God bewonderen
Het christelijk geloof wil iets betekenen in de veelheid van de dingen, van apathie. Juist ook op het terrein van de beleving. De ervaring van het mensenbestaan vanuit christelijk perspectief is aan het verdwijnen. Wat is het dan nodig dat gelovigen zich uitspreken over de beleving van het christelijk geloof.
Luigi Giussani, een Italiaanse priester en filosoof, was iemand die zich liet uitdagen door deze cultuur. Hij zag jonge mensen stuk gaan en afhaken van de kerk, en dus ging hij er middenin staan. Hij zei: ‘In het christelijk geloof zul je werkelijke ervaringen opdoen, die zowel recht doen aan jouw leven als aan de christelijke traditie. Ik geef je taal voor wat jij meemaakt, en ik daag je uit: test het maar.
Test gewoon in je leven of de taal waarin de christelijke traditie spreekt, klopt of niet. En je mag mij testen: je mag mij net zo lang bevragen tot ik de traditie zo uit kan leggen zodat jij erdoor geraakt wordt.’
‘Kom en zie!’
Giussani legde veel nadruk op een van de eerste woorden van Jezus aan de discipelen, in het Johannesevangelie: ‘Kom en zie!’ Dat is de taal van de ervaring. Hij zei het aanstekelijk mooi: ‘De diepste ervaring in het bestaan is dat je merkt dat Jezus Christus leeft en dat Zijn Geest door jou heen beweegt, door jou heen pulseert. Dat moet je een keer in je leven meemaken, en dat is genoeg. De herinnering daaraan zal je je leven lang bijblijven.’ Giussani zei ook tegen jonge mensen dat ze dat van hun kerk mochten verwachten: dat er gesproken wordt over hun existentie en over de essentie van het geloof, en dat er iets te ervaren is van God in de kerk.
Christelijk perspectief verdwijnt
Het is zo belangrijk in onze cultuur dat mensen op deze vitale manier blijven spreken over het christelijk geloof. In het rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) van begin 2022 staat dat ‘de christelijke belevingswereld in onze cultuur aan het afbrokkelen is’. Dat gaat erover dat de interpretatie en de beleving van het mensenbestaan vanuit christelijk perspectief aan het verdwijnen is. Je kunt het leven immers ook bezien vanuit islamitisch perspectief of nihilistisch perspectief of humanistisch of consumentistisch. De christelijke beleving van het bestaan is geen vanzelfsprekendheid meer in onze plurale en seculiere cultuur. Steeds meer mensen kennen die beleving eenvoudigweg niet. Hoe je vanuit het geloof spreekt over de schepping, wat de vreugde is van het geloof, wat we bedoelen met schuld en verzoening, hoe we over de dood denken, wat de omgang met God door het gebed, door de prediking en door de sacramenten aan ons kan doen. Dat besef en de kennis daarvan is aan het verdwijnen. Dat je mensen kent die daar op een open en stimulerende manier over spreken, dat is nodig.
Open gesprek
Wij moeten daarom niet bang zijn voor de vraag naar de beleving, is mijn punt. Het is juist de tijd om de doorleving van het Evangelie en van het christelijke leven te belichamen en te kunnen ontsluiten. Dat vraagt een plurale context waarin je minderheid bent. Kun je op een open manier met iemand een gesprek hebben die lyrisch is over yoga? Kun je daarnaar luisteren, kun je dat ook begrijpen, dat je in de gekte en de veelheid van het leven opademt bij lichaamsontspanning en even leegte in je hoofd? En kun je dan op jouw beurt op een inzichtelijk manier vertellen over wat gebed met jou doet en zingen en de sacramenten? Kun je aan jouw kinderen iets belichamen van de vrijheid van een christenmens, van een zekere ontspanning ook in tijden van crisis, omdat je ingeoefend bent in de omgang met God? Of waren wij in coronatijd net zo bang en paniekerig en pragmatisch als iedereen in onze cultuur? Onze tijd vraagt om christenen die mensen zijn met ervaring, met empathie en liefde voor tijdgenoten, met ervaring met God, en inoefening in het leven met Hem.
Verlegenheid
Het is mijn observatie in onze cursussen met kerkenraden dat er veel verlegenheid is, ook onder ambtsdragers, om hierover te spreken. Tijdens het consistoriegebed kun je het merken, tijdens een kerkenraadsvergadering waarin het geestelijke gesprek amper lukt. O zeker, discussies over dit en dat, daar kunnen veel ambtsdragers aan meedoen, maar als het gaat over de omgang met Hem, over tijdgenoten betrekken in de liefde voor Hem, dan blijft het lang stil. Hoe vaak proef je ook niet onwil om dat onder ogen te zien. Om de eigen armoede te erkennen en niet te versluieren of goed te praten. Oefenen in taal is toch ook een vorm van vroomheid: ik wil zo over U spreken dat mijn woorden niet verdwijnen in een ‘woordengraf’, en dat ik niet in dode clichés over U spreek, maar dat hoorbaar is in mijn woorden dat U de levende bent en dat U vandaag mensen in het concrete bestaan zoekt en kent.
Schreeuw om God
De ervaring van het geloof heeft iets met de existentie te maken, soms denk je dat de existentie schreeuwt om God. In ieder geval: ik hoor die schreeuw in mensenlevens, ook al zullen ze dat zelf misschien niet zo zeggen of zien. Ik leer steeds meer om dat zo te zien en zo te zeggen: vanuit mijn perspectief roept jouw en mijn bestaan om God. Mag ik het je uitleggen? Een roep vanuit de ervaring van het bestaan. Maar je kunt net zo goed andersom denken, vanuit het belijden. Er is ook een ervaringskant die vanuit het belijden naar ons toekomt, vanuit de grondwoorden. Francis Spufford schreef het boekje Unapologetic (Dit is geen verdediging!). Met als ondertitel: Why, Despite Everything, Christianity Can Still Make Surprising Emotional Sense (Waarom het christendom ondanks alles nog steeds een verrassende emotionele betekenis kan hebben). En daar bedoelt hij mee dat de begrippen van het christelijk geloof, dat de geloofsleer resoneren in het leven dat wij leiden. Het is niet zo onnatuurlijk om te geloven, zegt hij steeds tegen zijn tijdgenoten, ‘it makes emotional sense’.
Kracht van geloofswoorden
Alle grote begrippen uit de geloofsleer, de schepping, het gebod, de zonde, het Evangelie, het eschaton, het oordeel, alle grote begrippen kun je zo uitleggen dat je de waarheid ervan herkent in de ervaring van het leven. Juist de ervaring kan ook iets onderstrepen van de kracht van de geloofswoorden en dat je blij bent dat je daarin mag leven: dat je taal hebt voor de levenservaring. Je bent schepsel, en dus begrijp je waarom je soms verliefd bent op het bestaan en gewoon gelukkig. Je bent zondaar, en dus begrijp je waarom je in de knoop kunt zitten met jezelf, met de tegenkracht die in je huist, met dat wat je niet wilt en toch doet. Je gelooft in verzoening, in het machtige gebaar van God om jou helemaal voor Zijn rekening te nemen, en dus heb je momenten van geloofszekerheid. Je hebt de belofte ontvangen van de Heilige Geest in je leven en dus begrijp je, en ben je zo dankbaar, voor die momenten waarop je een nieuwe impuls kreeg tot leven en geloven terwijl je brak en gebroken was. De grondwoorden van het geloof hebben een ervaringsdimensie in zich, en hoe meer je die grondwoorden leert spellen en begrijpen, des te meer je ook je eigen leven kunt begrijpen. Het gaat om een ervaringsvreugde die ontstaat vanuit kennis. Nogmaals: de vraag naar beleving is geen bedreiging, het is een appèl om de affectieve dimensie van de geloofswoorden te ontsluiten en te belichamen.
Huiveringwekkende woorden
Dat geldt ook voor de huiveringwekkende woorden, zoals het oordeel van God. Daaraan zit een affectieve dimensie, een ervaringskant, waarvan ik denk dat die herkend kan worden. Een van de bekende tijdssymptomen in onze cultuur is het imposter-syndroom, de grote angst dat op een dag iedereen je door heeft en je door de mand valt met je verborgen gedachten en met je verzwegen motieven en met dat wat eigenlijk zo onmogelijk is aan jou. Het valt mij op dat in films huiveringwekkender gesproken wordt over wat wij als cultuur aanrichten en hoezeer er een vernielende drift in onze cultuur zit, dan wij in de kerk durven spreken over Gods oordeel. En als we het in de kerk hebben over het oordeel dan bij voorkeur over anderen. Het punt is: de grondwoorden van het geloof hebben een ervaringsdimensie die te communiceren is. Een tijd waarin ervaring belangrijk is, nodigt uit tot oefening in dat spreken.
Inhalige hand
Nog één ding. Wat is het kritische punt ten aanzien van de beleving? Is al die beleving dan even waardig en waardevol? Onze samenleving wordt ook wel getypeerd als het ‘ik-tijdperk’. In de jaren zestig, zeventig ontstond in onze cultuur de consument. De reclamewereld kwam in opmars, gemaksproducten namen toe, de rol van de jongere en van het kind in de samenleving werd veel belangrijker, de muziekcultuur veranderde, psychologie en therapie werden erg belangrijk. Op allerlei terreinen ontwikkelde zich de mens als individu, als consument, als genieter, als norm. De religieuze ervaring kan verworden tot een ‘gemaksproduct’ voor die individuele, op comfort gestelde mens. Dan gaat het in de ervaring vooral om jouzelf en om jouw comfort.
Miskotte sprak over de ‘inhalige greep van de Erlebnis naar God’. Dus als je uitgaat van jouzelf als norm en God of het goddelijke moet jou dienen met een ervaring die jouw bestaan bevestigt, stimuleert etc. etc., dan kaderen wij God in op het terrein van de ervaring. Wij kunnen ‘met een inhalige hand’, zowel op het terrein van de rede als op het terrein van het gevoel, God in dienst stellen van onszelf. Dat kan op een seculiere manier en op een bevindelijke manier. Dat is de kritische weging die wij in onze belevingscultuur voortdurend hebben te maken.
Loskomen van onszelf
Misschien dat we tijdgenoten kunnen leren dat wij in onze traditie een manier van ervaren hebben geleerd, waarin het ook gaat over mijn existentie, mijn biografie, mijn gevecht, maar dat wij, hoe meer wij met God omgaan, hoe meer we losser komen te staan van onszelf. Dat de kern van geloofservaring de bewondering is van God. Dat is de beste manier om los te komen van onszelf: God bewonderen. Dat Hij alles heeft gegeven voor ons heil, en dat Hij dwars door alles heen de dingen zal brengen tot Zijn doel en bestemming, de geschiedenis, Zijn volk, de kerk, mijn kleine leven. Dat kan zoveel diepgang geven in je leven, ruimte en ontspanning. Juist die ervaring bindt je dieper aan God en kan je dieper in contact brengen met tijdgenoten.