Waar bent u naar op zoek?

Globaal bekeken

J. van der Graaf
Door: J. van der Graaf
27-01-2022

Herman van Duinen wil graag dat de eerste Dordtse predikant, ds. Lippius, een straatnaam krijgt. Ruud van der Klooster schrijft erover in Kerk op Dordt: Dordtenaar Herman van Duinen zet zich opnieuw in om Johannes Lippius, de eerste protestantse predikant van Dordrecht in 1572, een straatnaam te geven in de stad. Zijn eerste idee om de Kerkstraat daarvoor om te dopen haalde het niet. Die straat werd onlangs omgedoopt tot Synodestraat. Van Duinen hoopt dat de naamgeving van ds. Lippius door de gemeentelijke straatnamencommissie wordt opgepakt nu de stad zich opmaakt voor 450 jaar Eerste Vrije Statenvergadering in 2022 in Dordrecht. De geboortedatum en plaats van Jan Lippens, later bekend onder de naam Johannes Lippius, zijn niet bekend. Voor 1553 woonde hij in het Vlaamse Eeklo, daar is opgetekend dat hij in dat jaar met zijn gezin vanuit Eeklo in Vlaanderen naar Axel vertrok. In Axel bekeerde Lippius, van beroep chirurgijn, zich definitief tot het protestantisme. (…) De eerste gereformeerde kerkdienst werd zondag 27 juli 1572 gehouden in de Kloosterkerk van de Augustijnen, de Augustijnenkerk. Op 5 juli 1573 werd daar voor de eerste maal het Heilig Avondmaal met de gemeente gehouden. In de notulen: ‘Den 5sten Julli is het Nachtmael voer d’eerste reyse gehouden binnen deser stede Dordrecht ende het getal der communicanten is geweest 368.’ Een half jaar later vond er weer een avondmaalsdienst plaats: ‘Den 13sten Decembris soe is die gemeinte het Nachtmael des Heeren doer Joannem Lippium wederom angedient ende het getal der communicanten is geweest 463.’ Een toename van bijna honderd avondmaalsgangers dus. Op 21 maart 1574 nam prins Willem van Oranje deel aan het Heilig Avondmaal in Dordrecht: ‘Ten selvigen dage heeft die Princelicke Exellentie met ons het broodt gebroken. Het getal der communicanten is alsdoen geweest 536.’


In Ecclesia (Blad van de Stichting Vrienden van Dr. H.F. Kohlbrugge) schreef H. Boele een artikel over ‘de kanselredenaar Johannes Jacobus van Oosterzee’, de negentiende-eeuwse theoloog op wie dr. A. van Brummelen promoveerde. Een fragment:

Van Oosterzee bleef achttien jaar in Rotterdam, hij was er erg geliefd en genoot grote populariteit: ‘Ik word in de gemeente voortdurend gezegend door de liefde van velen’, zo schreef hij eens. (…) In de winterperiode preekte hij ook doordeweeks en dan kwamen er zomaar tweeduizend mensen luisteren. (…) Wat Van Oosterzee miste, was tijd om te studeren, hij moest zijn ‘studie geheel ten offer brengen’. Het intellectuele niveau in de gemeente vond hij nogal pover: ‘Och, de vromen zijn zoo dom en de knappen zijn zoo onvroom.’ Een paar jaar later liet hij zich op soortgelijke wijze uit: ‘In deze gansche maand schiet er letterlijk geen dag voor studie over. Men wordt op het laatste een platgebeukte stokvisch gelijk, ik verander geheel in een preek- en visite- en catechiseer- en vergader- en droef- en knormachine.’ Wat hem in feite het meest stak, was dat hij in de periode 1844-1862 diverse malen gepasseerd werd bij een hoogleraarsbenoeming. Er deden zich verschillende gelegenheden voor, maar iedere keer viel de keuze op een ander. Teleurgesteld en verbitterd rekende Van Oosterzee niet meer op een professoraat, maar opeens werd in 1862 zijn naam genoemd in de vacature Vinke, destijds zijn promotor. Deze Utrechtse hoogleraar was in augustus van dat jaar plotseling overleden. Toen Van Oosterzee dit nieuws hoorde, schreef hij naar een collega: ‘Vinke dood, wat zal ’t geven, ook voor mij? Gij vermoedt dat de gedachten bij mij vermenigvuldigd worden, ’t is thans de laatste kans.’ Gelukkig was het dit keer geen verkeken kans, want in oktober 1862 werd Van Oosterzee benoemd als opvolger van Vinke. (…) In januari 1863 nam hij afscheid van zijn gemeente. Twee weken daarvoor bediende hij voor het laatst het avondmaal in de Laurenskerk. Er waren meer dan veertig tafels, ‘zoodat er voor het einde nog brood moest aangebracht worden’.

J. van der Graaf
J. van der Graaf