Waar bent u naar op zoek?

God hoort het hulpgeroep

ds. J. van Oostende
Door: ds. J. van Oostende
19-11-2020

Toen hoorde God (…) en God kende hen. Exodus 2:24-25

In de grote nood in Egypte komt Israël tot inkeer. Hun zuchten, schreeuwen, huilen en kermen ballen zich als het ware samen in een wolk die opstijgt naar God, de God van hun vaderen, Die hen kent.

In plaats van het afstompende lijden dat de gegeven verlosser Mozes verstoot, is er nu een levende gebedsstrijd: Heere, help! Heere, denk aan Uw trouw! En God hoort dat smekende kermen. Hij denkt aan Zijn verbond.

Verandering

Verwonderend is dat, want velen in Israël laten toch hun afgoden niet los. Die gaan mee door de Rode Zee heen, de woestijn in. Zij zijn de oorzaak van het voortdurende mopperen en het terugverlangen naar de vleespotten van Egypte. In de meesten van Zijn volk had God geen behagen (1 Kor.10).

Daarom is er altijd weer die indringende vraag: hoe is ons roepen? Roepen we alleen maar om verlossing uit de nood? Of doen we dat vanuit het verlangen dat onze relatie met God weer goed is. ‘Wij riepen tot de Heere, de God van onze vaderen’, zei Mozes later. Om die verandering gaat het.

Wat God doet

We zien dat God Zich naar hen toewendt op dat roepen uit de diepte. Hij richt Zich naar de mensen in hun nood. Hij is de God Die verlost: niet te keren, voortdurend, in genade die werkelijkheid wordt. Van dat handelen van God lezen we ook vier omschrijvingen. God hoort, God denkt aan Zijn verbond, God ziet aan, God kent. Na het jachtige en onrustige viervoudige roepen van het volk volgt een viervoudig handelen van God.

In het Hebreeuws valt de rust op, viermaal wordt Gods Naam genoemd. Het benadrukt Zijn macht waarmee Hij de zaak van de roependen in handen neemt. Dit heeft een geweldige betekenis. God hoort en is erdoor bewogen. God denkt aan Zijn verbond.

Hij is niet pas bewogen door de nood van nu. Nee, die was Hem al bekend in de eeuwen der eeuwen. Daarom sloot Hij Zijn verbond om te helpen en te verlossen. Zijn de verbondskinderen ontrouw en afkerig? Zondig, zwak, schuldig? Ja, dat allemaal. Daarom verworpen? Nee, dat niet. Hij denkt aan Zijn verbond. Hij heeft verlossing beloofd. Hij voert uit wat Hij heeft beloofd. ‘Ik ben de Heere, uw God!’ God ziet de roependen aan. Niet afstandelijk of afwerend, maar vol van ontferming, zegt het Hebreeuws. Daarom komt Zijn hulp in een persoonlijke toewending.

En God kent hen, zo luidt het slot van de oorspronkelijke tekst. Hij erkent dat de roependen Hem toebehoren. Hij wil met hen te doen hebben, hoe zondig ze ook zijn. Dat betekent dus dat Hij met hen in gemeenschap treedt. Die wordt hersteld.

Het belangrijkste

Gaat onze weg door bittere diepten? Maakt een pandemie alles hopeloos en troosteloos? Midden in zulke ellende gebeurt het belangrijkste: God denkt aan Zijn roependen. Vanuit de bitterheid begint de verlossing, voor Israël en voor ons. God is allang bezig. Toen en nu.

Hij heeft een verlosser gereed. Toen een komende verlosser, Mozes. Nu de gekomen Verlosser, Jezus Christus. Mozes is het beeld van onze Heiland. Net als Mozes werd Hij door een diepe weg voor verlossing toebereid. Hij heeft geworsteld en gebeden. Hij werd verstoten door de Zijnen en veracht door de volken. Hij werd uitgeworpen naar Golgotha. Hij werd verlaten door allen, en, o onbegrijpelijk bittere diepte, ook door Zijn Vader.

Zo betaalde Hij met Zijn leven voor roependen uit bittere diepten, omdat Hij bewogen was over hen in hun zwakheid en schuld. Hij voerde de verlossing uit die Zijn ontfermende Vader wilde.

Weer rust

De Heilige Geest liet het opschrijven in het Evangelie, opdat heel de wereld het zou weten. Wat? Dat onze relatie met God weer goed is of wordt. Weer rust – wat er ook gebeurt, hoog of diep.

Verdienen we geen verhoring door ons dienen van de afgoden? Laten we kijken naar de gegeven Verlosser. Allang voordat we in nood kwamen, heeft onze Vader gezorgd.

We merken het als we zuchten, schreeuwen, huilen, kermen, want God hoort in bewogenheid. God denkt in trouw aan Zijn verbond. God ziet ons vol ontferming aan. En God kent ons, dieper dan we ooit onszelf kennen.

ds. J. van Oostende
ds. J. van Oostende