Waar bent u naar op zoek?

blog

Er valt wat van prof. H. Berkhof te leren

Gereformeerde Bond in 2025

30-05-2011

De Gereformeerde Bond hield vorige week donderdag, 26 mei, zijn jaarvergadering. Ds. H.J. Lam, voorzitter van het hoofdbestuur, vroeg zich tijdens zijn openingswoord af waar de Gereformeerde Bond zich over tien of twintig jaar zal bevinden.

Hoe zag de Gereformeerde Bond er pakweg tien, twintig jaar geleden uit? Wat bij deze vraag met name in gedachten komt, is Samen op Weg. We herinneren ons de grote moeite die we ermee hadden, omdat we vreesden dat de belijdenis in de verdrukking zou komen. Gaan we verder terug in de tijd, bijvoorbeeld naar de jaren zestig, dan stuiten we op het geding over de verzoening dat ds. G. Boer met de kerk voerde. De ruim een eeuw oude geschiedenis van onze vereniging levert veel interessants op als we erin terugblikken en ons afvragen hoe de Bond er op een bepaald moment uitzag.

 

In ontwikkeling

Misschien is het nog interessanter de vraag te stellen hoe onze vereniging er over zo’n tien, twintig jaar uit zal zien. Daar kunnen we ons veel minder bij voorstellen. Wie immers kan in de toekomst kijken? Toch heb je er soms je gedachten over. Zou het mogelijk zijn dat de Gereformeerde Bond een koers inslaat waardoor hij veel weg krijgt van wat ooit het Gekrookte Riet heette – of, zoals een van onze vroegere voorzitters de beweging noemde, de Gekneusde Bamboe? Nee, dat zie ik niet direct gebeuren. Daarvoor is het katholiek besef onder ons te sterk ontwikkeld en zijn we te zeer beïnvloed door mannen als Hoedemaker, Noordmans en Van Ruler.

Of zal onze vereniging meer een beweging de andere kant op maken, waardoor wij gaan lijken op broeders en zusters die confessioneel of middenorthodox zijn? Soms denk je symptomen daarvan te zien, zowel onder predikanten als in gemeenten. Je ontwaart gemeenten die innerlijk volop in ontwikkeling zijn, terwijl hun predikant meer in klassieke patronen denkt en werkt. Het omgekeerde komt ook voor: een predikant is in zijn theologiseren zijn (meer behoudende) gemeente vooruit. Er zijn ook mengvormen, tot in ons eigen hart toe.

 

Prof. Berkhof

Een geschrift dat ons enigszins in de toekomst doet kijken, is prof.dr. H. Berkhofs Crisis der Middenorthodoxie

uit 1952. Nogal eens lees ik erin. Uitvoerig heeft hij het over de Gereformeerde Bond. Hij ziet er weinig openheid. ‘Men voelt zich het veiligst in het isolement, en is blij als men met rust wordt gelaten.’ Daarentegen waardeert Berkhof de prediking in de Bond. Niet zozeer vanwege haar vorm en haar theologisch gehalte; die vindt hij onder de maat. Maar wel vanwege de ondertoon in deze prediking: zij stelt de gemeente schuldig voor God. Dat mist hij node in de middenorthodoxie.

Dit alles schreef Berkhof zestig jaar geleden. Inmiddels is er veel veranderd. Het midden van de kerk is kleiner geworden en zijn theologische ruggengraat zwakker. De Bond heeft openheid naar de kerk in haar geheel gekregen en is behoorlijk uit zijn isolement gekomen.

Er is zelfs zoveel veranderd dat de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat Berkhofs vroegere kritiek op het midden van de kerk nu óns geldt. Ik zal ter illustratie enkele zinnen aanhalen. ‘Tegenwoordig is een bloeiende gemeente een heel bedrijf geworden. Het wemelt van raden, commissies, kringen en cursussen. Veel gemeenteleden zijn daarbij ingeschakeld. We mogen er dankbaar voor zijn. Slaperige vormen van gemeente-zijn willen we niet. Bovendien moeten wij ons licht laten schijnen in deze wereld.’

 

Diepteboring

Maar, vraagt Berkhof dan, zijn we er echt gelukkig mee? En in hoeverre maskeert al deze drukte eigen geestelijke onzekerheid?

Vervolgens doet hij een diepteboring wanneer hij stelt dat deze Amerikaanse, koortsachtige activering van het gemeenteleven voortkomt uit een onjuiste prediking van wet en evangelie, waardoor de wet een mens niet meer aanklaagt en dodelijk raakt, en het evangelie hem niet meer in de ruimte stelt.

Is niet meer dan één Gereformeerde Bondsgemeente hierheen op weg? Wie zijn oor her en der te luisteren legt, merkt immers op dat in de prediking de aanklacht van de wet aan kracht inboet en mitsdien ook het bevrijdende van het evangelie. Hoe zal dit zijn over tien, twintig jaar? Heeft onze beweging zich dan teweer kunnen stellen tegen – zoals prof.dr. J. Severijn dat uitdrukte – de verslappende geest van het calvinisme?

 

Feller licht

We kunnen hier de analyse van drs. W. Dekker van de IZB in zijn jongste boek Marginaal en missionair naast leggen. Daarin peilt hij de crisis van de kerk, die in feite een crisis van het christelijk geloof is. Waar zal deze crisis ons over tien à twintig jaar hebben gebracht?

Nog feller licht doet prof.dr. A. van de Beek over de huidige kerkelijke situatie schijnen. Daarbij ontziet hij de Gereformeerde Bond niet. Hij wordt niet moe te vragen of we voldoende beseffen dat wij hier op aarde vreemdeling zijn, omdat wij ons thuis in de hemel hebben bij Christus. Waar dat niet beseft wordt, vallen wij ten prooi aan secularisatie; dat wil zeggen dat de eeuwigheid uit de tijd raakt.

Moet de Gereformeerde Bond zich de analyse van Van de Beek niet aantrekken? Zo niet, dan zullen wij eveneens seculariseren en over tien, twintig jaar in middenorthodox vaarwater zitten.

 

Iets doen

Kunnen we er iets tegen doen? Inderdaad, die vraag komt boven. Wat moeten we doen? In het Nieuwe Testament wordt die vraag ook gesteld. Door de cipier uit Handelingen 16, op een crisismoment in zijn leven.

Stellen wij niet allemaal van tijd tot tijd deze vraag, als gemeenteleden, als kerkenraden, als voorgangers? Wat moeten wij doen? Een begrijpelijke vraag. Want willen wij de crisis bezweren, willen wij niet middenorthodox worden, willen wij bij Schrift en belijdenis blijven, dan moeten we toch wat dóen?!

In gedachten zie ik Luther zijn hoofd schudden. Ik hoor hem zeggen: ‘Wat doen? Typisch iets voor Adam, die liever door werken gebouwd wil worden.’ Een echt Luther-zinnetje, waarin het hart van zijn theologie klopt: ‘Adam wil liever door werken gebouwd worden.’

Door zo’n zinnetje onderken je van Godswege in één keer wat er aan de hand is, namelijk dat wij, ook als gereformeerde christenen, altijd maar wat willen doen. Net als Adam. Want we zíjn Adam. Terwijl we amper door hebben, waar willen hebben dat Gód doende is, dat Híj door Zijn gericht en Zijn genade alles tot stand brengt, in deze wereld, in ons eigen leven, en dus ook in de kerk.

Adam leeft er echter van dat hij wat doet, om zo zichzelf te kunnen bewijzen. Zijn werken – ook en juist zijn goede werken – vormen een schuilplaats waarin hij zich verstopt wanneer God hem roept. Het maakt niet uit of dat werken zijn van het verstand of van het hart of van de hand. Deze vlucht van Adam voor Gods gratie in eigen prestatie, deze verandering van de theologische situatie (waarin God handelt) in een ethische (waarin wij denken aan zet te zijn) past helemaal bij Adam. Hij wil liever door werken gebouwd worden.

Zijn wij ook niet vaak aan het bouwen? Daarom wordt er van alles om de prediking heen georganiseerd in plaats van dat wij ons door de prediking laten gezeggen. Daarom maken veel gemeenten, ook de onze, vaak zo’n ADHD-achtige indruk. Daarom proberen we op allerlei niveau te laten zien dat we als kerk, als gemeente, als christen toch echt relevant zijn. Want Adam wil liever door werken gebouwd worden. Hij denkt dat alles maakbaar is.

 

Ontwaken

Hoe doorbreken wij dat? Wij hebben niet zoveel te doorbreken. Paulus en Silas beseften dat. Vandaar dat zij de stokbewaarder op zijn vraag wat te doen antwoordden: ‘Geloof in de Heere Jezus Christus.’ Door dit geloof is het dat wij gerechtvaardigd worden en dat ons alle doen uit handen genomen wordt, zodat wij niet meer door eigen werken gebouwd hoeven te worden, maar door het volbrachte werk van Christus.

Is het niet met name door middel van de prediking dat God dit alles dóet?! Zeker, de prediking mangelt al te dikwijls. Vandaar dat Miskotte verzuchtte – ds. Dekker citeert hem in het genoemde boek: ‘Mijn vrienden, waarom gaan wij niet met plezier naar de kerk? Omdat het verlangen sterft. Omdat wij eigenlijk nooit meer in nood zijn. Omdat de dood huist in ons binnenste. Maar o! als wij doden ontwaken… Ik geloof dat dat weleens gebeurt. En dan komen we niet met verwilderde ogen naar boven, maar bijna onmiddellijk met vrolijke ogen.’

Dat doet God door de prediking, ook anno 2011. Want de verkondiging van Gods Woord ís – naar reformatorische overtuiging – Gods Woord.

 

Vaste ernst

Van Luther is een toespraak bekend voor een synode, waaruit ik enkele regels doorgeef. ‘Wanneer u op deze eerbiedwaardige synode veel dingen vaststelt en regelt, maar er niet de hand aan houdt dat voorgangers als leraars van het volk de opdracht krijgen om hun inhoudsloze gefantaseer na te laten en zich bezig te houden met het zuivere evangelie en de uitleg daarvan, om erop bedacht te zijn het volk met vrees en beven het Woord der waarheid te verkondigen, ten slotte om menselijke meningen terzijde te stellen en zo trouwe medearbeiders van God te worden bij het werk der wedergeboorte, – wanneer u dit alles niet met grote vlijt beoefent en er met vaste ernst om bidt, dan kan ik u van tevoren zeggen dat al het andere er níet toe doet, dat wij geen stap verder komen. Want hier gaat het om de reformatie der kerk, hier ligt de grondslag van alle godzalig leven. Daarom moet deze stelling vaststaan: de kerk wordt slechts geboren uit het Woord en kan naar haar wezen slechts bestaan door het Woord.’

 

Grote dag

Dit heeft onze synode ter harte te nemen bij alle wind van leer waaronder onze kerk gebukt gaat. Dit hebben wíj ter harte te nemen, willen we over zo’n tien, twintig jaar nog echt gereformeerd zijn.

Intussen proberen wij nog verder te kijken: naar de dag van Christus’ wederkomst. En met Guido de Brès zeggen wij: ‘Die grote dag verwachten wij met groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften Gods in Jezus Christus, onze Heere.’

H.J. Lam

 

Ds. H.J. Lam is hervormd predikant te Ridderkerk en voorzitter van de Gereformeerde Bond.