Ruim negen jaar na de razzia werd ik in Putten geboren. Wat zag en hoorde ik in mijn jeugd over de razzia en haar gevolgen?
Oppasopoe
buurvrouw
schooljuffrouw
allen weduwe
allen in rouw
Onze oppasopoe. Haar man was vierenveertig toen hij werd weggevoerd. Ze bleef achter met zes kinderen. Haar man en drie broers van hem kwamen niet terug.
Onze buurvrouw. Haar man werd op zevenenveertigjarige leeftijd weggevoerd. Zij bleef achter met vijf kinderen. Het huis werd verwoest. Hij had nog een briefje vol hoop geschreven en uit de trein gegooid.
Mijn schooljuffrouw. Haar man was achtentwintig jaar. Zij was in verwachting van hun eerste kindje. Hij kwam nooit meer terug. Hun dochter werd geboren in de nacht dat Putten bevrijd werd.
Mensen in de straat
Zo waren er velen. In onze straat en de straten om ons heen woonden veel weduwen. Ook woonden er mensen in de straat van wie een zoon of zonen waren weggevoerd en in Duitsland de dood hadden gevonden. Verder wist ik van mannen die op weg naar Duitsland uit de trein waren gesprongen, en van mannen die teruggekomen waren. Maar je hoorde ook dat sommigen van hen ’s nachts nachtmerries hadden. Bij mij in de klas zaten ook twee kinderen van wie de vader weggevoerd was en weer terug was gekomen.
Terug
Hij is terug
geknakt
gebroken
lijfelijk aanwezig
dat wel…
onbereikbaar
nabij
zijn strakke ogen
zien wachttorens
stapels lijken…
***
wel bij elkaar
maar elk alleen
de kampmuur
staat nog
om hem heen.
Een sprekend teken
Thuis lag het gedenkboek. Daarin stonden verhalen van teruggekeerde mannen. En verhalen hoe mannen geprobeerd hadden zich te verstoppen, maar door de politie naar de kerk waren gestuurd omdat het toch allemaal wel mee zou vallen. In het boek stonden de foto’s van bijna alle mannen die weggevoerd waren. Die foto’s kwam ik dan weer tegen in de huizen. Bij de buurvrouwen, bij de oppasopoe, bij de vrouwen waar ik het zendingsblad bracht. Ook twee neven van mijn vader die weggevoerd waren, stonden erin, 22 en 29 jaar oud.
Het monument met de gedachtenishof was een sprekend teken, evenals de gedenksteen bij de Oude kerk. In het portaal van de kerk herinnerde een plaat aan de leden van de jongelingsvereniging die waren weggevoerd. De pijn en het verdriet waren voelbaar en tastbaar aanwezig. Er werd echter niet openlijk gepraat over de razzia. Er moest gewerkt worden, opgebouwd. Ieder die een groot verdriet heeft meegemaakt, weet hoeveel energie het kost om alleen al je eigen leven verder te leven. Als je dan ook nog een opgroeiend gezin hebt, je huis verbrand is en er geen inkomen is, dan blijft er niet veel meer over dan werken. De tranen werden bewaard voor de nacht. Dan werd er geworsteld en gebeden. Dat wist je. Ik woonde in het dorp van de weduwen. En de vrouwen waren weduwen van de razzia. Zo werd er over gesproken. Een collectief begrip.
Dat elke weduwe op zichzelf stond en haar eigen verhaal had – daar was in het begin nog geen ruimte voor. Aan wie kon je je verhaal kwijt? Ieder had zijn eigen verdriet en verhaal in stilte. Soms kwam er iets uit bij een pastoraal bezoek. Het was allemaal zo anders dan bij een ‘gewoon’ sterfgeval. Er kon geen overledene opgebaard worden in huis, er was geen rouwdienst, geen begrafenis, momenten waarop je anders veel meeleven en bemoediging ontvangt. Er was de grote vraag: Waarom, ze hadden toch niets gedaan? Er waren de bange vragen: wat hebben ze allemaal geleden, hoe eenzaam waren ze toen ze stierven?
Lees de volledige tekst van dit artikel in De Waarheidsvriend van donderdag 5 mei.
Neem een jaarabonnement (€ 49,95). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!