Waar bent u naar op zoek?

blog

Het avondmaal beleven

14-11-2017

Na een korte rondgang in de kerkgeschiedenis en een klein onderzoek in de reformatorische belijdenisgeschriften, maken we nu de balans op.

Is er ten aanzien van de aanwezigheid van Christus in het heilig avondmaal een nieuwe ‘theologie van de presentie’ nodig? 

In een aantal aandachtspunten, die willen aanzetten tot verdere doordenking van de thematiek, vat ik de winst van de voorgaande artikelen samen. Ieder wordt van harte uitgenodigd mee te (blijven) denken en andere bouwstenen aan te leveren. 

Gebed

In de bediening van Woord en sacrament wil Christus present zijn. Fundamenteel is dan naar protestantse overtuiging wel het gebed om de Heilige Geest (de zogenaamde epiclese. Wij ‘hebben’ immers Christus’ presentie niet bij voorbaat. Het is nog helemaal niet gezegd dat God naar de kerk gaat, als wij naar de kerk gaan (O. Noordmans).

Tegelijk is het waar dat God Zelf ons naar Zijn huis roept en daar grote dingen belooft, onder andere dat Hij Zelf daar ook zal zijn (Matt.18:20). We kunnen Zijn werkzaamheid niet afdwingen, wel afsmeken. ‘Christus wordt verwacht, maar Hij staat ons niet ter beschikking.’ (F.G. Immink)

In de Vroege Kerk speelde de gebedsroep ‘Maranatha!’ (1 Kor.16:22) een belangrijke rol. En in de gebeden rondom de avondmaalsbediening is voor de werking van de Heilige Geest een voorname plek ingeruimd. In tegenstelling tot met name oosterse liturgieën roepen we de Heilige Geest niet rechtstreeks aan, wel bidden we of de Geest ons hoe langer hoe meer doet vertrouwen op Christus en dat we zodoende met het enige hemelse brood gespijzigd worden.

Kortom: het gaat om een diep besef dat we in alle dingen volledig afhankelijk zijn van de werking van de Heilige Geest. Het beroep op de Geest maakt de zaak niet minder werkelijk, integendeel, want ‘niets geschiedt zó werkelijk en waarachtig als datgene wat de Heilige Geest doet en waarbij het geloof verondersteld is’.

Eredienst

De hernieuwde aandacht voor het heilig avondmaal staat niet los van de vraag hoe we tegen de eredienst als zodanig aankijken. De Heere is toch tijdens de ‘gewone’ (?) diensten ook present? Het gepredikte Woord is de presentstelling van God (M.S. Horton). We zijn in de kerk, bij God. Dat doet iets met ons. Hoe zitten we er op de zondag bij, hoe waarderen we de zondagse erediensten? De gemeente leeft dikwijls niet uit de heilzame tegenwoordigheid van God (K.H. Miskotte). ‘In de dienst komt God in Christus met Zijn genade op ons af. Daar moeten wij naartoe! Naar de plaats waar dat gebeurt. Dat gebeurt in de kerk.’ (A.A. van Ruler)

Een eredienst vraagt het uiterste van de prediker, maar óók van de hoorder. ‘Zo komt de eredienst onder hoogspanning van de Heilige Geest te staan. Hier spreekt niets vanzelf, hier is niets onmogelijk.’ (ds. J.A.W. Verhoeven) Verheffen wij ook in de gewone diensten onze harten tot God? Is de verrassing over Gods genade geen verveling geworden? Hoevelen blijven niet helemaal zichzelf onder de verkondiging? We zitten tamelijk laconiek in de kerk, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is.

Een pleidooi om de frequentie van de avondmaalsdiensten te verhogen (met een eventueel beroep op Calvijn) om zodoende de beleving te stimuleren kan niet om de vraag heen of de voorgaande noties voldoende in de poriën van gemeenteleden zijn doorgedrongen. In strikte zin is er niets in doop of avondmaal wat ons ook al niet in en door het Woord geschonken wordt. Er is geen aparte doop- of avondmaalsgenade. (H. Bavinck) Het sacrament geeft niet iets anders dan de prediking; het geeft hetzelfde anders. (J. Koopmans)

Kortom, over de vraag of de Heere werkelijk present is, hoeft geen zorg te zijn. Wél over de vraag of wíj werkelijk present zijn. 

Liturgie

Een en ander vráágt iets van de liturgie en de prediking. Voor wat de liturgie betreft: laat ze verzorgd en goed doordacht zijn. Wat mij betreft is een weloverwogen keuze ten aanzien van schriftgedeelten en te zingen psalmen al veelzeggend genoeg. Samen met de gebeden die opkomen uit wat gelezen en gezongen is.

Laat de voorganger waken voor een teveel aan, wat ik gemakshalve noem, verbindende teksten. De gemeente is niet dom, het is ronduit vermoeiend en zelfs vervelend wanneer iedere psalmkeuze van uitgebreide argumentatie wordt voorzien. Het moet allemaal niet kinderachtig worden. Mogen de dingen ook voor zichzelf spreken? Wie wijs is, merkt die dingen zelf wel op. 

Gemeente

De uitspraak uit het Apostolicum ‘de gemeenschap der heiligen’ kan op twee manieren uitgelegd worden. Het gaat én om de verzameling van de ware gelovigen én over het deelhebben aan de heilige dingen, namelijk doop en avondmaal. Antwoord 55 van de catechismus houdt beide zaken dan ook dicht bij elkaar.

Dit aspect moet vandaag de dag sterker benadrukt worden. Je zit bij het heilig avondmaal niet alleen aan tafel. Doordeweeks is het niet zelden in de gezinnen een komen en gaan tijdens de maaltijd. In de gemeente zíen we elkaar, is er een hartelijke betrokkenheid op elkaar die opgemerkt wordt (Hand.2:46-47). Dan is de kring breed. Niet voor niets bad Augustinus juist bij het avondmaal voor de nood van de hele christenheid. We hebben daarom sterk(er) te benadrukken dat de sacramenten aan de gemeente binden. (E. Brunner) Dat zal de beleving van het heilig avondmaal bevorderen.

Gezin

Beleving van Woord en sacrament heeft alles te maken met de manier waarop we thuis, in de gezinnen, over deze dingen spreken. En dat niet alleen: vindt er in de gezinnen ook werkelijke voorbereiding op de (avondmaals)zondag plaats? Het oude Israël was sterk doordrongen van de eis tot voorbereiding (bijv. in Ex.19:10-15; Amos4:12). De Didachè (de leer der apostelen) roept de christenen op om zich voor de samenkomst thuis individueel voor te bereiden. Doen wij dat ook?

Er zijn voor (jonge) kinderen inmiddels genoeg hulpmiddelen op de markt om samen met hen ons voor te bereiden op de bediening van het heilig avondmaal. Dat kan aan de hand van een werkboekje, of (zoals bijvoorbeeld in de hervormde gemeente van Stolwijk, wijk 2, de gewoonte is) door het uitreiken van een stencil waarop voor elke dag iets te lezen en te zingen valt. Het gaat er uiteraard om dat we met elkaar in gesprek zijn en weten wat er in het hart leeft. Ook dat zal de beleving ten goede komen. Het zit ’m soms in de kleine, bewuste dingen. Vroeger poetste je op zaterdagavond je schoenen.

Catechese

Fundamenteel is de catechese. Beleving hangt met betekenis samen. Doopkandidaten in de Vroege Kerk kregen twee of drie jaar grondig onderwijs voor ze werden toegelaten tot doop en avondmaal. Wie zó Psalm 42 zingt op weg naar de doop (frisse waterstromen!), beleeft véél. Hier valt nog veel te winnen. Laat er in de catechese en (met name) belijdeniscatechese ruime aandacht voor de sacramenten zijn. Persoonlijk besteed ik er ieder jaar meer tijd aan. Dat geeft niet. Misverstanden moeten we uit de weg ruimen, dingen moeten opgehelderd worden. Voortdurende en gróndige catechismusprediking over de sacramenten blijft daarom ook broodnodig.

Verder: in onze grote ijver allerlei drempels te slechten en barrières weg te nemen, hebben we de zaken rondom doop en avondmaal versimpeld, om niet te zeggen verkleuterd. Laat er iets terug mogen komen van wat in de eerste eeuwen de zogenaamde doctrine arcani

genoemd werd, namelijk de opvatting dat het heilgeheim voor de ongelovigen verborgen gehouden moest worden. Het geheim wordt aan vríenden getoond (Ps.25:7), zij smaken en zien dat de Heere goed is (Ps.34:9).

Toekomst

In de Vroege Kerk lag een sterke nadruk op het eschatologische aspect van het heilig avondmaal (toen nog eucharistie). In ons huidige avondmaalsformulier komt de toekomst en wederkomst van Christus pas vrij laat en miniem aan de orde, namelijk in het gebed voor de bediening. Ook de Heidelbergse Catechismus en Nederlandse Geloofsbelijdenis kennen deze spits niet, terwijl het avondmaal toch ook bedoeld is om ons verlangen naar de wederkomst te voeden. Ervaren wij dat ook zo?

Wordt onze moderne vraag naar beleving ook niet ingegeven door het feit dat wij innerlijk vreemd staan tegenover het gevoelen van de Vroege Kerk en van de middeleeuwse mens dat de mens een strijd op aarde heeft? ‘Nu we vaak royaal in onze basisbehoeftes kunnen voorzien en we niet meer hoeven te óverleven, draait alles al gauw om béleven.’ (E. van der Veer)

Er is, dunkt mij, veel rechte beleving en een oprechte hunkering naar de wederkomst van Christus. Dát verlangen wordt opgewekt én gevoed tijdens de avondmaalsbediening. We zijn er weer een dichter bij de bruiloft van het Lam (Openb.19:9). Maranatha!

C.H. Hogendoorn

Klik hier om een los nummer te bestellen, en hier om een abonnement op De Waarheidsvriend te nemen.