Waar bent u naar op zoek?

Herder zonder huis

Liesbeth van Binsbergen
Door: Liesbeth van Binsbergen
Verhaal
18-12-2023

‘Chris?’
Chris legt zijn scheermesje neer. ‘Ja?’
‘Welke zal ik aandoen?’ In de deuropening van de badkamer staat Emma, in haar handen twee jurken, een rode en een zwarte.
‘Je had toch iets nieuws gekocht voor Kerst?’
‘Deze ja. Maar…’

Als Chris even later hun slaapkamer binnenloopt, zit zijn vrouw in haar pyjama op de rand van het bed. Glimlachend legt hij zijn hand op haar schouder. ‘Hé piekerprinses, ben je er nog niet uit? Of, beter gezegd, ben je er nog niet in?’ Hij wijst naar de rode jurk. ‘Gewoon doen, staat je prachtig. Het is Kerstféést, hè. Weet je wat? Jij kleedt je rustig aan, dan maak ik een lekker ontbijtje.’

Het blijft vreemd om de tafel voor twee te dekken. In een halfjaar tijd zijn beide kinderen de deur uit gegaan, het is stil geworden in huis. Vooral Emma heeft er last van, maar zij is dan ook veel vaker hier. Eigenlijk is hij te weinig thuis. Het werk voor de kerk slokt heel wat avonden op en de keren dat hij wel thuis is, klust hij. Als straks die verbouwing maar eens klaar is, dan…

Zijn ogen gaan naar de tuin, naar de berg planken tegen het schuurtje. Eigenlijk had hij dat even op moeten ruimen voor vandaag. Dat was hij ook van plan geweest, maar die teamvergadering op zijn werk liep uit en toen hij thuiskwam, was planken opruimen wel het laatste waar hij aan zou willen denken. Gelukkig heeft Emma er geen woorden aan vuil gemaakt.

‘E-em? Kan ik die croissantjes in de oven doen?’
‘Ja hoor, ik ben bijna klaar.’

De klok slaat half tien, over een uur begint de dienst. Een dienst voor iedereen stond in de kerkbode. Beetje vreemd, elke dienst is toch voor iedereen? Nou ja, hij heeft het niet bedacht, hij zit niet in de organisatie, hij hoeft vanmorgen alleen maar aanwezig te zijn namens de kerkenraad. Een laagdrempelige dienst in het buurthuis, bedacht door de evangelisatiecommissie. Eerlijk gezegd zat hij met Kerst liever in hun oude kerk met het monumentale orgel, maar ja, er bestaat ook nog zoiets als een rooster. Gelukkig is er morgen nog een dienst…

Moeizaam komt Jannes overeind. Zijn rug is een plank. Hoewel het bankje waar hij gisteren op sliep comfortabeler ligt, geeft hij toch de voorkeur aan het park. Hier is het rustig, hier storen ze je niet. Als het gaat vriezen, zal hij moeten verkassen naar de fietstunnel. Dat hij daar niet de enige is, moet hij maar voor lief nemen. Jannes bukt voorover en doet een graai in zijn tas. Zijn flesje is leeg, hij moet naar de fontein, maar eerst moet zijn rug wat soepeler zijn. Voorzichtig beweegt hij wat heen en weer. Van voor naar achter, van links naar rechts, zingt het door zijn hoofd. Het carillon sluit aan. Komt allen tezamen. O wacht, het is Kerst vandaag.

Het woord Kerst tovert fijne plaatjes in zijn hoofd, een film van lang geleden. Hij ziet een feestelijk gedekte tafel, ruikt de geur van gegrilde kippenpoten, hoort een knapperend haardvuur. En daar loopt… Nee, nu niet aan Geke denken. Geke is verleden tijd, ver verleden tijd. Hij had het verprutst, hij had het nooit zo ver moeten laten komen met die nieuwe, jonge collega. Geke had gelijk toen ze zei er een punt achter te willen zetten. Zijn schuldgevoel had hem ertoe bewogen het huis aan haar te geven. En aan de kinderen. Jesse, Martijn en Suzan, zijn kleine Suzanneke, al zal ze nu niet zo klein meer zijn. Soms denkt hij haar te zien in de stad, maar aanspreken durft hij haar niet. Andersom zal ze hem niet meer herkennen en dat is maar beter ook. Het is om je kapot te schamen, zo’n leven. Jubelend van vreugde. Jannes schudt zijn hoofd. ‘Het leven is een feessie, maar je mot wel zelluf de slingers ophangen,’ verkondigde Theo gisteren in de opvang. Het leven een feest? Een tranendal is het, wat dat betreft had die dominee van vroeger wel gelijk. Niet dat hij zo’n griener is, dat heeft hij wel afgeleerd. Naar de kerk gaan ook trouwens, hij heeft daar niks meer te zoeken. Kom, hij moet maar eens in beweging komen, straks groeit hij nog vast. Jannes pakt zijn tas op en slentert in de richting van de vijver. Eerst zijn fles vullen, dan de stad in, met Kerst valt daar allicht wat te halen. Dat is dan weer het voordeel van kerkmensen, die doen zoiets nog. Vroeger gaf hij ook gul, niet vermoedend dat hij ooit zelf zijn hand zou moeten ophouden. Een bedelaar is hij geworden, een schooier.

De winkelstraat is leeg, de etalages vol. Ballen, slingers, sneeuwlandschappen, de winkeliers hebben hun best weer gedaan. Merry Christmas and a happy new year. Het nieuwe jaar, daar wil hij niet aan denken. De hoop op een woning heeft hij allang opgegeven. Na de scheiding was hij naar Duitsland gegaan om voor zijn zieke moeder te zorgen, maar toen zij overleed, kwamen er andere huurders en stond hij op straat. In eigen land kreeg hij geen onderdak, want daarvoor moest je verslaafd of geestelijk ziek zijn. ‘U bent zelfredzaam,’ was de conclusie na een gesprek van een halfuur. Zelfredzaam, dat klonk positief, maar voor hem was het een ramp. Nergens kon hij terecht. De straat werd zijn slaapkamer, de straathond zijn vriend. Toen het slecht genoeg met hem ging, mocht hij alsnog naar de nachtopvang, maar het lawaai daar werkte op zijn zenuwen. Aan het eind van de straat staat een deur open. Pianoklanken zweven naar buiten. Nu zijt wellekome. Zie je wel, het zat allemaal opgeslagen in zijn hoofd, ze moeten niet denken dat hij gek is. Boven de deur een vlag. Welkom. Jannes aarzelt. Binnen is het tenminste warm, en ruikt hij nou koffie? Ja, zeker weten, met zijn neus is evenmin iets mis. Warme koffie, meer hoeft hij niet. Verlangend stapt hij over de drempel.

‘En het geschiedde in die dagen dat er een gebod uitging van de keizer Augustus dat heel de wereld ingeschreven moest worden. Deze eerste inschrijving vond plaats toen Cyrenius over Syrië stadhouder was. En Jozef ging op weg, van Galilea uit de stad Nazareth naar Judea, naar de stad van David die Bethlehem heet, omdat hij…’ Elk jaar ziet Emma hen weer gaan. Die man, die zwangere vrouw op een ezeltje. Wat een toestand. Een kind baren bij de beesten en daarna op de vlucht, daar moet je toch niet aan denken. ‘En het geschiedde, toen zij daar waren…’ Het is een meisje die het voor mag lezen, soms hapert ze even. Op zo’n moment vult Emma het volgende woord in gedachten vast in, ze kan het hele hoofdstuk wel dromen. Totdat er iemand de zaal binnenloopt. Nou ja, sloft. O nee, is dit wel helemaal de bedoeling? Wat een onverzorgd type. Zijn lange haren pieken onder zijn vaalrode baseballpetje, zijn halfl ange jas is zeker twee maten te groot. En die laarzen… Emma heeft niets tegen daklozen, maar in een kerstviering kan het wel de nodige problemen geven. Het zijn zulke ontregelde mensen. De man kijkt rond, en loopt dan rechtstreeks naar het buffet aan de zijkant van de zaal. Vlug loopt er iemand naar hem toe, schenkt een bekertje koffie in en wijst… naar haar! Tenminste, zo voelt het. Emma slikt. ‘omdat er voor hen geen plaats was in de herberg.
Vanuit haar ooghoeken volgt Emma de man die steeds dichter bij hen komt en zich ten slotte laat zakken op een van de lege stoelen voor hen. Voorzichtig neemt hij een slokje van zijn koffi e. Het is niet netjes om naar anderen te staren, maar Emma kan haar ogen niet van hem afhouden. Die haren, wat een klittenboel, en die kraag van die jas. Hoe lang zal het geleden zijn dat dat ding in de was is geweest? En die man zelf? Je kunt je toch wel douchen in zo’n Leger des Heils huis? O kijk, nu staat hij ineens op. Emma klemt haar hand om haar tasje. Niet dat ze bang is, maar toch, je kunt maar beter op alles voorbereid zijn tegenwoordig. De man loopt opnieuw in de richting van het buffet. Ja hoor, net wat ze dacht, hij wil meer koffie. Hij krijgt het nog ook! Nou, dan zal hij nu wel vertrekken. Tot haar verbazing sloft hij terug naar zijn stoel. Hij heeft zeker gehoord dat er na de dienst soep en broodjes worden geserveerd. ‘En er waren herders in diezelfde landstreek…’ Herders? Bijna barst Emma in lachen uit. Die herders hoeven ze niet ver te zoeken. Geef die zwerver een staf en je hebt er een. Als ze hier aan toneelstukjes deden, kon hij zo de hoofdrol krijgen.

Na de lezing neemt de voorganger het woord. ‘Een stal, een voerbak, een baby. En toch: een wereldveranderende gebeurtenis. Ook voor u en jou kan het een levensveranderende gebeurtenis worden. Zo diep ging de Zoon van God, zo arm wilde Hij worden, om u en jou te redden.’ Onrustig schuift Jannes op zijn stoel, zijn ogen naar de grond gericht. Wat doet hij hier eigenlijk, hij hoort hier toch helemaal niet? Het is iets van vroeger, nu staat zijn leven hier kilometers vanaf. Die vrouw achter hem alleen al, met die rode jurk, hij zag haar net echt wel kijken, haar ogen priemen in zijn rug. En die mensen voor hem, ook al zo top gekleed. Hij is een modderschuit, omringd door vlaggen. Zal het lang duren voor die soep komt? Hij ruikt nog niks… ‘Het waren geen kerkleiders die als eerste bij de geboren Koning mochten komen. Geen mannen met witte boorden. Het waren herders. Mensen van buiten de keurige kringetjes. Juist zij werden uitgekozen.’ Jannes slikt. Zijn handen knijpen het lege bekertje plat. Achter zich hoort hij gekuch. ‘Je kunt nooit te klein zijn om door de staldeur te komen, wel te groot.’ Wat de voorganger verder allemaal zegt, gaat langs hem heen. Onverwachts klinkt het ‘Amen.’ Preken ze tegenwoordig nog maar zo kort? Terwijl het volgende lied aangekondigd wordt, gaat er een bak met muziekinstrumenten door de rijen. Zal hij… Ach, waarom niet. Zijn handen gaan naar de bellenstok. Het keyboard zet in: Midden in de winternacht… Laat de bel, laat de trom. Even is hij weer dat kleine jongetje op de kerstviering van de zondagsschool. Hij moet er zelf om grinniken. Na het lied is het tijd voor de voorbede. ‘Is er iemand die ergens voor wil bidden of danken?’ De voorganger kijkt het zaaltje rond. Dit is je kans, zegt een stemmetje. Jannes aarzelt, maar staat dan op en loopt naar voren. De voorganger komt bij hem staan. ‘Zeg het maar.’ ‘Een… een huis,’ stamelt Jannes. ‘Ik wil graag een huis. Met een brievenbus.’ Wordt er gegniffeld in de zaal? Als het al zo is, de voorganger neemt hem uiterst serieus. ‘Een huis, een plek voor jezelf, dat is zo’n menselijk verlangen, zo’n menselijke behoefte. We zullen er voor bidden, Johannes.’ Johannes, hoe lang is het geleden dat iemand hem zo noemde? Hoe kan dat, kent deze pastor hem?

Verward loopt Jannes terug naar zijn plaats. Even later hoort hij zijn naam opnieuw. Een warm gevoel trekt door zijn lijf. Daar kan zelfs de soep die hij na de dienst uit zijn kartonnen bekertje lepelt niet tegenop.

‘Mooie kerstviering,’ zegt Emma als ze weer op de fi ets zitten. ‘Bijzonder. Ken jij trouwens die zwerver die voor ons zat?’
Chris schudt zijn hoofd. ‘Geen idee. Johannes is zijn naam.’ God is genadig, echoot het door zijn hoofd. Nu de mensen nog. Waar komen die laatste woorden vandaan?
‘Ik hoop maar dat hij onderdak krijgt.’ Chris knikt. ‘Zaak voor de diaconie.’
Afschuiver.
‘Zei je iets, Em?’
‘Nee? Maar wat hebben wij het dan goed, hè.’ Ze fi etsen hun oprit op. Emma rommelt in haar tas, op zoek naar de sleutelbos. ‘Ik vond hem op een herder lijken.’
‘Herder zonder huis,’ mompelt Chris. Hij werpt een blik op hun tuinhuis. Een tuinhuis, een stal. Geen plaats…? ‘Zeg Em, misschien moeten we even praten.’

Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 53). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!

Liesbeth van Binsbergen
Liesbeth van Binsbergen

is fulltime (kinderboeken)auteur.