Globaal bekeken
Dit keer twee maal een fragment uit een theologisch tijdschrift. Prof. dr. Kees van der Kooi schrijft in zijn kroniek in Kerk en Theologie dat predikanten en geestelijke verzorgers een vitaal beroep uitoefenen:
Die kwalificatie is een uitgemaakte zaak in het contact tussen kerk en overheid. Het zijn beroepen die te maken hebben met een existentiële dimensie van het mensenbestaan. Daarom zijn er geestelijke verzorgers en predikanten in gevangenissen, in de krijgsmacht, in ziekenhuizen en verpleeginrichtingen.(…)
Voor predikanten in gemeenten geldt dezelfde kwalificatie. Ze oefenen een vitaal beroep uit. Dat was niet iets waartoe eerst nog besloten moest worden, het was al het geval. Het maakt hun werk op sommige momenten tot een contactberoep. Er zijn ambtelijke handelingen die vragen om nabijheid, onvermijdelijk. Men blijft een doodzieke en stervende mens niet op afstand, maar legt de handen op. Zegening, doop, maar ook het aanreiken van brood zijn handelingen van kortstondige nabijheid, die gedaan kunnen worden na uitvoerig en publiek handenwassen. Theologisch belangrijk is dat de materiële, lijfelijke en zintuigelijke dimensie van deze sacramentele momenten wordt erkend en in het beleid wordt verwerkt. Wij zijn niet alleen ons hoofd, wij zijn stoffelijke mensen, uitgerust met zintuigen en het belang van die zintuiglijkheid wordt concreet in de sacramenten en sacramentele handelingen. Is dit binnen het CIO aan de orde geweest? Is er over deze noties theologisch gereflecteerd?(…) Gelukkig kan de dooplepel nu weer in de brijpot.
De discussies zullen nog wel even doorgaan. Onder meer over het zingen. Is gezamenlijk zingen, zelfs met inachtneming van afstand, gevaarlijk? Of was het juist het koffiedrinken toen men op een kluitje bij het koffieuitschenkpunt stond? Ook daar graag iets meer argument dan dat we het zingen zo missen. Natuurlijk is dat zo, maar in het zingen neemt de gemeente zelf haar profetische taak waar, namelijk hardop zeggen waarop het tussen hemel en aarde staat. Hoe mooi ook een gereciteerd psalmengebed is, het is nog geen gezang. We hopen op het oude normaal. Het nieuwe normaal is geen normaal.
Prof. dr. J. Hoek geef in de rubriek Focus in Theologia Reformata aandacht aan een Engelstalig boek van Tom Holland, Dominion, over ‘Hoe het christendom het Westen vormde’. Een fragment:
Verder zijn er de velen die zich hebben beijverd in werken van barmhartigheid en voor de zaak van de gerechtigheid, waar mensen in de knel kwamen en mensenrechten met voeten werden getreden. Julianus Apostata ergerde zich eraan dat ‘die goddeloze Galileeërs’ (zoals hij de christenen beschimpte) niet alleen voor hun eigen armen zorgden, maar zich evenzeer ontfermden over niet-christenen in nood die op hun weg werden gebracht. De onbaatzuchtige inzet voor de armen is een rode draad in de kerkgeschiedenis. Zo stonden mannen als Basilius en Gregorius van Nyssa bekend om hun bewogenheid en gedrevenheid op dit punt. Basilius schrok er niet voor terug om als bisschop zelfs de melaatsen ondanks het besmettingsgevaar te groeten met een kus en hen te herbergen, omdat hij juist in de meest gebroken en ellendige mensen de Christus herkende. Zijn broer Gregorius ging nog een stap verder en bestreed de slavernij als een onvergefelijke zonde tegenover God die alle mensen in gelijkwaardigheid geschapen heeft. De zus van beide mannen, Macrina, ontfermde zich over te vondeling gelegde baby’s in een tijd waarin pasgeboren kinderen maar al te vaak aan hun lot werden overgelaten. Martinus, in 371 verkozen als bisschop van Tours, koos er vrijwillig voor te leven als een bedelaar en daarmee de weelderigheid van zijn collega-bisschoppen aan de kaak te stellen. Als jong soldaat had hij eens zijn eigen tuniek doormidden gesneden om de helft ervan in de koude van de winternacht aan een bedelaar te geven. Christus verscheen hem toen in een droom, terwijl Hij die halve jas droeg, en maakte hem duidelijk: ‘Wat je deed voor de minste van je broeders, dat deed je voor Mij.’