Globaal bekeken
In Volzin (magazine voor religie en samenleving) staat een interview met Gerda van de Haar, hoofdredacteur van het literaire tijdschrift Liter, echtgenote van CHElector dr. Wim Dekker, afkomstig uit de Gereformeerde Gemeenten. Twee gedeelten:
‘Mijn ouders waren eenvoudige mensen. Hoewel zij meerdere boekenkasten vol hadden en er thuis veel gelezen werd, waren ze toch exclusief geïnteresseerd in de Bijbel en de oudvaders.
Zondagmiddag lazen we Bernardus Smytegelt (1665-1739) en daarna zongen we een psalm. Dat vonden mijn ouders heel fijn en zelf heb ik er ook geen slechte herinneringen aan. Wat er aan intellectuele vorming tussen aanhalingstekens gebeurde, liep via de Statenbijbel en de oudvaders, de preken op zondag, de catechese. Ik vond dat razend interessant. Als ik mijn hart had gevolgd, was ik ook theologie gaan doen. Maar ja, dat was moeilijk geworden, want ik had wel dominee willen worden. Dus heb ik mijn andere passie gevolgd, Nederlands. Tijdens de studie raakte het geloof op de achtergrond. Daar bestond religie helemaal niet. Literatuur wilde juist laten zien dat christelijk geloof een projectie is. Ik heb een hele tijd in de kerk gezeten met het idee: ik ga hiermee stoppen, ik geloof niet meer. (…) Maar mijn lidmaatschap opzeggen zou sociaal veel gevolgen hebben. Bovendien kwam ik er, zoals ik net zei, achter hoe belangrijk religie voor dichters als Achterberg en Nijhoff eigenlijk is. En ik ontdekte aan het eind van mijn studietijd (…) de literaire kant van de Bijbel. We hadden een leesclubje over dat boek, en dat vond ik toch leuk!’
Wat voor man was Willem Barnard in jouw ogen?
‘In de eerste plaats een dichter, een kunstenaar. Gevoelig voor taal. Hij hoorde meteen dingen in woorden.
Muzikaal. Betrokken op de wereld, lijdend aan de wereld, aan alles wat modern en plat was. In zijn dagboeken kon hij wel eens knorren, maar in het gewone leven was hij heel innemend. Een soulmate vind ik een groot woord, dat woord past niet bij hem. Maar een mooie vriendschap was het zeker. Ik heb met veel plezier met hem opgetrokken.’
In Vrouw tot Vrouw (het tweemaandelijkse magazine van de Hervormde Vrouwenbond) schreef ds. M. van Kooten over ‘Herr Käthe, Luthers trouwe metgezellin’.
Een fragment:
Catharina moest haar goedgeefse en goedgelovige man nog wel eens corrigeren. Luther nam het ludiek op. De brieven aan zijn vrouw die bewaard zijn gebleven, zijn bijna allemaal geadresseerd aan ‘de heer Catharina Lutherin, dokterin, predikantsvrouw te Wittenberg’. Ook adresseerde hij wel aan de ‘rijke vrouw van Zolsdorf’; aan ‘mijn hartelijk geliefde huisvrouw Catharina van Zolsdorf, van de varkensmarkt en wat zij nog meer is’; ‘aan mijn vriendelijke, lieve huisvrouw Catharina Luther van Bora, predikster, brouwster, tuinierster en wat zij nog meer kan’; ‘Mijn Catena (keten)’; ‘morgenster van Wittenberg’; ‘mijn heer en mijn Mozes’; ‘mijn gebiedster’ en ‘mijn keizerin’. Om zijn genegenheid tot haar kracht bij te zetten, zei hij eens: ‘De Galatenbrief is mijn briefje, daar heb ik me aan toevertrouwd, het is mijn Käthe von Bora.’ Het huwelijk van Luther en Käthe werd gezegend met zes kinderen (…) Tweemaal moesten ze een kind naar het graf brengen.
Catharina was een echte ‘hulpe tegenover’. Bekend is dat zij bij een depressieve bui van haar man de luiken dicht liet en zich in rouwkleding hulde. Op Luthers vraag wie er dood was, antwoordde zij: ‘God is dood!
Als jij niet meer werkt en bidt, preekt en zingt, dan is God dood en heeft geen macht meer.’ Toen was hij spoedig genezen.
Het gebeurde ook wel andersom. Toen geleerde heren bij haar aan tafel theologiseerden over het offer van Abraham, maakte ze de opmerking: ‘Het wil er bij mij niet in dat God zoiets gruwelijks van iemand zou verlangen, om zijn eigen kind te vermoorden.’ Luther reageerde: ‘Lieve Käthe, kun je dan geloven dat God Zijn eniggeboren Zoon, onze Heere en Heiland Jezus Christus, voor ons wilde laten sterven, terwijl Hij toch niets anders in de hemel en op de aarde heeft gehad dan deze geliefde Zoon?’