Waar bent u naar op zoek?

Globaal bekeken

Redactie: J. van der Graaf
Door: Redactie: J. van der Graaf
24-09-2020

In VolZin (magazine voor religie en samenleving) geeft rabbijn Lody van de Kamp in een interview een inkijkje in de secularisatie in de Joodse gemeenschap:

In Mokum, het Jeruzalem van het Westen, woonden in 1940 ongeveer 80.000 Joden. Een heel klein deel daarvan maakte dagelijks gebruik van de synagoge. Een groot deel kwam al lang niet meer in de gebedsruimte. Van het middensegment bezocht een deel – in herinnering aan het gedrag van de ouders of grootouders – de synagoge nog maar één of twee dagen per jaar, de Hoogtijdagen.

Hoe klein de behoefte aan een bezoek aan de synagoge was, bleek wel uit het feit dat zelfs op de allerheiligste dag op de kalender van het Jodendom, Grote Verzoendag of Jom Kippoer, voor heel Joods Amsterdam maximaal 6.000 plaatsen beschikbaar waren. Dus voor minder dan 10 procent van het totaal aantal Joden dat de stad rijk was. (…)

De Joden die wel herkenbaar zijn – door de kleding, door hun dagelijkse gang naar de synagoge met de bekende zak met de gebedsmantel en gebedsriemen onder de arm, de kinderen op weg naar school, de jongetjes met hun pijpenkrulletjes langs hun oren en de meisjes in hun rokken – gaan hun religieuze gang zoals het Jodendom dat al eeuwen doet.

••• Vorig jaar belegde het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond een predikantenconferentie onder de titel ‘Ademnood en vitaliteit van het gereformeerde leven’. Dr. J. van Eck sprak over ‘In de macht van de machten’. Een fragment over ‘geld en goed’:

‘Menigeen denkt,’ zegt Luther, ‘dat hij God en genoeg aan alles heeft, wanneer hij geld en goed heeft, zich daarop verlaat en er zich zo vast en stellig op beroemt dat hij om niemand iets geeft.’ Nu denken wij al gauw dat we te geestelijk zijn om op een zo platte manier tegen het eerste gebod te zondigen, maar daar zouden we ons wel eens in kunnen vergissen.

In het kader van 400 jaar Dordt hield ik voor een groep betrokken kerkgangers een verhaal over de Dordtse Leerregels. Ik had mij voorgenomen alleen lieve dingen over de Leerregels te zeggen en intussen wel ruimte te geven aan de angsten die de gedachte aan een godde‑lijke uitverkiezing bij sommigen mogelijk opgeroepen had. Maar zulke angsten bleken – bij de mensen voor wie ik mijn verhaal hield althans – tot het verleden te behoren.

Totdat ik als toegift nog even inging op een aspect van de verkiezing dat de Bijbel wel aandraagt, maar dat in de uitverkiezingsleer zoals de Leerregels die geven niet systematisch uitgewerkt is, namelijk Gods voorkeur voor het arme en achtergestelde: dat God niet veel ‘machtigen’, ‘wijzen’ of ‘aanzienlijken’ heeft uitverkoren, maar dat hij verkoren heeft ‘hetgeen niets is, opdat Hij hetgeen iets is te schande zou maken’ (1 Kor. 1:25ev.), en dat God heeft ‘uitverkoren de armen van deze wereld om rijk te zijn in het geloof’ (Jak. 2:5), waarbij ik de vraag stelde wat dat zou kunnen betekenen voor de verhoudingen tussen volkeren en mensen onderling en dat ik de uitverkiezingsleer vanuit teksten als deze nog wel eens een keer opnieuw zou willen doordenken en een naschriftje bij de Dordtse Leerregels schrijven.

Toen kwamen de vragen los: Kan iemand die geld heeft dan niet uitverkoren zijn? En zitten wij in Nederland en in West-Europa dan sowieso niet al fout ten opzichte van de armere delen van de wereld? Even kreeg het woord van God klem – ook op mijzelf. Een begin van bekering? Ik heb als bezitter van de grond en het huis dat mijn ouders mij hebben nagelaten, bijna dagelijks even het gevoel dat het allemaal zomaar in één ogenblik weggeblazen zou kunnen worden. Natuurlijk hoop ik dat dat niet gebeurt, maar toch. Wat betekent dat als Jakobus zegt dat de rijke ‘in zijn vernedering’ moet ‘roemen’ (1:9ev.). Ik heb er nog nooit een preek over gehoord.

Redactie: J. van der Graaf
Redactie: J. van der Graaf