Globaal bekeken
Uit het boek Wanneer toch mijn liefste? van dr. Jan Dirk Wassenaar een fragment waarin VU-student Hantje van Dijk gewag maakt van ‘Zondagsheiliging’ in Amsterdam aan het einde van de negentiende eeuw:
‘Begrijp eens Anna, beneden ons zijn ze bezig met het leggen van een vloerkleed en nu en dan word ik geërgerd door het geklop en gehamer. ’t Is toch verschrikkelijk den dag des Heeren zoo te ontheiligen niet waar? Van dergelijke dingen hoort men toch op dorpen zeldzaam. Daar worden ook geen waren rondgevent op Zondagmorgen niet waar? Hier gebeurt dat ’s Zondags altijd. Ook hieruit zien we weer hoe Gods gebod vooral in groote steden, in ’t openbaar en schaamteloos te niet wordt gedaan.’ Op 17 mei schreef Hantje dat de bovenburen, behalve de kinderen, de vorige avond om 8 uur met een wagen waren opgehaald om naar een bruiloft te gaan. De volgende morgen, een zondag dus, waren ze weer thuisgebracht. Die middag had een van de dames tegen Hantjes zuster gezegd dat er wel honderd personen op de trouwerij waren geweest. Hantje: ‘Ze doen hier aan dergelijke zaken dus nog al iets. Jammer maar dat men zich niet ontziet, om bij dergelijke feestelijke gelegenheden zich aan somtijds ongepaste vermakelijkheden over te geven en te denken als de dag des Heeren reeds is aangebroken. Als er hier een paar trouwen, staan er meestal een stuk of tien wagens klaar, om den bruidegom en de bruid te vergezellen als ze gaan trouwen en ze ook weer naar huis te geleiden. Bijna elke dag zien we hier zoo’n trouw partij.’
Ik kreeg een artikel aangereikt dat prof. dr. F.G. Immink schreef ‘bij het afscheid van Hydepark als vergaderplaats van de synode’. Het verscheen in Woord en Dienst (10 juli 1999) en gaat over ‘Het seminarie en de dominee’. Een fragment:
Door de radicalisering neemt de verontrusting in de kerk toe (Getuigenis, 1971). Wat gebeurde er ondertussen op het seminarie? Ook daar waren de spanningen niet van de lucht. Drie maanden achtereen opgesloten in een – toen nog – mannengemeenschap, dat ging niet meer. Velen waren ondertussen getrouwd en zij wilden het weekend gewoon naar huis. Relatiepatronen en rolpatronen waren aan het veranderen. De sfeer van toewijding aan het predikantschap, inclusief de vanzelfsprekende toewijding van de echtgenote, strookte niet meer met de levenswijze in de samenleving. De strijd tussen de generaties brandde los. Het bewustzijn dat je samen kerk was, ging op de helling. De kerk werd aan kritiek onderworpen.
Hydepark heeft zich steeds kunnen en moet aanpassen aan de ontwikkelingen in de kerk en in de samenleving. In de loop van de jaren veranderde het type student. In de jaren zeventig en tachtig vlogen de theologische visies nog over de tafel. Toen waren de controverses groot, maar in het debat was er wel houvast te vinden. De barthiaanse traditie gaf in het begin de toon nog aan in het taalveld. Zeker, ook daarin had je allerlei schakeringen: Amsterdamse school, politieke interpretaties,
orthodoxe dogmatische barthianen… En ga zo maar door. En dan hoorde je ineens iemand roepen: ‘Het Woord geschiedt’. Met enige inspanning kon de helft van een groep zich daar nog wel iets bij voorstellen. Maar allengs groeide de groep pastoraal en antropologisch ingestelde predikanten, die van mening waren dat door al dat theologisch geweld de mens niet aan bod kwam. (…) Merkwaardig dat sommige bonders qua karakter en structuur meer aansluiting vonden bij een meer vrijzinnig type, waar de bevinding en de aandacht voor de mens meer aandacht krijgt. (…) Maar de tijden veranderen nog steeds. De grote vanzelfsprekendheden zijn ons ontvallen. Het kerkelijk leven fragmentariseert, maar ook de theologiebeoefening valt uiteen in deelperspectieven. Er zijn nauwelijks gezaghebbende theologische stemmen. Het oeuvre van mensen als Barth en Miskotte kunnen studenten zich moeilijk eigen maken. Het is te breed, te omvangrijk, en qua taal en verstaan niet snel genoeg. Zelf lees ik nog graag Van Ruler. Dat gaat tenminste ergens over.