet de kerk van de toekomst of de toekomst van de kerk, maar maken voluit deel van de gemeenschap der heiligen.
De geloofsoverdracht in de gemeente als huisgezin van God is vooral te vergelijken met de opvoeding. Je kunt niet tegen je kinderen zeggen: Jullie zijn de vaders en moeders van de toekomst en daarom willen we graag een informatiepakket aan jullie doorgeven. Opvoeden doe je onbewust en ongemerkt en daarom is het ook zo lastig. Ze zitten altijd op je lip…
Het gaat bij de traditie als geloofsoverdracht in de kerk, net als bij de opvoeding thuis om het aanleren van een basishouding, een attitude. Daarom is het belangrijk dat jongeren deel uitmaken van een geloofsgemeenschap, thuis, op school, in de kerk en in hun vriendengroep.
De essentie van de geloofsoverdracht is de relatie met God die het hele leven als een zuurdesem doortrekt. We willen geen informatie overdragen, maar leren hoe het geloof het hele leven van een christen stempelt. Dat je loopt te stofzuigen en tegelijk loopt te zingen… De gespletenheid van het leven is een van de grootste problemen van onze cultuur. Meer dan ooit hebben we nodig wat in Psalm 86 staat: ‘Maak mijn hart één om Uw Naam te vrezen’.
In 1956 hielden dr. H. Berkhof (1914-1995) en ds. G. Boer (1913-1973) een briefwisseling in Woord en Dienst. De aanleiding was een uitspraak van Berkhof dat de klassiek gereformeerde belijdenis wel antwoord geeft op de vraag ‘Hoe krijg ik een genadige God?’ maar niet op de vraag ‘Is er wel een God?’
Ds. Boer stelde terecht dat de bijbelse prediking niet alleen vragen beantwoordt en veronderstelt, maar ook vragen oproept, bijvoorbeeld de vraag naar de verzoening. Overigens mag ook de vraag van dr. Berkhof naar het godsbestaan in de geloofsoverdracht aan de orde komen. Het kan juist voor jongeren in onze tijd ook een aanvechting zijn. Waar is God? Ik merk zo weinig van Hem. Als voor die vragen geen plaats is, landt de noodzaak van de verzoening met de onbekende God ook niet meer.