Waar bent u naar op zoek?

Globaal bekeken

J. van der Graaf
Door: J. van der Graaf
05-11-2020

In OnderWeg (magazine vanuit de Nederlands Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt) vertelt prof. dr. Herman Paul, hoogleraar Geschiedenis van de Geesteswetenschappen aan de Universiteit Leiden, over ‘houden van God’:

De vraag ‘waarom houd je van God?’ doet (…) een beroep op het hart, omdat het niet alleen met het verstand te beredeneren is. Toch is het een belangrijke vraag om regelmatig aan elkaar te stellen, omdat je geloof staat of valt met de liefde voor God.(…)

Op de vraag ‘waarom houd je van God’ antwoordt Herman Paul: ‘Ik houd van God vanwege zijn trouw en zorg voor mij, maar ook om de wereld in het groot. Hoewel ik God niet elke dag concreet in mijn leven ervaar, weet ik dat Hij niet loslaat wat zijn hand ooit begon. Omdat Hij mij liefheeft, wil ik Hem ook liefhebben.’ Zoekend naar woorden voegt hij eraan toe dat houden van God voor hem niet heel familiair is. ‘Ik zie God niet zozeer als mijn vriend, maar probeer te leven in ontzag voor de heilige God, zijn majesteit en macht. Ik ben dankbaar dat ik altijd kan terugvallen op zijn trouw en belofte.’

Het woorden geven aan de liefde voor God is voor Paul geen vrijblijvende denkoefening, maar juist van grote waarde: ‘Houden van God is de diepste laag van ons geloof, maar we oefenen ons er niet veel in om dat met elkaar te delen. De kerk is een oefenplaats waarin we voortdurend geoefend worden in de dienst aan God. In de kerk worden we telkens weer tot de orde van Gods Koninkrijk geroepen en daarin speelt taal een grote rol.’ Hij wijst op kerkliederen als bron waar het ‘houden van God’ op veelkleurige wijze wordt verwoord. ‘Zingen betekent dat je niet alleen woorden uitzingt, je zingt ook woorden in.’ Paul is dan ook blij dat er sinds kort weer in de Leidse Marekerk, waarvan hij met zijn gezin lid is, mag worden gezongen. Hij glimlacht. ‘Je ziet aan mensen dat het diep gaat als ze zingen. Dat merk ik ook bij mezelf. Dat is niet alleen iets van het hoofd, maar juist ook van het hart.’


In De Zaaier (kerkblad dat verschijnt in de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden) geeft Kees Bikker wekelijks onder de gemeenteberichten van Noordeloos een impressie van wat hem heeft getroffen. Een tijdje geleden ging het over ‘de Noordelose donk’:

Op een warme vrijdag had ik de gehele dag op m’n werkkamer gezeten. We worden nog steeds geacht zoveel mogelijk thuis te werken. Om 16.00 uur hield ik het voor gezien en ging ik naar de Noordelose donk, een waterplas midden in de polder.

Die plas vertelt het verhaal van de Alblasserwaard. Ooit, heel lang geleden, was het maaiveld van de Alblasserwaard bedekt met zand. Onder invloed van de wind vormden zich zandheuvels, die donken worden genoemd. Hier en daar in de Waard zijn nog van die zandheuvels zichtbaar, ze steken door de veen- en kleilaag heen die het zand in de loop der eeuwen bedekten. De Noordelose donk was zo’n zandheuvel. Ze is in de jaren ’30 van de vorige eeuw afgegraven. Het zand werd gebruikt voor de aanleg van de provinciale weg. In het boek ‘De Lekstreek’ van Teunis Vink, een proefschrift uit 1926, staat een foto waarin de donk als zandheuvel nog zichtbaar is. De afgegraven zanddonk is nu een plas water waar het heerlijk toeven is.

J. van der Graaf
J. van der Graaf