Waar bent u naar op zoek?

Globaal bekeken

J. van der Graaf
Door: J. van der Graaf
14-10-2021

Ds. H.E. Veldhuizen uit Schelluinen schreef in Ecclesia (Blad van de Stichting Vrienden van Dr. H.F. Kohlbrugge) vijf artikelen over avondliederen. Over Gerhard Tersteegen (1697-1769), dichter van het gereformeerd piëtisme in de achttiende eeuw:

Voor Gerhard Tersteegen is in De avond komt, de zon daalt in het westen (LvdK 388) de geestelijke rust primair: ‘Mijn ziel, waar zult gij om te rusten heen?’ Tersteegen kijkt om zich heen en ziet hoe alles en iedereen thuis is gekomen en een vreemd heimwee maakt zich van hem meester:

De zwerver heeft zijn weg ten eind gelopen.

De vogel is al naar zijn nest gevlogen.

De schapen zijn al naar hun kooi gekeerd.

Laat mij nu thuiskomen bij u, o Heer.

Naast heimwee klinkt in bovenstaande woorden ook een verre echo van de woorden van de Heere Jezus: ‘De vossen hebben holen, en de vogels in de lucht nesten, maar de Zoon des mensen heeft niets waarop Hij het hoofd kan neerleggen.’ Ons thuis is boven en de rust is elders. Dat klinkt ook door in het vervolg van dit lied, dat nog sprekender is als we bedenken wie het heeft geschreven. Tersteegen had een goede vooropleiding genoten, beheerste de klassieke talen, maar zijn ouders waren te arm om hem naar de universiteit te sturen. Hij verdiende de kost door overdag hard te werken in zijn weverij. In de avonden belegde hij diensten, waarin hij zelf als lekenprediker regelmatig voorging. Als Tersteegen zijn dagelijkse handenarbeid neerlegt, begint er voor hem een ander, veel belangrijker werk. Hij denkt daarbij aan de stille uren die hij in gemeenschap met God doorbrengt:

Nu ’t lichaam klaar is met werk te maken,

Verlangt de geest ook aan het werk te raken:

U te aanbidden, God, met innigheid,

U te aanschouwen in de stilligheid.

Opvallend en ook wel kenmerkend is de tegenstelling die Tersteegen aan lijkt te brengen tussen lichamelijke en geestelijke rust. Het is alsof hij vraagt: wat heb je aan lichamelijke rust, als de geest onrustig is?

O laat toch niet het lichaam rust verwerven,

Terwijl de geest onrustig om moet zwerven.

Voer mij in U, Getrouwe die mij leidt,

Want in U, met U is de zaligheid.


In Confessioneel Credo (blad van de Confessionele Beweging in de Protestantse Kerk in Nederland) schrijft ds. Arien Treuren over ‘Psalmzingen’:

In onze taal bestaat er geen enkel verband, maar in het Bijbels Hebreeuws is het woordje psalm verwant met mes, snoeien en met rank of wijnstok. Ze zijn opgebouwd uit dezelfde radicalen of zoals wij die noemen medeklinkers. Ook in betekenis is er een geheim dat verbindt. De schors van een boom kan aangetast worden, takken kunnen ziek zijn. Alleen als er flink in gekapt wordt, kan de boom weer uitbotten en overleven. Een wijnstok die niet wordt gesnoeid, verwildert en levert niets op. Vanuit spiritueel oogpunt werkt het zingen of hardop lezen (= ‘oproepen’) van de psalmen op dezelfde manier. Door dit te doen word je gesnoeid in verdriet, angst en woede. ‘Besneden’ in alles wat onvruchtbaar is en waardoor je ziel haar energie verliest.

Tegelijk wordt je geënt op de wijnstok, verbonden met de Messias en met God. ‘Uw kracht moet in mij overvloeien’. (Gezang 78) De Psalmen tintelen van licht en leven. Wanneer deze liederen ons vervullen, deelt de volheid van Gods leven zich aan ons mee. Daarin zijn zij uniek. In de ranken verzamelen zich de sappen die in de druiven tot vrucht worden.

Neemt u de proef eens. Leest u naar het Joodse schema (…) eens een paar maanden elke dag een aantal psalmen. U zult merken dat het u enorme kracht geeft. God voert er het stil gesprek in ’t hart mee. Ik praktiseer het al jaren: het is iets onmisbaars voor me geworden.

J. van der Graaf
J. van der Graaf