Waar bent u naar op zoek?

Globaal bekeken

J. van der Graaf
Door: J. van der Graaf
09-12-2021

Ds. C.J. Overeem uit Woerden schrijft in Verbonden (een uitgave van het deputaatschap Kerk en Israël van de Christelijke Gereformeerde Kerken) over het nieuwe Nationale Holocaust Namenmonument:

‘Een mens is pas vergeten als zijn naam wordt vergeten.’ Geïnspireerd door dit gezegde uit de Talmoed werd op zondag 19 september in Amsterdam een reusachtig doolhof van muren met ruim honderdtweeduizend bakstenen onthuld. Het Nationale Holocaust Namenmonument. Elk individueel Nederlands slachtoffer van de Holocaust wordt met naam en toenaam genoemd op wat vanuit de lucht de vier kolossale letters van het Hebreeuwse woord voor ‘herdenken’ vormen. Iedere steen één naam, één persoon, een verhaal.

Anderhalve week later was ik als predikant op uitnodiging aanwezig bij de plaatsing van zeven ‘Stolpersteine’ (struikelstenen) op vier plekken in het centrum van de stad Woerden. Steentjes van beton met op de kop een messing plaatje van 10×10 centimeter met daarin de naam, geboortedatum, deportatiedatum en de plaats en datum van overlijden van het slachtoffer gegrift. Geplaatst in het trottoir voor de woonhuizen van hen die door de nazi’s zijn verdreven, gedeporteerd en veelal vermoord. Inmiddels liggen er in 27 landen in totaal al meer dan 75.000 van deze stenen, maar voor Woerden was het een primeur. (…)

Toch komt deze manier van herdenken voor mij persoonlijk nóg dichterbij dan het indrukwekkende monument in Amsterdam. Letterlijk. Want deze steentjes in de alledaagse publieke ruimte concretiseren de onbevattelijkheid van wat de Joodse gemeenschap in de Tweede Wereldoorlog is aangedaan nog sterker. Als voorbijganger struikel je erover. Niet met je benen, maar met je hart en met je verstand. De slachtoffers leefden in ‘onze buurt’. Zij waren onderdeel van het gewone leven. Iedere steen één naam, één persoon, een verhaal.


Prof. dr. T.A. Boer belichtte vorige maand op de synode van de Protestantse Kerk hoe protestanten zich verhouden tot euthanasie (zie p.18). Hij gaf ook een terugblik:

Het begon allemaal in 1969 toen de vrijzinnig protestantse psychiater Jan Hendrik van den Berg bij de christelijke uitgever Callenbach zijn baanbrekende pamflet Medische macht en medische ethiek publiceerde. Met behulp van indringende foto’s betoogde Van den Berg dat artsen soms de moed moeten opbrengen om patiënten te doden die zij ten onrechte in leven hebben gehouden en die nu ernstig lijden. De bekende predikant J.J. Buskes sloot zich als een van de eersten bij dit standpunt aan. De hervormde synode bracht in 1972 een euthanasierapport uit met opvallende openheid voor euthanasie. Toonaangevende theologen ondersteunden de euthanasiegedachte: de Groningse ethicus Roscam Abbing muntte het begrip ‘verantwoord bejaardenschap’: tijdig plaats maken voor nieuwe generaties. De Utrechtse ethiekprofessor Hannes de Graaf vervulde een belangrijke rol bij de toen nog jonge NVVE, net als de jonge Leidse theologe Heleen Dupuis die een van haar eerste voorzitters werd. (…)

Een Synodaal-Gereformeerd rapport uit 1984 bepleitte euthanasie bovendien ook als oplossing bij psychiatrische aandoeningen en in 1993 vroegen de gezamenlijke synoden, Samen op Weg inmiddels, om begrip voor de beslissing om het leven van ernstig gehandicapte pasgeborenen te beëindigen.

Eén theoloog mag hier vooral niet onvermeld blijven: Harry Kuitert. Met drie meeslepende boeken wist de VU-dogmaticus en lid van de Gezondheidsraad zowel kerkleden als niet-kerkleden tot begrip voor euthanasie te bewegen. En hoewel gereformeerden en hervormden destijds aan zes universiteiten theologische faculteiten hadden, is mij van geen van hun ethiekhoogleraren serieuze kritiek bekend. (…) We kunnen dus bepaald spreken van innige betrekkingen tussen protestanten en euthanasie.

Nu was de synode aanmerkelijk behoedzamer. Prof. Boer zei: ‘Een mens doden, al is het op zijn of haar verzoek, of een mens helpen bij zelfdoding is en blijft een grensoverschrijdende handeling.’

J. van der Graaf
J. van der Graaf