Geloven in de kerk
‘Kerk’ is een breekbaar woord dat vraagt om geloof. Hebben we het over de kerk, dan hebben we het over een belijdenis. Een woord dat je moet leren spellen. De Gereformeerde Bond zet met de jaarlijkse studieweek voor theologiestudenten hoog in met het thema: ‘Kerk, lichaam van Christus’.
In onze tijd heeft de kerk de wind niet bepaald mee. De kerk wordt vanbinnen en -buiten aangevreten. Verschillende sprekers merkten dan ook op blij te zijn met het thema. Een nieuwe generatie theologen die zichzelf de vraag stelt naar hun identiteit. Wie zijn wij eigenlijk als kerk? Drie kernwoorden wil ik eruit lichten: ‘verbond’, ‘zichtbaarheid’ en ‘kruis’.
Verbond
Blijf de aandacht vestigen op het bijbelse kernwoord ‘verbond’. Dat was het appel dat ds. J.A.W. Verhoeven op ons deed. Verstaan we het verbond, kennen we de God van het verbond, dan leren we ook onszelf kennen. Dat is niet gemakkelijk, want de cultuur staat ons niet bepaald terzijde. Als we denken aan het doorgeschoten individualisme, waarbij de ander mijn vrijheid beperkt in plaats van verrijkt. Niet alleen voor de samenleving werkt dat ontwrichtend, ook de christelijke gemeente wordt erdoor afgebroken. Gericht op het eigen ik zoeken we het heil in Christus zoals het ons goed past. Missionaire projecten moeten vooral relevant zijn, gericht op onze eigen ‘gelovigheid’.
Het verbond daarentegen leert om niet eerst bij onszelf in te steken, maar vanuit God te theologiseren. Want het is niet ons verbond, maar Gods verbond. Er is in de gemeente een plaats voor mij gemaakt dankzij Christus. Wij worden ingedoopt in de gemeente (1 Kor.12:13). Aan de avondmaalstafel verzegelt en verzekert God Zijn eigen betrouwbaarheid. In de sacramenten bedient God Zijn verbond. Hij verbindt Zich aan mij, niet omgekeerd. Gaat dan alles maar vanzelf, is dat niet ‘voorwerpelijk’? Nee, want als je vertrouwelijk met Hem omgaat, leer je Zijn verbond (Ps.25:14).
Niet veranderd
Het woord ‘verbond’ als zodanig komen we met name tegen in het Oude Testament. De vraag die zich dan als vanzelf aan ons opdringt, is: moeten we het als nieuwtestamentische gemeente daar nog wel over hebben? Dr. A.J. van den Herik en ds. S.J. Verheij hebben op die vraag geantwoord met een volmondig ‘ja’. Twee argumenten wil ik eruit lichten. In de eerste plaats, omdat God Zelf niet is veranderd. Het wezen van de oudtestamentische openbaring – en dus ook het verbond met Israël – is in Christus niet gewijzigd, maar vervuld in de volheid van de tijd. Zo is het verbond in Christus’ bloed nieuw en volkomen geworden. De kerk was er dus al vanaf het verbond met Adam en is niet pas met Pinksteren gesticht.
In de tweede plaats, omdat weliswaar het woord ‘verbond’ in het Nieuwe Testament niet zo vaak voorkomt, maar de zaak wel. Het verbond functioneert volop. Denk bijvoorbeeld aan zegen en vloek rondom het avondmaal, of aan het gebruik van verbondstaal (1 Petr.2:5-10; 2 Kor.6:16; Openb.21:3).
Zichtbaarheid
Na de bijbels-theologische lezingen kwam de lens op de kerkelijke traditie te staan. Hoe heeft men in de geschiedenis van de theologie gesproken over het lichaam van Christus? Niet zelden kwam de tweeslag van zichtbaar en onzichtbaar voorbij. Dr. J.B. ten Hove nam ons mee naar de boeiende kerkvader Augustinus. Van meet af aan zet Augustinus in op de zichtbaarheid van de kerk. Zowel gelovigen als ongelovigen maken daar deel van uit, het is een gemengd lichaam. Augustinus gebruikt daarvoor vaak het beeld van een dorsvloer, met kaf en koren. Een van de vele bijbelse beelden, maar voor Augustinus dé bijbelse kroongetuige.
In het denken van Augustinus over de kerk neemt de metafoor van de dorsvloer dus een voorname plaats in. Die manier van denken had onmiskenbaar gevolgen voor zijn staan in de kerk. Een element daarvan wil ik naar voren halen. In navolging van Cyprianus stelt Augustinus dat er buiten de kerk geen heil is. Het koren bevindt zich immers niet buiten de dorsvloer, maar erop. Kerkelijke verdeeldheid was Augustinus daarom een doorn in het oog. De ‘afgescheiden’ donatisten die een zuivere kerk voor ogen hadden, ziet hij dan ook het liefst terugkeren naar de ene, katholieke kerk. Dat was niet slechts een wens, maar de kerkvader heeft zich er blijvend voor ingespannen. Daarmee is hij tot op de dag van vandaag een voorbeeld.
Onderlinge bijeenkomst
Het theologisch geladen begrip ‘zichtbaarheid’ kreeg in de lezing van prof. M.J. Kater een iets andere dimensie. Hij ging aan de hand van Hebreeën 10:19-25 in op het lichaam van Christus als gemeenschap.
Aanleiding daarvoor waren de kerkdiensten in tijden van corona. De fysieke, onderlinge bijeenkomst heeft in het Nieuwe Testament bepaald niet afgedaan. Oog in oog met de ander, op een afgezonderde tijd en afgezonderde plaats, ontmoeten wij met lichaam en ziel de drie-enige God. Onze kerkgang is dan zowel kruisgang als opgang. Kruisgang, omdat we moeten afsterven aan ons ego. Opgang, omdat wij onder het Woord van genade tot Hem worden bekeerd.
Kruis
Als we het hebben over het lichaam van Christus, dan kunnen we niet om de Gekruisigde Zelf heen (1 Kor.2). Hij is het Hoofd van de kerk. Vergrijp je je aan de kerk, dan aan Christus Zelf (1 Kor.11). Heel de gemeente dient daarom afgestemd te raken op Hem, onder het door de Geest geleide gebed om de Christusgelijkvormigheid. Alleen zo gaat de christelijke gemeente het karakter dragen van de levende Christus Zelf. Een aspect daarvan wil ik hier graag benoemen. Wie Christus belijdt, zal lijden. Dat heeft ons Hoofd gezegd. In onze belijdenis klinkt daarvan een echo, wijzend op de strijdende en lijdende kruiskerk: ‘De kerk is verspreid en verstrooid door de gehele wereld.’ (NGB art.27)
Ds. H.I. Methorst en Richard Groenenboom spraken namens de SDOK in dit verband over volharding. Ze deelden verhalen over hoe christenen het volhouden op plekken waar het christelijk geloof niet geduld wordt. Een indrukwekkend getuigenis. Wat mij het meest trof, was de identieke opdracht die zowel voor hen als voor ons geldt: wij worden weerbaar als we onze weerloze Heiland aanschouwen en liefkrijgen. Leven van de Gekruisigde Die ons samenroept aan Zijn tafel: ‘Dit is mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt.’ De gebroken kerk leeft van de gebroken Christus. Heeft u Christus lief, dan ook Zijn gemeente. Leef dagelijks van Zijn genade, bid dagelijks voor Zijn gemeente.
Bij de start van de studieweek voor theologiestudenten over de Kerk als lichaam van Christus vroeg ds. J.A.W. Verhoeven, voorzitter van de Gereformeerde Bond, zich af of gemeenteleden zich onder elkaar wel verbonden weten door één Heere, één geloof, één doop, één Geest? Wat houdt de gemeente uiteindelijk bijeen? Een deel van zijn openingswoord.
Onze cultuur helpt niet mee om de bijbelwoorden goed te interpreteren. Er is een doorgeschoten individualisme opgeroepen, en wie krijgt die geest nog terug in de fles? Onze samenleving mist innerlijke samenhang, verbrokkelt, mensen leven en sterven in grote eenzaamheid. De ander wordt ervaren als iemand die mijn vrijheid hindert. Die tijdgeest vreet ons aan, als een virus. Ook de christelijke gemeente verbrokkelt. Velen zoeken hun heil niet in de eigen gemeente, maar daar waar het hun het beste past. De focus van die zoektocht is gericht op het eigen ik. Het vertrouwen is gebouwd op de gelovige broeders en zusters. Men sticht links en rechts (huis)gemeenten (zie p.5) zonder zich af te vragen wat het betekent dat de Heere Zich heeft verbonden aan de plaatselijke gemeente. Het oude hervormde kerkgevoel dat je als plaatselijke gemeente er bent voor de mensen op het dorp, in de wijk, dat je voor hen medeverantwoordelijk bent, dat je voor hen bidt en met hen optrekt – dat besef slijt uit.
Aantrekkelijk
Wanneer de verwondering ontbreekt – ik mag tot deze gemeente behoren, er is plaats voor mij, betaald door Christus, hoe is het mogelijk! – dan wordt het moeilijk om nog missionair te zijn. Allerlei hulpmiddelen helpen dan niet veel. Als je denkt, gelooft en leeft vanuit jezelf, vanuit je eigen gelovigheid, dan wordt het moeilijk om de relevantie van het Evangelie helder te maken. Dan ontstaat al gauw kramp om zo veel mogelijk aantrekkelijk te zijn. Als je denkt vanuit God, komt er rust, omdat Hij aantrekkelijk is. Hij zal nooit loslaten wat Zijn hand begon. Hij overziet de eeu-wen. Wie dat beseft, start geen nieuwe gemeente en geen nieuw kerkverband.
Gods verbond
Ik stel dus de vraag naar onze grondhouding. Het is een vraag vooraf. Weet de gemeente wie zij is? Weet ze zich als geroepen heiligen het lichaam van Christus? Lééft zij verbondenheid? Ik zou graag de gedachte willen aanreiken dat verbondenheid onder elkaar alleen kan opbloeien op basis van het verbond. ‘Verbond’ is een ondergesneeuwd grondwoord in de Bijbel. Het is een hinderlijk woord, omdat het elke vorm van individualisme dwarsboomt. Juist daarom ben ik ervan overtuigd, dat het ons verder kan helpen, als we tenminste bereid zijn ons toe te vertrouwen aan Gods verbond. Dat ‘toevertrouwen aan’ is niet minder dan een dagelijkse bekering.
Ingelijfd
Het grondwoord ‘verbond’ komt uit het Oude Testament. Dat betekent dat ik raak aan de vraag hoe het Oude Testament en het Nieuwe Testament zich verhouden. Door de ontwikkelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn we ons ervan bewust geworden dat het gevaarlijk is om het Oude Testament te verwaarlozen. Jezus heeft het oude verbond vervuld, maar vervullen is iets anders dan vervangen. De kerk is ingelijfd bij het verbond dat de Heere met Abraham heeft gemaakt (Ef.2-3).
Accent verlegd
Momenteel is dit accent niet meer zo in zwang, mede onder invloed van Angelsaksische bijbelwetenschappers die het Oude Testament slechts als een voorbijgaande voorbereiding op het Nieuwe Testament zien. Dan raakt een woord als ‘verbond’ in de knel. Het wordt nog wel erkend en gezien, de kinderen worden nog wel gedoopt (of soms zelfs niet meer), maar het verbond speelt geen hermeneutische rol van betekenis in het verstaan van de Bijbel, en evenmin kleurt het het geloofsleven van de gemeente. Dat vind ik alarmerend. Het laat zien dat het accent verlegd wordt van de belovende God naar de veelbelovende en zeer gelovige mens.