Waar bent u naar op zoek?

Gezag ontvang je

ds. M. Krooneman
Door: ds. M. Krooneman
03-11-2022

De vraag naar gezag en ambt blijft een actuele. De spanning tussen het gezag dat volgens de Bijbel is gegeven met het ambt, en de gezagskritische tijd waarin we leven, groeit alleen maar. In coronatijd werd duidelijk dat het gezag van autoriteiten niet meer algemeen wordt erkend.

Over deze kwestie schreef ik in 2019 al eens in De Waarheidsvriend. Verder studerend over dit thema ontdekte ik bij de Amerikaanse theoloog Victor Lee Austin gedachten die verder kunnen helpen in dit spanningsveld. Hij behandelt in zijn boek Up With Authority de geschiedenis van Jezus’ ontmoeting met de hoofdman over honderd in Mattheüs 8 (zie kader). Hier gaat het ook over gezag.

Gezagsketen

In vers 8 erkent de hoofdman over honderd de autoriteit (of: het gezag) van Jezus, zelfs over ziekte en verlamming: ‘Heere, (…) spreek slechts een woord, en mijn knecht zal genezen zijn.’ Zo’n groot geloof heeft Jezus zelfs in Israël niet gevonden (vs.10). Maar als de hoofdman in vers 8 de autoriteit van Jezus erkend heeft, zegt hij in het daaropvolgende vers (9): ‘Want ook ik ben een mens onder het gezag van anderen en heb zelf soldaten onder mij.’ Dat de hoofdman soldaten onder zich heeft die hij kan bevelen, spreekt vanzelf. Over hen heeft hij gezag. Toch noemt de hoofdman zichzelf niet – zoals te verwachten is – een mens mét gezag maar ‘een mens ónder gezag’. Waarom? Hij is toch juist degene die gezag uitoefent?

Dat is waar, en toch zegt de hoofdman dat hij een man ónder gezag is. Hij oefent gezag uit, maar staat ook zelf onder gezag. Hij staat blijkbaar in een ‘gezagsketen’, die hiërarchisch loopt van boven naar beneden. Zo is dat in het leger vandaag nog.

Ook ik

Opvallend is echter dat de hoofdman zegt: ‘ook ik ben een man onder gezag’. Dit woord ‘ook’ wijst erop dat die hoofdman Jezus op diezelfde manier ziet: als Iemand onder gezag van anderen, en Die daarom ook Zelf gezag draagt en uitoefenen kan: in dit geval zelfs over de ziekte van de zoon van de hoofdman. Dat Jezus een autoriteit is, heeft volgens de hoofdman dus alles te maken met het feit dat Hij onder autoriteit staat. Zo is het immers ook in zijn eigen positie als hoofdman. Hij ontleent zijn autoriteit over die honderd soldaten onder hem, aan degene die weer over hém gesteld is en aan wie híj verantwoording schuldig is. Zo werkt het in een hiërarchische structuur.

Daar zegt de hoofdman iets belangrijks: Jezus heeft autoriteit, zelfs over ziekte en dood, en Hij ontleent die autoriteit aan iemand ‘boven’ Hem. Die autoriteit is God Zelf. Wat de hoofdman zegt, wordt door Jezus niet gecorrigeerd of tegengesproken. Nee, hij heeft iets goeds gezegd, er spreekt groot geloof uit! Hier raakt de hoofdman de kern van wat autoriteit is. Autoriteit ontleen je altijd aan iets/iemand anders dan jezelf. Dat is anders dan bij macht. Wie macht heeft, kan zeggen: ‘Omdat ik het wil, gebeurt het.’ Er kunnen geen vragen gesteld worden en er hoeft geen enkele rechtvaardiging voor te zijn – mijn wil is wet. Gewoon, omdat ik het zeg. En anders dwing ik het af. Dat is macht, absolute macht.

Niet Mijn wil

Zo niet met gezag of autoriteit. Autoriteit hebben is onder autoriteit staan. Je staat in een gezagsketen. Jezus ontleent Zijn autoriteit aan God Zelf, Die Hem een Naam heeft gegeven boven alle naam en Die elke knie doet buigen voor Hem (Fil.2). God brengt eenieder onder het gezag van Christus. En die autoriteit van de Heere Jezus heeft er alles mee te maken dat Hij Zich op Zijn beurt aan (de wil van) de Vader onderwerpt – denk aan de intense worsteling in de hof die uitloopt op het gehoorzame ‘niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede’ (Luk.22:42). Hier erkent Hij het gezag van de Vader over Zijn leven ten volle. Dit is een kernpunt als het om gezag gaat. Gezag draait nooit om zichzelf, om de gezagsdrager. Dan wordt het macht en al snel machtsmisbruik. Prof. A.A. van Ruler spreekt hier van ‘geestelijke tirannie’. Gezag is altijd afgeleid gezag, uiteindelijk afgeleid van de hoogste gezagsdrager, de bron van alle gezag: God. Hij is de Autoriteit bij uitstek. Het woord autoriteit, auctoritas, komt van het Latijnse auctor – dat is ‘maker, oorzaak, stichter’. De maker, oorzaak, stichter van iets voert gezag over zijn maaksel. Daarom is God als Schepper de uiteindelijke Auctor, Autoriteit.

Kwetsbaar

Dit besef maakt de kern van het gezag van het ambt uit. Inderdaad, dat geeft de ambtsdrager iets kwetsbaars: gezag draait niet om hem. Zijn autoriteit hangt af van het geautoriseerd worden. Zo is het ook met de hoofdman. Hij is bij het bevelen geven aan zijn ondergeschikten afhankelijk van autorisatie door zijn meerdere. Hoewel op een volstrekt unieke manier is zelfs Jezus bij het uitoefenen van Zijn autoriteit ‘afhankelijk’ van de Vader. Is het daarom dat Hij, bijvoorbeeld voor Hij een blinde geneest, omhoog kijkt naar de hemel, als een stil gebed om kracht?

Deze visie op gezag haalt al het vanzelfsprekende onder de uitoefening van gezag in de kerk vandaan. Het bepaalt ons als gezagsdragers erbij dat wij ons gezag ontlenen aan God Zelf. Wie over anderen gesteld is, moet eerst en vooral beseffen onder God gesteld te zijn. Dat geldt ook de overheid, de autoriteit bij uitstek in een samenleving: zij is dienares van God (Rom.13:4). Dat de ambtsdrager gezagsdrager is onder God, blijkt daaruit dat hij te handelen heeft in overeenstemming met de wil van God, zoals blijkt uit Zijn Woord. Van Ruler heeft gezegd dat de ambtsdrager alléén gezag heeft als wat hij doet in gehoorzaamheid is aan het Woord. Zodra de ambtsdrager handelt tegen het Woord in, verdwijnt zijn ambtelijk gezag.

Labiel evenwicht

Van Ruler spreekt hier van ‘een labiel evenwicht’. Labiel in de zin van kwetsbaar, gemakkelijk te verstoren. Enerzijds moet de gemeente de ambtsdragers erkennen en gezag toekennen, omdat de leiding van de gemeente op basis van het Woord in het bijzonder aan de ambten is toevertrouwd. Anderzijds maakt deze afhankelijkheid van het gezag van het Woord dat de ambten nooit naar eigen goedvinden over de gemeente kunnen heersen, laat staan door een weg te wijzen die tegen Gods Woord ingaat. In dat laatste geval heeft de gemeente – die door de ambten wordt geregeerd – zelfs het recht en de plicht om de ambten ter verantwoording te roepen op grond van het Woord. Wat een zegen als ambtsdragers hun gezag uitoefenen in diepe afhankelijkheid van de hoogste Gezagsdrager. Daarvoor is genade nodig. Dan zal de ambtsdrager al zijn spreken en handelen steeds toetsen aan het onfeilbare Woord van God. En dan zal de gemeente de ambten hoogachten, juist omdat ze hun gezag ontlenen aan Hem Die alle gezag over ons leven toekomt.


Mattheüs 8

5 Toen Jezus Kapernaüm binnengegaan was, kwam er een hoofdman over honderd naar Hem toe, die Hem smeekte:

6 Heere, mijn knecht ligt verlamd thuis en lijdt hevige pijn.

7 En Jezus zei tegen hem: Ik zal komen en hem genezen.

8 De hoofdman antwoordde en zei: Heere, ik ben het niet waard dat U onder mijn dak komt; maar spreek slechts een woord, en mijn knecht zal genezen zijn.

9 Want ook ik ben een mens onder het gezag van anderen en heb zelf soldaten onder mij; ik zeg tegen de één: Ga! en hij gaat; en tegen de ander: Kom! en hij komt; en tegen mijn dienaar: Doe dat! en hij doet het.

10 Toen Jezus dit hoorde, verwonderde Hij Zich, en zei tegen hen die Hem volgden: Voorwaar, Ik zeg u: Ik heb zelfs in Israël zo’n groot geloof niet gevonden.

ds. M. Krooneman
ds. M. Krooneman