Waar bent u naar op zoek?

blog

Gemeente in de marge

16-10-2018

Kleine hervormde gemeenten ervaren dat ze kwetsbaar zijn, in de marge belanden. Geldt dit echter ten principale niet voor élke gemeente? Immers, God heeft het zwakke uitverkoren, het onaanzienlijke.

Vele gemeenten zien dat de continuïteit van de predikantsplaats in de huidige omvang niet vanzelfsprekend is voor de komende jaren. Hoe houden we het vol, kerk te zijn op het dorp? De vraag naar de continuïteit speelde de voorbije decennia in de grote steden ook en het bracht wijkgemeenten in de stad soms tot een nieuw zelfverstaan, een nieuwe focus. Dat betekende nogal eens een focus op jonge mensen en op hun leefwereld, op de nieuwe generatie, ook op openheid naar degenen die buiten zijn. Jonge mensen, die zijn er echter altijd in de stad, en werkgelegenheid is er eveneens in de stad, en dat maakt de context anders dan op een dorp.

Hoe houd je het vol, als enkeling, als ambtsdrager? Dat is een reële vraag, waarin we gaan staan naast degene die zijn nood verwoordt. Als de kerkenraad nog door twee broeders gevormd wordt, besef je temeer dat wij de gemeente niet in stand houden. Hoe moet het verder? 

Oefenen in vertrouwen

Tegelijk geldt het op een diepere wijze: gemeente in de marge. De context van de kerk vandaag kan ons dat dieper leren. Ik denk aan 1 Korinthe 1, waar Paulus zegt dat God het zwakke van de wereld uitverkoren heeft, het onaanzienlijke, het verachte. Opdat wij onszélf voor Hem niet beroemen zouden. Het is een rode draad in het getuigenis van het Nieuwe Testament dat Zijn kracht ín onze zwakheid volbracht wordt.

Dat geldt ons persoonlijke geloofsleven, als Hij belooft op de nederige te zien, op degene die voor Zijn Woord beeft. Dat geldt ook de gemeente als geheel, die Hij oefent in vertrouwen op Hem als het Hoofd. De gemeente draait nooit op onze inzet, is geen goedlopende machine met allerlei activiteiten, maar is volstrekt aangewezen op de genade en de zegen van God. Paulus kan planten, Apollos kan nat maken, maar God Zelf moet de groei geven. Het is winst als we dit in de kwetsbaarheid en de afhankelijkheid van de gemeente meer gaan zien – en ondertussen doet dit niets aan onze inzet af. Paulus schrijft immers ook: ‘Want ik beijver mij voor u met een ijver van God.’ 

Afhankelijkheid

Het is een wel kritische vraag naar onszelf, die afhankelijkheid. Op bezoek in de gemeenten maken de leden van de commissie Steunfonds van de Gereformeerde Bond het mee dat het gesprek over de situatie in de gemeente en haar toekomst niet met gebed geopend wordt. Dan lijkt het financiële, het zakelijke het te winnen van het geestelijke – en dat mag nooit. 

*** 

Een enkele week geleden had de aftrap plaats van de dorpskerkenbeweging in de Protestantse Kerk, een teken dat de positie van de kerk op het dorp aandacht krijgt. Dat is waardevol. In de synode vroeg ds. M. van Dam een paar jaar geleden – toen besloten werd te komen tot honderd pioniersplekken – aandacht voor kleine, vitale dorpsgemeenten, waar het Evangelie verkondigd werd, waar de gemeente van betekenis was voor de dorpsgemeenschap. Toen werd gezegd dat dit in een volgend beleidsplan aan de orde zou komen, over enige jaren. 

Sporen van God

De dorpskerkenbeweging ging tegelijk van start met de verschijning van het proefschrift van dr. Jacobine Gelderloos. Graag willen we leren van het onderzoek dat deze praktisch theoloog afrondde. Wat zijn haar conclusies naar aanleiding van haar boek Sporen van God in het dorp? Haar viel het op dat voor dorpelingen de aanwezigheid van de kerk vanzelfsprekend is, anders dan de aanwezigheid van de bakker of de basisschool. Dominant in de kleine kerken is volgens haar de vraag naar de toekomst én hoe de activiteiten te organiseren zijn. Het motief van een dorpsgemeente moet volgens Gelderloos de actieve betrokkenheid op het dorp zijn. Haar advies? Je stap voor stap meer te laten zien in het dorp, in de dorpskrant, tijdens het dorpsfeest, oog te hebben voor de woningmarkt, de voedselvoorziening, duurzaamheid, kortom aan leefbaarheidsvraagstukken. Samengevat: richt de blik naar buiten, niet naar binnen. 

Heiligheid

Is dit het eerste wat we tegen een gemeente in de marge zeggen: ‘Naar buiten tredenover allerlei maatschappelijke thema’s!’ Dat is een ander pleidooi dan het uitdragen van het Evangelie in jouw dorp, dan vanuit een diaconaal motief de voedselbank te bevolken, de eenzaamheid te bestrijden. Ik maak een andere keus door in te zoomen op de heiligheid van God. Juist de ambtsdragers hebben de taak te waken over de heiligheid van de gemeente. Heilig, dat is het volmaakte, het onbevlekte, dat is de sfeer die bij God hoort, die het wezenlijke van de Heere aanduidt. Die heiligheid dient het leven van de gemeente te stempelen. ‘Wees heilig, want Ik ben heilig.’ (1 Pet.1) Dan letten we erop dat Psalm 93 de heiligheid het sieraad van Gods huis noemt. Een sieraad, dat wil je toch hebben, dat schaf je aan voor jezelf en voor een ander? Kortom, door als gemeente heilig te leven dienen we de Heere naar Zijn wil én zijn we van betekenis in de dorpsgemeenschap.

Dat laatste leren we uit Handelingen 2, de eerste christengemeente: ‘En zij volhardden in de leer van de apostelen en in de gemeenschap, in het breken van het brood en in de gebeden.’ Nee, denk niet dat het hierbij gaat om een bijzondere categorie christenen, het waren mensen zoals wij. Want al heel snel lezen we over Ananias en Saffira, over de kracht van de zonde. Waar de gemeente echter blijft bij de essenties van de kerk, de vier kenmerken uit Handelingen 2, vindt ze ‘genade bij heel het volk. En de Heere voegde dagelijks (!) mensen die zalig werden, aan de gemeente toe’.

Hier ligt ook in kleine gemeenten dé taak van ambtsdragers: niet om met weinigen zoveel mogelijk werk te doen, maar om te bewaken dat de gemeente dit als haar kern blijft zien. Zo bewaart de kerkenraad de gemeente bij Christus, zo ontdekt ze de gaven die andere gemeenteleden hebben om haar opbouw te dienen, zo zijn we in de kerk aan elkaar gegeven. 

Gemeenschap

Waar de blijdschap van het geloof ervaren wordt, waar geen mens buiten beeld blijft maar er juist oog voor de ander is, waar de ander uitnemender geacht wordt dan jezelf, waar Christus centraal staat en Hij alleen – daar ontstaat een gemeenschap, daar willen mensen bij horen, daar groeit onderlinge liefde als vanzelf.

Ik besef dat dit tegelijk een kritische vraag naar ons is. Want het menselijke is er altijd weer, het zondige. Juist in kleine gemeenten ben je op elkaar aangewezen, op de ander die je niet uitgezocht hebt, die jou zo snel irriteren kan, op de ander die wel ambtsdrager is maar van wie je vindt dat hij best wat meer kan doen… Laten we dan altijd weer samen teruggaan naar de Schrift, naar het eigene van de gemeente. Een relatief groot aantal van onze (oudere) predikanten zit momenteel ziek thuis, ook onder degenen die kleine gemeenten dienen. De eerste vraag die ieder daarom gesteld wordt, is of we de ander in dienende liefde voorgegaan zijn.

Die gemeenschap der heiligen, ze overstijgt de generaties. Waar die gevonden wordt, kijkt Jezus Christus uit de hemel mee en zegt Hij tegen ons: ‘Ik heb voor u een geopende deur gegeven en niemand kan die sluiten, want u hebt weinig kracht en toch hebt u Mijn Woord in acht genomen en Mijn Naam niet verloochend.’

En, gaan we dan vanzelf groeien? Nee, nergens wordt in de Bijbel over de grootte van een gemeente gesproken. Maar… we ervaren wel Gods zegen, Zijn kracht in onze kleinheid. Juist waar de profeet Zacharia spreekt over ‘het geschieden door Mijn Geest’, spreekt hij over de dag van de kleine dingen. Zo mag ons oog gescherpt worden voor de dagelijkse zegen, voor de voortgang van het werk. Dáárin ligt al veel waarde. Dan kun je blij zijn met een catechesegroepje van vier jongeren. 

Kerkrentmeesters

Naast de zorg voor de opbouw van de gemeente is er de zorg van de kerkrentmeesters. Echter, het gebouw en andere bezittingen vormen de gemeente niet. Die bezittingen dienen de opbouw van de gemeente zelf, de uitbreiding van het Koninkrijk van God. Een rentmeester mag tijdens de afwezigheid van zijn heer de goederen beheren, gericht op vermenigvuldiging.

Het is altijd weer belangrijk om vanuit dit perspectief naar je werk als kerkrentmeester te kijken, zeker als het onderhoud van het gebouw als een steen op je maag drukken kan. De kerk is evenwel geen monumentenbeheerder, maar draagt de schat van het Evangelie. Binnen onze kerk is er sinds enige jaren een projectgroep actief die gericht is op ontzorgen van gemeenten ten aanzien van de kerkgebouwen. Het gaat dan om een centraal informatiepunt met vragen over het beheer, over het ontwikkelen van actuele standaarden voor kwalitatief goed beheer. Onder meer wordt er gekeken naar het vrij besteedbare vermogen in relatie tot vaste onderhoudskosten. Veel kerkrentmeesters besloten de voorbije jaren een te duur geworden pastorie te verkopen. Het spreekt voor zich dat hiermee minder pijn gemoeid is dan met het afstoten van kerkgebouwen, plaatsen waar een diep emotionele band mee ervaren wordt. 

Gemeenteadviseurs

Wat het werk van de commissie Steunfonds van de Gereformeerde Bond betreft zien we een spanningsveld ontstaan, ook door de bezuinigingen in de dienstenorganisatie van de kerk. Vanouds is onze ondersteuning gericht op het behoud van de predikantsplaats, in een zo groot mogelijke omvang. De gemeenteadviseur is wegbezuinigd, ook de gemeenteadviseur Kerkbeheer die de gemeenten bezocht, terwijl situaties in de gemeenten moeilijker en complexer worden. Het betekent dat door deze commissie op een breder terrein geadviseerd wordt, waarbij hier en daar grenzen in zicht komen. 

Samenwerking

Hoe staan we tegenover samenwerking van gemeenten? De kerk kent het project SAGE (Samenwerking gemeenten): een project dat zich ‘richt op het ontwikkelen en uitbouwen van de samenwerking tussen de gemeenten waardoor de vitaliteit van gemeenten gestimuleerd wordt en de gemeenten (nog beter) kunnen voldoen aan hun opdracht en roeping. Hierbij is de autonomie van de afzonderlijke gemeenten uitgangspunt’.

Onze tijd vraagt dat we verder kijken dan de eigen (kleine) gemeente. Het komt nogal eens voor dat de identiteit van een gemeente vooral gemarkeerd wordt door waarin ze net iets anders is dan de buurgemeente, wat onderling grensverkeer bevordert en de buurgemeente zelfs als een bedreiging gezien kan worden voor ons voortbestaan.

We hebben elkaar echter hard nodig én zoeken in het contact met de ander onze identiteit te bewaren en te versterken. Juist in een kwetsbare regio is het van belang kerkelijk werk doorgang te laten vinden: de zondagse verkondiging, de toerusting van gemeenteleden. Het is goed de vraag te stellen wat we samen kunnen doen in de huwelijkscatechese, in de vorming van jeugdwerkers, op andere terreinen. Soms heeft de ene gemeente voldoende kader, de andere wat meer jongeren, de derde heeft financiën, soms kun je wat meer volume geven aan een catechesegroepje. 

Opdracht en belofte

Tot slot, we bemoedigen elkaar niet het meest met het delen van ervaringen – al zit daar zeker bemoediging ook, evenals je die ervaart in het lezen van kerkgeschiedenis, als je ziet dat God getrouw is. We steunen elkaar echter vooral door te wijzen op Christus, Die na Pasen de opdracht gaf te leren wat Hij ons geboden heeft.

En bij een opdracht hoort in de Bijbel een belofte. ‘En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld.’ En toen Hij dit gezegd had, voer Hij op naar de hemel. En toen Hij in de hemel was, zond Hij de Heilige Geest. Om het werk van die Geest bidden we, voor de kerk, voor al de gemeenten.

P.J. Vergunst