God spreekt werkelijk
Tegelijk verschenen twee boeken met dezelfde sprekende titel Een stem uit de hemel. Het eerste boek is een roman en gaat over de botsing tussen geloof en ongeloof. Het tweede boek is bepaald geen fictie. Het is een kloek en gedegen studieboek van dr. Mart-Jan Paul en dr. Jan Hoek.
Het eerste boek laat ik nu voor wat het is. Overigens komt ook in het tweede boek de botsing tussen geloof en ongeloof volop aan de orde. De beide auteurs zijn emeritus hoogleraar respectievelijk in het Oude Testament en in de Systematische theologie. Het is een goede gedachte om vanuit verschillende disciplines te komen tot een gezamenlijke aanpak, ook al leest het geheel wel als twee boeken in één band. Het boek is keurig uitgegeven en voorzien van beknopte registers van bijbelteksten, onderwerpen en personen. Wie het werk van beide auteurs kent, zal veel herkennen uit hun eerdere publicaties.
Gods stem
De kernvraag van deze studie is: wat gebeurt er precies wanneer God tot mensen spreekt? Dat is een verbluffend eenvoudige vraag, die bij elke bijbellezer opkomt, maar nauwelijks gethematiseerd is. ‘God zei tegen Mozes: …’ Meestal vragen we vervolgens wat God zei, of waarom. Maar dit boek stelt de voorvraag: wat doet God wanneer Hij spreekt? Wat is er gebeurd? Heeft Mozes de stem van God gehoord? Hoe dan? Letterlijk?
Volgens de academische theologische wetenschap, zoals die sinds de Verlichting gangbaar is, heeft God nooit echt gesproken. Mozes is slechts tot de overtuiging geraakt dat hij God hoorde. De Bijbel wordt dus antropologisch en subjectief gelezen: wat hebben mensen ervaren?
Beide hoogleraren zijn congeniaal in hun overtuiging dat op deze wijze geen recht wordt gedaan aan de Schrift. Zij beklemtonen dat God werkelijk heeft gesproken, objectief. Dat heeft uiteraard allerlei consequenties voor het gezag van de Bijbel en voor de manier waarop wij die lezen. Al lezende leren wij niet welke ervaringen Mozes en anderen hebben opgedaan. We horen wat de Heere God ons zegt. ‘En God zei’ geeft een ‘krachtdadige Goddelijke werkzaamheid’ (p.27) weer, ook al is de Bijbel geschreven in menselijke bewoordingen.
Inventarisatie
Dr. Paul neemt het eerste deel van het boek voor zijn rekening. Hij gaat minutieus vrijwel alle teksten langs in zowel Oude als Nieuwe Testament, waar sprake is van openbaring. Hij inventariseert en rubriceert: God spreekt met Zijn stem, door dromen, visioenen, profetie, orakels, urim en tummim, schepping en geschiedenis etc. Ook weegt hij nauwgezet de verschillende woorden die de Bijbel daarbij bezigt. Na een hoofdstuk over het spreken van goden in het Nabije Oosten en in apocriefen en pseudepigrafen komen uiteindelijk de conclusies.
Dr. Paul pleit ervoor de werkelijkheid van het spreken van God ernstig te nemen, ook wanneer het gaat over de datering van bijbelboeken. Hij wil Genesis 1-3, Jona en Job ‘historisch’ lezen. Een spannende vraag is wel wat in dit verband ‘historisch’ betekent. Letterlijk staat tegenover vrij, objectief tegenover subjectief. Al deze woorden zijn in de geschiedenis van de uitleg (en van de filosofische hermeneutiek) een eigen leven gaan leiden. Daarnaast roept het lezen van dit boek bij mij de vraag op of de bijbeltaal zelf aanleiding geeft om na te denken over meer mogelijkheden dan alleen ‘vrij’ tegenover ‘letterlijk’.
Openbaring
Dr. Hoek komt in het tweede deel tot een systematisch onderzoek naar dergelijke vragen. Wat is openbaring? Hij wijst de positie van Schleiermacher en Kuitert beslist af: hun wereldbeeld is gesloten, waardoor ze blijven steken in menselijke ervaring. Echter: God spreekt werkelijk. Zijn openbaring is geconcentreerd in Christus en is relationeel van aard. Hoek schrijft een verhelderende paragraaf over het begrip ‘accommodatie’. Hij neemt het op voor het begrip ‘inerrancy’ (onfeilbaarheid), mits we niet vervallen in sciëntisme. De achterliggende filosofische discussies (Gadamer, Ricoeur) spelen mee, maar krijgen geen expliciete aandacht. Dr. Hoek wil dat we onbevangen omgaan met de resultaten van de kritische wetenschap, hoewel we de vooronderstellingen niet delen. Tekstkritiek is nuttig en nodig. De Bijbel geeft ons ‘profetische belichting van de geschiedenis’ (p.261). De Bijbel is niet uit de hemel gevallen, ook niet op aarde bedacht. De Bijbel is op aarde gegroeid door openbaring uit de hemel. De scopus van de Schrift is Christus, maar daarmee is niet gezegd dat wij een kern mogen aanwijzen die méér gezag heeft dan bijbelgedeelten aan de rand van de Bijbel (tegen Berkouwer). Het is niet aan ons om te schiften. Hoek bespreekt en evalueert de Schriftleer van Bultmann, Barth, Bavinck en Kuyper.
Over Genesis 1-3 schrijft dr. Hoek: De Bijbel ‘is fundamentele waarheid over onze werkelijkheid. De schrijver van Genesis 1-3 is boven zijn eigen historische beperktheid uitgetild om zo eenvoudig en kernachtig te vertellen hoe God alles maakte. Daarmee overschreed hij zijn kennishorizon.’ (p.298) Zo’n zin zet tot nadenken en vraagt om verder onderling beraad.
IJkpunten
Dr. Hoek reikt acht waardevolle hermeneutische ‘ijkpunten’ aan (p.320-329). Deze passage vormt, wat mij betreft, het hoogtepunt van het hele boek. Hoek heeft oog voor het feit dat mensen in verschillende culturen de Bijbel met andere ogen lezen. Wat betekent dat? Is het aan ons mensen gegeven te kunnen onderscheiden tussen meaning en significance van bijbelteksten? Hoe doe je dat? Helpt onze cultuur ons daarbij?
Aan het einde van het boek waardeert dr. Hoek de gave van de profetie, niet als aanvulling op de openbaring, wel als toespitsing daarvan. Dat roept de vraag op hoe hij zou oordelen over het voorstel van Vanhoover om als kerk een nieuwe act te spelen in het drama van de weg die God met mensen gaat.
Bij de vragen over auteurschap en wording van de canon ontbreken de namen van bijvoorbeeld Martin Hengel, Donald Carson en Richard Bauckham. In de literatuurlijst staan namen van onder ons veel gelezen auteurs als Arnold Huijgen en Bert Loonstra, maar hun bijdragen worden niet expliciet geduid.
Uit bovenstaande bespreking mag duidelijk zijn dat dit boek mij heeft aangezet tot hernieuwd nadenken over theologische uitgangspunten. Beide hoogleraren bieden ons een waardevol boek, dat richting wijst aan geïnteresseerde gemeenteleden, studenten en predikanten. Met name in de hoofdstukken 20 en 21 komen fundamentele vragen aan de orde over openbaring en ervaring, het gezag van de Schrift, geloof en bijbelwetenschap, en de hermeneutiek. Die beide hoofdstukken verdienen nadere toelichting, verdieping, precisering, doordenking en bespreking.
N.a.v. Dr. Mart-Jan Paul en dr. Jan Hoek, Een stem uit de hemel.
Gods spreken in de Bijbel en in onze tijd, uitg. Labarum Academic,
Apeldoorn; 416 blz.; € 26,95.