Globaal bekeken
In TUA Connect (relatiemagazine van de Theologische Universiteit Apeldoorn) schreef ds. A. van der Veer over zijn opleiding tot christelijk gereformeerd predikant daar. In zijn hart brandde ‘een vuur dat nooit is gedoofd’:
Heel ons gezin leefde met me mee. Mijn vader heeft er zelf voor gezorgd dat ik in Apeldoorn kon gaan wonen. Hij is alleen naar Apeldoorn gegaan om een kamer voor mij te zoeken. In de trein ontmoette hij een domineesvrouw. Hij vertelde haar het hele verhaal. Resultaat was dat hij op station Apeldoorn direct de trein terug kon nemen. De vrouw had namelijk tegen hem gezegd: ‘Laat uw zoon maar bij ons komen wonen.’ Zo kreeg ik langs een bijzondere weg een kamer in de vrijgemaakte pastorie. Een totaal ander milieu dan ik gewend was. Dominee Jongeling was een geleerd man, met een grote liefde voor het Hebreeuws. In de jaren dat ik daar in huis was, promoveerde hij op een van de rollen uit Qumran. (…)
Geloof en studie
De tijd in Apeldoorn was een goede tijd. De hoogleraren waren bijzondere mensen. (…) Maar achteraf zeg ik: het was wel wat eenzijdig. Ik heb in Apeldoorn meer geléérd dan gestudeerd. Alles was erop gericht om toch vooral te slagen voor mijn tentamens. Tijd voor echte gesprekken en dieper nadenken was er niet. Misschien moet ik zeggen: nam ik niet. Naar Apeldoorn gaan betekende voor mij: straks dominee worden. Daar was alles op gericht. (…)
Als ik het over zou mogen doen, had ik meer tijd genomen voor studie. Dan had ik ook andere boeken gelezen, colleges gevolgd van hoogleraren op andere universiteiten, misschien een jaar gestudeerd in het buitenland.
In Theologia Reformata (het wetenschappelijke theologische tijdschrift van de Gereformeerde Bond) schrijft prof. dr. H.G.L. Peels in de Reflexen over ‘tekst en taal’. Daarin gaat hij uitvoerig in op ‘gewoon letterlijk lezen’ van de Bijbel. Een fragment:
Hoe leest gij, is de oeroude vraag die blijvend actueel is. Op een bepaalde manier keert die vraag in elke generatie weer. Daarbij klinkt op verschillende manier ook altijd weer de roep om zo dicht mogelijk bij de Bijbel te blijven en die als eenvoudige gelovige maar gewoon letterlijk te lezen. (…)
Je bent als gelovige toch immers niet afhankelijk van geleerden en wetenschappers die met allerlei verklaringen komen en de bijbeltekst in een heel ander licht zetten dan jij eerst zag, dan jij van je ouders hebt meegekregen. Je krijgt het gevoel dat ze je de Bijbel afpakken met hun ‘wijsheid’. Het hoeft natuurlijk niet zo ver te gaan als de grijsaard die zei: ‘Ik geloof zeker dat Jona door de walvis is opgeslokt, want het staat in de Bijbel. Als er had gestaan dat de walvis door Jona was opgeslokt, had ik het ook geloofd, want de Bijbel is de waarheid.’ Ik herinner me gesprekken met mijn eigen moeder, die het weleens duizelde bij al die exegesen, en zei: ‘Ik houd me maar gewoon aan de Bijbel die de HEERE mij heeft gegeven, als een licht op mijn pad.’ Dit letterlijk lezen is de praktijk van miljoenen christenen, en eerlijk gezegd heb ik hier zonder meer sympathie voor, vanwege de oprechte eerbied voor Gods Woord. Je neemt het zoals je het leest, daar hoeft geen bestudeerde verklaarder tussen te komen. Toch stuiten ook die ‘eenvoudige gelovigen’, als zij de Bijbel goed lezen, op allerlei vragen, en kunnen ze met letterlijk lezen vastlopen. Niet omdat ze door schriftkritiek worden beïnvloed of zoiets, maar omdat de Bijbel zelf voor ons die vragen stelt. Direct al in het begin, bij het duidelijke verschil tussen Genesis 1 en 2 in de geschiedenis van de schepping. Verwarrend kunnen ook zijn de verschillen tussen Koningen en Kronieken (vergelijk bijv. 1 Kon. 16:27 en 2 Kron. 22:9 over het lot van koning Achazja), of die tussen de Evangeliën. Om nog maar te zwijgen over beeldtaal in profetie en apocalyptiek, die onmogelijk letterlijk genomen kan worden.’