Globaal bekeken
Dr. H. Klink schrijft in Ecclesia (Vrienden van Kohlbrugge) over ‘Afschuw over moslimterrorisme en een overweging teneinde fanatici geen “voeding” te geven’. Hij vertelt:
Toen enkele jaren geleden voor het eerst cartoons gepubliceerd werden van Mohammed en cabaretiers de islam op de korrel namen, hoorde men met regelmaat terecht de vraag: is vrijheid van meningsuiting hetzelfde als het recht om te kwetsen? Het volgende kan illustreren hoe terecht die vraag is. Een goede kennis van me uit Italië vertelde me over haar eerste jaar op de universiteit. Het was rond 1970. Eén van de hoogleraren geschiedenis, een bekwame en ook gevierde man, kon het niet nalaten af en toe met bijtende spot te spreken over het christelijke geloof. Mijn kennis vertelde me dat zij indertijd nog maar kort geleden overtuigd christin was geworden. Toen de hoogleraar op een dag opnieuw een sneer naar het christendom gaf, liet zij in de collegezaal een protest horen. De hoogleraar was buitengewoon in zijn wiek geschoten en liet het niet na om dat in de weken daarop te laten merken door keer op keer schamper het christelijke geloof te blameren. Dit raakte haar zó dat ze besloot hem te gaan vertellen dat ze zijn colleges niet meer zou volgen: ‘Professor, ik waardeer uw colleges heel erg, maar ik kom niet meer, want u doodt mij.’ De hoogleraar keek ervan op. Hoe kon ze zich zó uitdrukken: ‘Ik dood u? Hoezo?’ ‘U doet dat door, wat voor mij het allerbelangrijkste is, zo naar beneden te halen. Als ik dit aan moet horen, sterft er iets in mij. En dat wil ik niet. Dáárom kom ik niet meer.’ (…)
Een feit is dat ze door haar ferme, maar ook kwetsbare houding indruk had gemaakt, want die avond belde hij bij haar aan en zei: ‘Luister, ik beloof dat ik geen nadelig woord meer spreek over het christelijke geloof, als jij me belooft me tijdens de colleges niet meer te interrumperen.’ Zij beloofde dat. Hun verhouding is zelfs in die mate goed gekomen dat ze veertig jaar na dato de beste vrienden zijn en hij door haar toedoen meer en meer sympathie heeft gekregen voor het christelijke geloof en dat ook in zijn publicaties laat weten. (…)
En dat is het probleem van veel seculiere mensen, juist ook als zij spotprenten verdedigen. Zij lijken niet te beseffen wat dat met iemand doet.
In een lijvig themanummer van Onderweg (magazine vanuit de Nederlands Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt) over vrijheid lucht ds. Pieter Kleingeld zijn hart over ‘dat veel predikanten gebukt gaan onder het predikantschap’. In niet mis te verstane woorden:
Pas liet ik de woorden: ‘je bent maar een voorbijganger’ tot me doordringen. Wat bedoelen mensen daarmee? Misschien wel dit: jouw mening is niet zo belangrijk, anderen spreken voor een groter deel van de gemeenschap. Jouw verleden, jouw gewoontes en verlangen doen er niet toe. Je bent een voorbijganger. Jij hoeft en mag hier niet wortelen en je gezin ook niet. Je bent een voorbijganger. Let goed op: misschien is de tijd voor jou, je gezin en je hypotheekschuld gekomen om te gaan. Jij bent niet meer dan een rimpel in een vijver. En het gaat om de vijver. Misschien bedoelen ze dat wel niet, maar op het verkeerde moment kun je dat wel horen.
Als je goed in je vel zit, kun je je gemeente ervaren als een verzameling paradijsvogels, een vrolijke ark van Noach. Maar zit je in het nauw, dan lijkt een kerk meer op de bush van Australië: vijftig procent van alle giftige dieren woont op dit continent. Wie vast komt te zitten in deze jungle heeft maar een kleine overlevingskans. (…)
Allereerst denk ik dat predikanten – en met ons jeugdwerkers, pastoraal en diaconaal werkers – een groter risico lopen om stuk te lopen op het instituut kerk dan de gemiddelde gelovige. Wij zijn inderdaad mensen die meer stuk kunnen maken en tegelijkertijd mensen die meer stuk gemaakt kunnen worden.