blog
Gods gemeente bevindt zich middenin de wereld
Hervormden en de zuil
De discussie over de toekomst van de reformatorische zuil is de afgelopen maanden volop gevoerd. Opvallend daarbij is dat hervormde stemmen in dat gesprek heel weinig klinken. Of is dat eigenlijk helemaal niet opvallend?
Op een drukke donderdagavond bezocht ik onlangs de Amsterdamse Noorderkerk, de vergadering van de wijkkerkenraad. Wie niet wekelijks in onze hoofdstad te vinden is, komt zomaar weer onder de indruk van de hectiek van het leven, van zoveel mensen die lopend en fietsend en rijdend over elkaar heen lijken te tuimelen. Aangekomen bij de kerk, zag ik licht door het raam van de consistorie en daarachter vijftien vooral jonge mannen. De kerkenraad was zijn vergadering met een langdurig gebed voor de stad begonnen, voor de merkbare aanwezigheid van de gemeente in dit bruisende stukje van Gods wereld.
Dr. Jan Koopmans
Voor mij ging er een boodschap uit van het licht dat naar buiten scheen, van de biddende mannen in de consistorie. Gods gemeente staat niet apart van deze wereld, bevindt zich middenin haar, is zich bewust van haar roeping ten dienste van anderen.
Maar, de vraag is dan wel hoe ze hierin overleeft, hoe voorkomen wordt dat hedendaagse machten zo sterk zijn dat ze de gemeente te sterk worden. In de consistorie vond ik het antwoord, toen mijn oog viel op het bekende portret van dr. Jan Koopmans, de Amsterdamse predikant die kort voor de bevrijding van de nazi’s door een verdwaalde kogel gedood werd. Van hem is de definitie van de kerk als ‘de plaats waar Jezus met zondaren samenwoont’. Als de gemeente zich in de eredienst oefent in de omgang met haar Heere, zal ze de genade van de volharding ontvangen en zo blijvend tot een zegen kunnen zijn.
Verzuiling
In feite gaat de discussie over bestaansrecht en toekomst van de reformatorische zuil over de wijze waarop christenen in de samenleving actief zijn, over de manier waarop zij veel (noodzakelijke) activiteiten organiseren. Nederland kent een lange traditie waarin het onderwijs, de politiek, de zorg voor zieken en gehandicapten, de media, de studentenvereniging en zoveel meer op basis van levensbeschouwing vorm krijgt. Na de oorlog was deze verzuiling van het leven echter al over de top, waardoor er in evangelische en reformatorische kring een nieuwe oriëntatie ontstond: een beweging en een minizuil.
De afgelopen maanden is de Opiniepagina van het RD
nogal eens gebruikt voor een gesprek over de toekomst van deze laatste zuil. Met zijn boek Up to date gereformeerd heeft Johan Schouls, godsdienstdocent op een reformatorische school in Kampen, dit gesprek in een stroomversnelling gebracht. Hij constateert dat een zelfgekozen sociaal isolement als middel tot zuiverheid en heiligheid ingaat tegen de bijbelse roeping van een christen.
Opengebroken wereld
Schouls komt niet alleen tot zijn uitspraken na een hernieuwde oriëntatie op het Nieuwe Testament, maar ook vanwege het zien van de werkelijkheid, die hij als een opengebroken wereld typeert. Zo is het in de geschiedenis al vaak gegaan – en er is niets mis mee -, namelijk dat de veranderingen in de cultuur of in de wereld ons brengen tot een nieuw zicht op de boodschap van de Bijbel. Zo was in 1948 de stichting van de staat Israël een grote stimulans voor een nieuwe bezinning op de blijvende plaats van Israël in het handelen van God.
Binnen de reformatorische zuil wordt door de voortgaande secularisatie van ons land meer en meer beseft dat in haar midden geen werkelijke veiligheid te vinden is. Daarbij komt dat zowel landelijk als lokaal de overheid minder bereidheid toont identiteitsgebonden organisaties te financieren.
Tevens zien we dat de beslotenheid van het leven door de komst van internet en allerlei vormen van sociale media voorbij is, ook in plaatsen waar men denkt die beslotenheid nog te kunnen koesteren. Na de komst van de televisie schreef Andries Knevel De wereld in huis
, de voortgang van en de openheid naar technische ontwikkelingen maken dat die wereld zich nu helemaal in ons huis bevindt, in de hand van onze jongeren.
Levenspraktijk
Ik vind het een eerlijke ontboezeming als Schouls erkent dat het voor hem ‘een ontdekking’ was dat de Bijbel geloofswaarheden en levenspraktijk nauw met elkaar verbindt. Deze zelfkritische analyse zegt iets over zijn jarenlange leven op een reformatorische school, over zijn inzet als ambtsdrager. Ze toont dat je vanwege het leven in een redelijk besloten groep blind kunt worden voor wezenlijke noties uit het Woord van God. Alleen daarom al hebben we de kerk in de stad nodig, de gemeente die leeft te midden van modern heidendom, die opsnuift wat er gaande is in de cultuur.
Onze tijd vraagt erom dat we blijven doordenken waar het in het leven van een christen om gaat, wat de roeping van de kerk als minderheid is. Daarbij zal de hand in eigen boezem gestoken moeten worden, omdat de kerk vanwege haar verdeeldheid en lauwheid ook schuld draagt aan de teloorgang van bijbelse waarden en normen. Dat die bezinning ook binnen de reformatorische zuil plaatsheeft, is winst.
Instellingen
Over wat we in allerlei levensbeschouwelijke organisaties aan goeds ontvangen hebben en nog ontvangen, kunnen we dankbaar zijn. Het is begrijpelijk dat ouders van een gehandicapt kind dankbaar zijn voor instellingen waar de Bijbel een plaats heeft en een christelijke levenssfeer is. Uiteindelijk gaat het niet om die eigen instellingen, maar om de doorwerking van het Woord van God op veel terreinen van het leven.
Die overtuiging neemt niet weg dat hervormd-gereformeerden vanouds ook kritisch gestaan hebben tegen het denken vanuit de reformatorische zuil. In zijn onlangs verscheen studie over de geschiedenis van de Driestar, Wordt een heer!, laat John Exalto zien hoe ds. G.H. Kersten honderd jaar geleden de kiemen voor deze zuil legde, namelijk door op plaatselijk vlak een bevolkingsgroep te isoleren en hen op landelijk niveau te organiseren. Het denken dat hieraan ten grondslag ligt, de theologische tegenstelling tussen Kuyper en Kersten, heeft ervoor gezorgd dat orthodoxe christenen zich hebben gedistantieerd van andere christenen voor wie de Bijbel ook het Woord van God was.
Taalgebruik
Het taalgebruik dat binnen die reformatorische zuil ontstaan is, tekent het denken dat hieruit voortgekomen is, namelijk onze kring, onze mensen, onze gezindte, refo’s. Ik zou willen dat we veel van deze woorden kwijtraken. Bijbelser is het immers om te spreken over de kerk, over de belijdenis, over de christen. Juist omdat hervormd-gereformeerden in de eigen kerkelijke situatie in een bredere context staan en veelal in het geheel van de samenleving dienstbaar willen zijn, staan ze afzijdig als het om het denken vanuit de reformatorische zuil gaat – al is ons de belijdenis van de Reformatie lief, een belijdenis die de gereformeerde gezindte juist verbindt.
Ons isoleren van de wereld? Daar mag onze kracht niet in komen te liggen. Christenen nemen deel aan de samenleving, mogen daarin merkbaar aanwezig zijn met bescheiden daden en woorden. Tegelijk isoleren we ons wel in de betekenis van de oproep van Paulus om niet mee te gaan in het denken in de samenleving. De identiteit van een christen is een andere dan de identiteit van degenen die Christus niet volgen.
Offers
In de geloofsverbondenheid met Hem heeft het christenambt een koninklijk aspect, als we Christus als de Heer van het leven erkennen. Het heeft een profetisch aspect als we blijven bij de woorden van God, bij Zijn geboden en richtlijnen voor ons leven. Het heeft een priesterlijk aspect, als we onszelf beschikbaar stellen voor onze naasten.
Dat laatste brengt ons bij de bereidheid tot het brengen van offers. In de eerste eeuwen van het christendom, waarop we ons in deze geseculariseerde tijd sterk oriënteren, kenmerkte het christenleven zich tot die bereidheid, tot zelfs… het offer van het eigen leven. Het leven in Nederland anno 2012 bepaalt ons steeds meer bij de vraag hoeveel het mij kosten mag om discipel van de Heere Jezus te zijn. Als we die vraag goed tot ons laten doordringen, hebben we afscheid genomen van een wereldgelijkvormig leven, al dan niet binnen een zuil.
P.J. Vergunst