Gods amen
Tijdens Jezus’ rondgang op aarde worden de dochter van Jaïrus, de jongeling te Naïn en Jezus’ goede vriend Lazarus uit de dood opgewekt. Jezus laat daarin zien dat Hij gekomen is om de macht van de dood te overwinnen.
Hij toont ons dat er in Zijn komend rijk geen plaats meer is voor de dood. ‘En de dood zal er niet meer zijn.’ (Openb. 21) De opwekking van deze doden is ook een profetie van wat met alle mensen zal gebeuren op de dag van Jezus’ terugkomst. Alle doden zullen opstaan. Zij die in dit leven door een waar geloof Hem zijn ingelijfd, zullen opstaan tot het léven.
Wanneer Jezus sterft, lezen we in Mattheüs 27:52 en 53 over de opwekking van de heiligen die ontslapen waren. De opstanding van deze heiligen toont ons de heerlijkheid van de vernederde Christus en bewijst ons de kracht van Zijn verzoenend sterven en is tegelijk profetie van Christus’ opstanding uit de dood. Christus heeft de vloek van de dood opgeheven en weggedragen. Hij zal als Koning heersen, ook over de dood.
Opgewekt
Met Pasen gedenken we het heilsfeit van Jezus’ opstanding uit de dood. Hij overwon, als sterke Held. Zijn opstanding was wél anders dan van hen die Hij Zelf opgewekt had. Zij waren later in het leven weer gestorven. Christus stond op aan de andere kant van de dood. Hij verrees in het eeuwige leven met een verheerlijkt lichaam. Op dit lichaam had de dood geen grip meer.
Maar hoe zit dat? Hoe kon Christus opstaan? Kan een dode aan zichzelf het leven geven? Christus’ opstanding uit de doden staat niet los van de daad van Zijn Vader, Die Zijn Kind opwekt. Zonder de opwekking door de Vader had Christus niet kunnen opstaan. Zeker, opwekking en opstanding vallen samen, zouden we ook kunnen zeggen. Maar de opwekking door de Vader was noodzakelijk voor de opstanding van de Zoon.
Voordat een mens opstaat, moet hij eerst wakker gemaakt worden. Christus stond op en ook Hij wordt eerst gewekt. Dat deed Zijn Vader. Heel intiem is dat. Dat de Vader – we stellen het maar heel menselijk voor – als het ware naar het graf gegaan is. Ondanks de steen en die wachters is de Vader het graf ingegaan, heeft Zijn Zoon aangeraakt en heeft tegen Zijn Zoon gezegd: ‘Zoon, het is tijd, wordt wakker en sta op.’ De Vader zegt daarmee dat Hij helemaal tevreden is met het werk van Zijn Zoon. Hij geeft Hem toestemming om op te staan en te leven.
Uiting van liefde
Drie dagen geleden had Jezus nog uitgeroepen: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten.’ Wat een pijn dat Hij geen contact met Zijn Vader had. Zijn Vader verborg Zijn aangezicht voor Hem. Maar nu schudt de Vader Zijn Zoon wakker. De Zoon mag het aangezicht van Zijn Vader weer zien in gunst tot Hem gewend. Wat een rijk moment van liefdesgemeenschap tussen Vader en Zoon wanneer de Vader Zijn Zoon opwekt. Daarom wordt in de Schrift de opwekking van Christus beschreven als een openbaring van de liefde van de Vader tot Zijn Zoon.
Zo lezen we in Romeinen 6:4 ‘dat Christus uit de doden is opgewekt tot de heerlijkheid van de Vader’. De kracht van de Vader was aan het werk in de opwekking van Zijn Zoon. Ook in 1 Petrus 1:21 zien we dit terug: ‘Door Hem gelooft u in God, Die Hem opgewekt heeft uit de doden en Hem heerlijkheid gegeven heeft, zodat uw geloof en hoop op God gericht zijn.’
Goedkeuring
In zijn preek met Pinksteren zegt Petrus in Hande‑lingen 2:24 – rijk om te zien hoe de heilsfeiten in elkaar grijpen – ‘God heeft Hem echter doen opstaan (opgewekt dus) door de weeën van de dood te ontbinden, omdat het niet mogelijk was dat Hij daardoor gehouden zou worden.’ De dood moest Christus laten gaan. Hij kon niet onder de macht van de dood blijven.
Waarom? Jezus heeft gedaan wat de Vader Hem had opgedragen. Hij was gehoorzaam aan de wil van Zijn Vader. Hij had betaald met Zijn leven voor de schuld van de zonde. Hij had het uitgeroepen: ‘Het is volbracht.’ Wat moet er dan nu nog gebeuren? Nu, dat Vader het werk van Zijn Zoon, Hem opgedragen, goedkeurt. Daarom wordt Hij door de Vader opgewekt en kon de dood Hem niet houden.
Betaald
Met de opwekking door de Vader is de garantie afgegeven dat de schuld tot de laatste eurocent is betaald. Wanneer we de catechismus erbij pakken (vraag en antwoord 45: ‘Welk nut heeft de opstanding van Christus voor ons?), dan klinkt: ‘Ten eerste heeft Hij door Zijn opstanding de dood overwonnen, om ons in de gerechtigheid te doen delen, die Hij door Zijn dood voor ons verworven had.’ Dit antwoord verwijst naar Romeinen 4:25: ‘Die opgewekt is om onze rechtvaardiging.’ Van levensbelang voor het geloof is dit. Daarom zegt Paulus in 1 Korinthe 15: ‘als Christus niet uit de doden zou zijn opgewekt, dan was ons geloof zinloos en dan zijn we nog in onze zonden en we zijn mensen zonder enige hoop’.
Christus’ opwekking door Zijn Vader verzekert ons dat Christus’ werk aan het kruis tot volkomen verzoening is van onze zonden. De opwekking van Jezus uit de dood is Gods amen. Het is Gods verklaring dat Christus’ werk voor God kan bestaan. En hoe weten we nu dat Christus’ offer is aanvaard? Omdat God Hem opgewekt heeft uit de dood om ónze rechtvaardiging.
Nieuw leven
De Schrift zegt dat we niet alleen toeschouwers zijn geweest van Christus’ dood en opstanding. Door onze gemeenschap door het geloof met Hem worden wij zelf opgewekt uit de dood tot een nieuw leven. Dat is het Evangelie van Pasen. We worden niet alleen gewezen op wat God gedaan heeft in het verleden met Pasen, als iets wat ruim 2000 jaar geleden gebeurde. Pasen geschiedt ook in het léven van de christen. Christus is opgewekt en wij worden door Christus opgewekt tot een nieuw leven. Dezelfde kracht die Jezus uit de dood deed opstaan, is nu ook in staat om ons, zondaren, tot nieuwe schepselen te maken. Van dood levend te maken. ‘Maar God (…) heeft ons (…) ook toen wij dood waren door de overtredingen, met Christus levend gemaakt (…) en heeft ons met Hem opgewekt….’ (Ef.4:4-6) De opwekking van Jezus uit de dood is niet alleen in het verleden geschied, maar geschiedt ook in het heden. Het is de Heilige Geest, Die van dood levend maakt en het nieuwe leven gaat werken.
Met wat als gevolg? ‘Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit.’ Door Christus’ opstandingskracht worden we opgewekt tot een nieuw leven. Weten we van die kracht in ons leven? Door deze kracht doden we de leden die op de aarde zijn, ontucht, onreinheid, hartstocht, kwade begeerte en hebzucht en leggen we de toorn, de woede, slechtheid, laster en schandelijke taal af.
Dat is, zoals Paulus het zegt in Efeze 1:19,20, wat de alles overtreffende grootheid van Zijn kracht, Zijn opstandingskracht, is aan ons die geloven ‘overeenkomstig de werking van de sterkte van Zijn macht, die Hij gewerkt heeft in Christus, toen Hij Hem uit de doden opwekte’. Het is dezelfde kracht die Christus uit de dood deed opstaan. Dit is wat het betekent om verenigd te zijn met Christus, te delen in de zegen van Zijn opstanding en om de kracht in ons leven te ervaren waarmee Hij werd opgewekt uit de doden. God verlangt dat we van deze kracht weten.
Onze toekomst
Christus’ opwekking uit de dood is ook verbonden met onze toekomst, de verheerlijking. Petrus zegt: ‘God, de Vader van onze Heere Jezus Christus, deed ons opnieuw geboren worden tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden, tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkbare erfenis, die in de hemelen bewaard wordt voor u.’ Wat een rijk gevolg van Christus’ opwekking uit de dood.
Paulus noemt Christus de ‘Eersteling’ van de opstanding. In 1 Korinthe 15 wijst Hij ons erop dat Christus’ opstanding en onze opstanding het begin en het einde zijn van één enkele oogst, want Zijn opstanding is de garantie van de opwekking van de gelovigen uit de doden. Hij zal ons lichaam gelijk maken aan Zijn verheerlijkt lichaam. We zullen bekleed worden met Zijn heerlijkheid en Hem gelijk zijn. De opwekking van Christus uit de doden is daar de garantie van. Op een dag zal ik gelijk Hem zijn. Door het geloof wordt ons leven van dag tot dag vernieuwd tot die dag dat de bazuin zal klinken en we voor altijd bij de Heere zullen zijn. Dan zal het lied klinken ‘U zij de glorie, opgestane Levensvorst.’