Waar bent u naar op zoek?

blog

Als je thuis het huwelijk op z’n slechtst gezien hebt…

Geschonden vertrouwen

30-05-2016

‘Wat uw vijand niet mag weten, zeg dat uw vriend niet.’ Deze Joodse spreuk leert ons dat we zelfs teleurgesteld kunnen raken in de mensen die ons zeer nabij staan. Vertrouwen dat gegeven is en beschaamd wordt, raakt mensen diep én beïnvloedt hun keuzen.

De man die naast mij komt zitten in de tram, geef ik mijn portemonnee niet mee, zelfs als een onberispelijk uiterlijk een beschaafd innerlijk lijkt te weerspiegelen. Mensen die ik niet ken, van mij wordt niet gevraagd hen geheel te vertrouwen. Uiteraard ga je ervan uit dat een vreemde die je de weg vraagt, jou niet de verkeerde kant opstuurt. Dát vertrouwen is gebaseerd op gewone omgangsvormen.

Psalm 9

Wie zich diepgaander openstelt voor de ander, wie de ander zijn of haar vertrouwen wel schenkt, die moet zijn medemens kennen. Kennen en vertrouwen, ze zijn twee kanten van een medaille. Op mooie wijze heeft David dit in Psalm 9 verwoord: ‘Wie Uw Naam kennen, zullen op U vertrouwen, omdat U, HEERE, niet hebt verlaten wie U zoeken.’ Als je de Heere persoonlijk kent, dan weet je dat Hij een schuilplaats is, dat de Naam die Zijn identiteit uitdrukt, een veilige vesting is.

***

Een van de dingen die elk mens op weg naar de volwassenheid moet leren, is wie hij vertrouwen kan. Je kunt je geluk, je veiligheid, zelfs je leven aan de verkeerde personen of zaken toevertrouwen. Israël moest het uit de mond van Mozes (Deut. 28) horen dat hoge en versterkte muren, ‘waarop u in heel uw land vertrouwde’, hen niet zouden redden. Uit Psalm 146 leren we niet op prinsen te vertrouwen, ‘op het mensenkind, bij wie geen heil is’. En Salomo, die in een paleis zijn bed had staan, schrijft dat ‘wie op zijn rijkdom vertrouwt, ten val zal komen.’ (Spr. 11:28)

Niet beschaamd

Gelukkig is er in het Oude Testament ook een andere lijn, dankzij Góds trouw. ‘Op U hebben onze vaderen vertrouwd, zij hebben vertrouwd en U hebt hen bevrijd. Tot U hebben zij geroepen en zij zijn gered, op U hebben zij vertrouwd en zij zijn niet beschaamd.’ (Ps. 22) In de aanvechting van het geloof en in de zorg vanwege ons dagelijkse bestaan is de trouw van de God van het verbond bepróéfd gebleken. Van Hem heeft David vertrouwen geleerd: ‘U bent het toch Die mij vertrouwen gaf.’

In de Psalmen zien we dat Gods kinderen juist in moeilijke levenssituaties dat vertrouwen beoefenen. Als David door de Filistijnen achtervolgd wordt en naar Gath moet vluchten, belijdt hij (Ps. 56): ‘Ten dage als ik vrees, zal ík op U vertrouwen.’ In Psalm 31 gaat het zelfs om plannen hem van zijn leven te beroven. ‘Maar ík vertrouw op U, HEERE.’

Relaties

Vertrouwen is essentieel voor elke relatie die werkelijk wat betekent. De opstellers van de catechismus hebben het beseft toen ze verwoordden dat een waar geloof niet alleen een stellig weten is ‘waardoor ik alles voor waarachtig houd wat ons God in Zijn Woord geopenbaard heeft’, maar ook een vast vertrouwen ‘dat de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt dat niet alleen anderen, maar ook mij vergeving van zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is’.

Vertrouwen op de beloften van God, vertrouwen op Zijn barmhartigheid – dat is tegelijk afzien van alles buiten Christus. Dat kan alleen als je God werkelijk vertrouwt, als zekerheid je geschonken is, als je ziet dat de woorden van het Evangelie ‘niet ja en nee’ zijn (2 Kor. 1:19), maar dat ze ‘in Christus ja zijn’.

Prediking

Vertrouwen in het Woord, dat kunnen we gelukkig restloos: ‘Heel de Schrift is van God ingegeven.’ (2 Tim. 3:16a) Op de prediking van het Evangelie wil je je als hoorder ook kunnen verlaten, om zondags met zegen je open te stellen. In de praktijk is dat lastiger als ‘Christus niet in waarheid verkondigd wordt’. (Fil. 1:18) Wil die verbondenheid in de eredienst er zijn en wil je je durven verlaten op de verkondigde boodschap – het gaat immers om mijn eeuwige toekomst –, dan moet je weten onder het gehoor van een geroepen en gezonden dienaar van het Woord (Rom. 10) te zitten.

Om dat vertrouwen niet te blokkeren, vraagt dit van onze voorgangers nauwgezette studie van de Heilige Schrift, een biddend en meditatief leven, concentratie op het heilige, bewogenheid met mensen die sterven moeten.

Geloofwaardigheid

Waar we binnen de christelijke gemeente in de omgang met God en voor een goede omgang in de samenleving vertrouwen als essentieel zien, zal Gods tegenstander niets doen dan proberen dit vertrouwen te schenden, te schaden. Dat begint reeds als we zijn woorden voor het eerst in de Bijbel horen: ‘Is het echt zo dat God gezegd heeft: U mag niet eten van alle bomen in de hof?’ Hij wil de betrouwbaarheid van de Heere ter discussie stellen.

Alertheid daarop is het begin van een waakzame houding. Als ambtsdrager mag je zuinig zijn op het vertrouwen dat gemeenteleden je schenken, als leerkracht weet je dat het vertrouwen van kinderen en jongeren kwetsbaar is. Als christenpoliticus besef je dat jouw daden in de gemeenteraad of Tweede Kamer gesproken woorden krachteloos kunnen maken.

Funeste uitwerking

Ook voor ouders geldt dat het vertrouwen van hun kinderen verspeeld kan worden, dat het bederf van het beste iets slechts kan opleveren. Een legerpredikant schreef jaren geleden al in een boekje over het gedrag van mannen: ‘Ik kom in mijn werk relatief weinig jongens en meisjes tegen met waardering en respect voor hun ouders. Velen zijn totaal op hun ouders uitgekeken.’ In het kader van geloofwaardigheid stelt hij de vraag: ‘Wat ik van mijn kinderen verwacht, volbreng ik dat zelf?’

Daarom: laten we beseffen dat een dubbelleven, een slordige levenswandel of rechtzinnigheid zonder vroomheid funest kunnen uitwerken in het leven van degenen voor wie we verantwoordelijkheid dragen. Tijdens de regionale studiedag over pastoraat rond huwelijk, relaties en seksualiteit die de Gereformeerde Bond in april in Almkerk belegde, kwam dit in de workshop van ds. B.A. Belder scherp aan het licht. De predikant uit Brakel vertelde dat samenwonende stellen binnen de gemeente soms niet tot een huwelijk kunnen komen, omdat ze in het ouderlijk huis het huwelijk op z’n slechtst hadden gezien, dat anderen opteren voor samenwonen vanwege de echtscheiding van hun ouders of andere negatieve levensgebeurtenissen. Van twintigers weten we dat ze soms moeilijk in een relatie met een ander kunnen groeien, omdat ze de pornobeelden niet meer van hun netvlies krijgen kunnen. Het zijn voorbeelden van geschonden vertrouwen, aansporingen om naar beschadigde mensen lang te luisteren voor we met onze woorden komen.

Vriendschap

Onze maatschappij heeft vrouwen en mannen nodig die als identificatiefiguur voor hun nabije omgeving kunnen dienen, die integer en transparant zijn, die overtuiging en levenswandel verenigen, die (met vallen en opstaan) verlangen de Heere te dienen. Het gezin is de plaats waar door onvoorwaardelijke liefde naar elkaar zo’n leven beoefend kan worden. Een vriendschap is een relatie waarin eigen kwetsbaarheid getoond kan worden en het goede voor de ander gezocht. De christelijke gemeente is ons geschonken om de ander tot een leven bij Gods geboden te stimuleren. Zo kan vertrouwen groeien, langzaam groeien.

In het licht

God wil dat wij in het licht wandelen, dat houdt een leven in gehoorzaamheid aan Hem in. Gevolgen voor de omgang met elkaar, voor het vertrouwen van elkaar, zal dit naar Zijn belofte hebben. Bij duisternis hoort liegen – en liegen betekent het schenden van de band van vertrouwen. ‘Maar’, zegt de Heilige Geest bij monde van Johannes, ‘als wij in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar…’

Wie in het licht wandelt, draagt geen masker, opent zijn hart voor de ander, deelt zijn innerlijk op elke plaats waar hij zich veilig weet. En tussen de bedrijven door groeit het vertrouwen.

P.J. Vergunst