Waar bent u naar op zoek?

blog

In Ezechiël klinkt vele eeuwen voor de geboorte van Jezus het evangeliewoord

Herder én Koning

Dr. W.H.Th. Moehn
Door: Dr. W.H.Th. Moehn
15-12-2021

In Ezechiël 34 belooft God Zijn volk te verlossen: Zijn Knecht David zal een ‎Herder voor Zijn schapen zijn én een Vorst in hun midden. Maar hoe kunnen ‎die twee taken, hoeden en regeren, samengaan? David bijvoorbeeld deed ze ‎na elkaar, niet beide tegelijkertijd.‎

Ezechiël 34 bevat een profetie gericht tegen de slechte herders van Gods volk. God belooft dat Hij ‎Zelf Zijn schapen zal opzoeken, redden en weiden. (…) Hiertoe zal Hij zenden de opperste Herder en ‎Vorst van Zijn kerk, Jezus Christus, onder Wie Zijn schapen gezegend en gelukzalig zullen zijn. Zo ‎brengen de statenvertalers in hun samenvatting boven het hoofdstuk trefzeker de kern van heel het ‎Evangelie onder woorden. De Schepper van hemel en aarde Zelf bezoekt Zijn volk. ‎
Het zijn de eerste woorden die de oude Zacharias eeuwen later jubelend zal uitroepen, wanneer hij ‎merkt dat hij zijn stem heeft teruggekregen: ‘Geprezen zij de Heere, want Hij heeft naar Zijn volk ‎omgezien en er verlossing voor tot stand gebracht.’ (Luk.1:68) God zendt Zijn eigen Zoon en vervult ‎daarmee Zijn belofte: ‘Ik zal over hen één Herder doen opstaan en Die zal ze weiden: Mijn Knecht ‎David. Híj zal ze weiden en Híj zal een Herder voor ze zijn. En Ik, de HEERE, zal een God voor ze ‎zijn, en Mijn Knecht David zal Vorst zijn in hun midden. Ík, de HEERE, heb gesproken.’ (Ez.34:22,23)‎

Iets raadselachtigs

Deze zinnen vormen de kern van het Evangelie, ze komen heel vertrouwd over. Toch klinkt er ook ‎iets raadselachtigs in door. Het zijn woorden die niet direct hun geheim prijsgeven. Nadenkend over ‎het ‘onder Wie’ in de samenvatting van de statenvertalers voeg ik ongemerkt twee woorden toe: ‎Herder en Vorst. Onder Zijn ‘hoede en regering’ zullen de schapen gezegend zijn. Bij een herder ‎hoort het hoeden en van een vorst wordt verwacht dat hij regeert. Maar hoe verhouden die twee ‎taken zich tot elkaar? Kan iemand tegelijkertijd herder en vorst zijn in één persoon? Hoe kan iemand ‎als vorst én knecht zijn weg door het leven gaan? ‎
Als God ingrijpt, klinkt ook de naam van David. Kijken we naar David, de verre voorvader van onze ‎Heere Jezus, dan zien we in zijn leven heel duidelijk dat het de ene taak is of de andere, maar niet ‎beide tegelijkertijd. Eerst is hij herder van de schapen, die vader Isaï hem heeft toevertrouwd. ‎Daarná wordt hij de nieuwe koning over het volk als opvolger van Saul. Na een jeugd als herder ‎volgt een leven als koning van Israël. De Messias over Wie Ezechiël spreekt, zal echter ‎tegelijkertijd Herder en Vorst zijn.‎
Deze messiaanse profetie is onderdeel van een hoofdstuk waarin het prachtige, bijbelse beeld van ‎de herder en zijn kudde tot in de details is uitgewerkt. Wanneer Jezus Zich in Johannes 10 typeert ‎als de goede Herder, klinken die woorden tegen de achtergrond van deze profetie. In Ezechiël 34 ‎ziet Jezus Zijn taak en roeping voor ogen geschilderd. Maar de vraag blijft staan: hoe kan dat zo ‎samengaan dat iemand tegelijkertijd herder en koning is?‎

Positie misbruikt

De slechte herders die we aan het begin van het hoofdstuk ontmoeten, zijn ongetwijfeld de ‎overheden en leiders van het volk. Aan hen is de verantwoordelijke taak toevertrouwd om te zorgen ‎voor Gods volk. Dit is echter overduidelijk misgegaan. Door de wijze waarop zij aan hun ‎herdersambt invulling gaven, hebben zij het werk van een herder in diskrediet gebracht. Zij hadden ‎geen oog voor de vermoeide, de zieke, de zwakke en verloren dieren van de kudde. Zij hebben aan ‎de macht geroken en zijn bezweken voor de verleiding om misbruik te maken van hun positie. ‎
Fel klinken de verwijten in het vierde vers. Jullie doen niet wat van de pastor bonus, de goede ‎herder, verwacht mag worden. Tussen haakjes: hebben we in de gaten dat hier bij Ezechiël heel ‎nauwkeurig beschreven wordt hoe ook nu in de gemeente, die het lichaam van Christus is, naar ‎elkaar omgekeken behoort te worden? Wat we hier lezen, staat haaks op een egocentrische houding ‎die slechts gefocust is op eigen ontplooiing, geluk, genot en welvaart. ‎
Waar de herderstaak misbruikt wordt, valt de kudde uiteen. Dreigend klinkt het: ‘Zie, Ik zál die ‎herders!’ (vs.10) Maar op hetzelfde moment werpt God Zich op als de Herder – Ik zal Zelf naar Mijn ‎schapen vragen, Ik zal hen opzoeken, Ik zal hen verzorgen, Ik zal het verlorene aannemen. ‎

Onrecht

We komen dichter bij de woorden over de Herder en de Vorst. Wanneer we dan nog iets ‎nauwkeuriger naar de kudde kijken, zien we dat onder de dieren van de kudde ook geen eenheid ‎meer is. Er is geen recht meer. Het enige recht dat lijkt te triomferen, is het recht van de sterksten. ‎De krachtige dieren drukken de zwakkere weg met hun flanken. En als dat niet voldoende is, dan ‎gebruiken ze hun horens. Zo houden ze de zwakken en weerlozen bij het voedsel en het drinken ‎vandaan. Diepe crisis. Ten hemel schreiende wandaden. ‎
In die crisis neemt Ezechiël namens zijn Zender het woord. Ik zal redden. En hoe! De Heere Zelf zal ‎Herder zijn. Hij kan het onrecht dat de schapen van Zijn kudde wordt aangedaan, niet langer ‎verdragen. Hij wordt daardoor bewogen tot reddend ingrijpen. ‎

David

Vlak daarna lezen we echter dat de knecht David herder zal zijn, waarbij dus God en David als ‎gelijkwaardig naast elkaar worden gesteld. Dr. A.H. Edelkoort legt hier de vinger bij in zijn boek De ‎Christusverwachting in het Oude Testament: ‘David is hier geen gewoon menselijke herder, maar ‎een wezen Gode gelijk.’ (p.366) Hij is de Messias! Ezechiël is de profeet die diep doordrongen is ‎van de geweldige kloof die God en mens scheidt. Een mens aan God gelijkstellen is voor hem de ‎zonde bij uitstek. Wanneer de Messias, hoewel afkomstig uit Davids huis, zo’n goddelijke rang ‎ontvangt, dan heeft dat ons heel veel te zeggen. Evangeliewoord zovele eeuwen voor de geboorte ‎van Jezus. De contouren worden al voor ogen geschilderd. God Zelf ziet om naar Zijn volk. Hij zal ‎Herder zijn, maar direct daarna is het ‘David’ die de kudde zal hoeden. Hij handelt namens de Heere. ‎Dan is de stap naar Johannes 10 niet zo groot, waar we Jezus ontmoeten en horen: ‘Ik ben de goede ‎Herder.’ Hij doet Zijn werk met inzet van Zijn eigen leven!‎

Troost

Wij zetten trefzeker de stap naar Johannes 10, maar wanneer we ons verplaatsen in de eerste ‎hoorders van Ezechiël, dan is het beeld minder helder. Er blijven vragen over, waarop de tekst geen ‎antwoord geeft. Hoe verhoudt zich deze tweede David tot de eerste David, de zoon van Isaï? Op dit ‎moment is het voldoende te weten dat Hij én Vorst én Herder zal zijn. Laat die typering ons nu tot ‎troost zijn. God laat het werk van Zijn handen niet los. In de persoon van deze Vorst zal er Gods ‎eigen Herder zijn, Die niet langer zal leven op kosten van de kudde, maar Wiens leven voor de ‎kudde zal zijn. Eén verloren schaap gaat Hem ter harte. Hij gaat er net zo lang achteraan, totdat Hij ‎het gevonden heeft. En als Hij het gevonden heeft, legt hij het vol blijdschap op zijn schouder ‎‎(Luk.15:4-5). Vuisten en ellenbogen worden niet meer geduld. Die moeten thuisgehouden worden. ‎
In zijn eigen donkere dagen mag Ezechiël zijn hoorders op het hart binden: ‘Verkijk je niet op de ‎crisis waarin we nu leven. Dit is de toekomst die Gods volk tegemoet gaat. Een toekomst met Gods ‎Knecht David, Die Vorst zal zijn.’ Herder en Vorst – een Lam als geslacht én tegelijkertijd de Leeuw ‎uit de stam van Juda, de wortel van David. De Enige Die het waard is de boekrol te openen ‎‎(Openb.5).‎

Iedere christen

Het beeld dat Ezechiël oproept, neemt ons mee naar de grenzen van de tijd. Maar we lezen de ‎woorden nu, anno 2021. Zouden we nu ook ontrouwe herders van Gods volk tegen kunnen komen? ‎Ongetwijfeld! Maar de messiaanse profetie van Ezechiël wordt nog veel spannender wanneer we het ‎beeld dat hij voor ogen schildert, op onszelf betrekken. ‎
Martin Bucer, de reformator van Straatsburg, heeft dat ook gedaan. Als gemeente vorm je een ‎lichaam onder het Hoofd Christus. Het gaat om de persoonlijke band met Jezus. Liefdevolle ‎pastorale zorg kun je niet uitbesteden aan ambtsdragers. Er is ook het herdersambt van álle ‎gelovigen. Christus werkt niet alleen door ambtsdragers, maar door iedere christen. In De ware ‎zielzorg heeft Bucer zich laten inspireren door Ezechiël 34. Maar waar blijft dan de vorst? Christus is ‎gezalfd tot onze eeuwig Koning, Die ons met Zijn Woord en Geest regeert. Wij zijn geroepen met ‎een vrij en goed geweten, dat wil zeggen op vorstelijke en koninklijke wijze, in dit leven tegen de ‎zonde en de duivel te strijden. In Christus liggen het herderlijke en het vorstelijke dicht bij elkaar. ‎Dus ook voor allen die Hem als hun Vorst en Herder erkennen.‎

Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 49,95). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!

Dr. W.H.Th. Moehn
Dr. W.H.Th. Moehn

Is bijzonder hoogleraar Geschiedenis van het gereformeerd protestantisme vanwege de Gereformeerde Bond aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU – vestiging Amsterdam).