blog
Het Lam rekent af met totaliteit van zonde
In het voorjaar springen de lammetjes rond in de wei. Een blij en vertederend gezicht. In Joodse context roept een lammetje heel andere gevoelens op. Het dier moest immers geslacht worden.
Het is verrassend dat Johannes de Doper zijn prediking over Christus zó begint: ‘Zie het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt! (Joh.1:29) Op het schilderij Kreuzigung van Matthias Grünewald zien we hoe de voorloper van de Heere Jezus met een in verhouding veel te grote wijsvinger naar Hem wijst.
Voorgangers, opvoeders en ieder die zich christen noemt, mag dit indrukwekkende tafereel op het Isenheimer Altar wel goed op zich laten inwerken. We verwijzen in verkondiging en opvoeding niet naar onszelf, ook niet naar de (vrome) mens, maar naar Christus. Doen we dat (genoeg)?
Lam van God
De uitdrukking in Johannes 1:29 is absoluut. De Heere Jezus is niet een lam, maar hét Lam van God. De Zoon van God is het Lam par excellence. Overigens kunnen we de woorden ‘Lam van God’ op twee manieren lezen.
De Griekse grammatica laat toe dat we de uitdrukking zo verstaan dat bedoeld wordt dat dit Lam bij God vandaan komt. Ofwel: God stelt dit Lam ter beschikking om de zonden van de wereld weg te dragen, zoals de Heere op de berg Moria bij Abraham voorzag in een ram ten brandoffer (Gen.22:8,13). Deze interpretatie past goed binnen het Johannesevangelie en is helemaal in overeenstemming met het getuigenis van de Schrift.
De andere mogelijkheid is dat deze woorden betekenen dat dit Lam bij God hoort. Het Lam is niet ons, maar Gods eigendom. Deze uitleg heeft ook een goede, bijbelse zin. We hoeven uiteraard niet te kiezen: het is allebei waar. Dit Lam is Gods eigendom. De goede Boodschap is dat God het Lam niet voor Zichzelf heeft gehouden, maar wegschonk aan een wereld verloren in zonden en schuld. Een Evangelie waar ons harde hart op stukbreekt.
Verwijzing
Iets ingewikkelder is de vraag waar deze uitdrukking, die alleen in Johannes 1:29 en 36 voorkomt, precies naar verwijst. Daarover zijn de uitleggers verdeeld. De nieuwtestamenticus C.H. Dodd (1884-1973) meent dat we beslist aan het Lam uit Openbaring moeten denken. Het gaat om het apocalyptische Lam, het Lam dat strijdt en overwint, zoals Christus ons in het laatste bijbelboek wordt voorgesteld (bijv. in Openb.5:6,12; 7:17; 13:8; 17:14 etc.). Weinig vakgenoten steunen deze uitleg, al blijft het opmerkelijk dat de verhoogde Christus in Openbaring juist als Lam wordt aangemerkt.
Andere uitleggers zien in Jesaja 53 de achtergrond voor de woorden van de boetgezant aan de Jordaan. Wordt de Knecht des Heeren hier niet specifiek het ‘Lam ter slachting’ genoemd? Bovendien staat hier (in de Griekse vertaling van het Oude Testament) hetzelfde woord. En ook in deze Messiaanse profetie gaat het erom dat het lam de ongerechtigheden en zonden van het volk verzoent. Anderen wijzen dit verband nogal resoluut van de hand. Als er een verwijzing bedoeld zou zijn geweest, had Johannes de Doper beter kunnen zeggen: Zie, de Knecht van God! Hier zou meer over te zeggen zijn.
Paschalam
Een onbetwist gegeven is ondertussen wel dat het woordje lam in het Oude Testament vele malen voorkomt om verschillende offers te duiden: de dagelijkse offers bijvoorbeeld, maar ook de brand-, schuld- en zondoffers. Het verwondert daarom niet dat de meeste uitleggers van de Bijbel de achtergrond van Johannes’ uitroep willen zien in het oudtestamentische paschalam, hoewel, opmerkelijk genoeg, in Exodus 12 juist níet hetzelfde woordje gebruikt wordt én het geslachte lammetje tijdens de uittocht niet diende ter verzoening van de zonde.
We komen verder wanneer we de uitroep van Johannes de Doper zorgvuldiger bekijken. Het Lam van God neemt de zonde van de wereld weg. Het gebruikte Griekse werkwoord kan zowel wegdragen als wegnemen betekenen en komt in het Johannesevangelie vaker voor dan elders in het Nieuwe Testament. Het Lam neemt de schuld op Zich én draagt het weg. Het woordje zonde staat overigens in het enkelvoud. Het Lam rekent dus af met de totaliteit van de zonde van de hele wereld. Zo sterk is dit Lam.
Jesaja
Het is zinvol om er vervolgens op te wijzen dat we de uitroep van de voorloper van de Heere Jezus hebben te begrijpen binnen het geheel van het Johannesevangelie. Even voordat Johannes de Heere Jezus aanwijst als hét Lam, geeft hij antwoord op de vraag van priesters en Levieten wie hij nu feitelijk is. Hij is de stem van een die roept in de woestijn (Joh.1:23).
Hiermee verwijst hij naar de profetie van Jesaja en deze verwijzing is niet zonder betekenis. De heilsboodschap van Jesaja bestond immers voor een belangrijk deel uit de toezegging dat God de zonden van Israël zou wegnemen (Jes.27:9; 40:2; 53:1vv).
Het kan verder niemand ontgaan dat in het Johannesevangelie het moment dat de Heere Jezus sterft precies samenvalt met het uur dat de paaslammeren in de tempel geslacht werden en dat de evangelist Johannes nadrukkelijk Jezus’ kruisdood verbindt met het paschalam (Joh.19:36; Ex.12:46). De Zoon van God is het ware Paaslam, concludeert de Duitse geleerde R. Metzner in een knappe studie over het Johannesevangelie.
Priesterzoon
We doen er het beste aan om het woord van de voorloper van de Heere Jezus zo te verstaan dat de verschillende geluiden over het lam uit het Oude Testament in deze uitroep samenvloeien. De priesterzoon Johannes wijst naar de Heere Jezus als hét Lam. Dit unieke Lam behóórt de Vader toe, maar wordt door God ter beschikking gesteld aan een wereld, die zich hopeloos diep in de schulden gestoken heeft. Het Lam moet begrepen worden vanuit Jesaja 53 en vanuit de dagelijkse offers die in de tempel (en eerder in de tabernakel) werden gebracht. Zo is Hij hét Paschalam en kan de apostel Paulus schrijven: ‘Want ook ons Paaslam is voor ons geslacht: Christus.’ (1 Kor.5:7b)
Het lijkt me ten slotte niet zonder betekenis dat de ziener Johannes in het boek Openbaring de verhoogde Christus voortdurend als het Lam tekent. Dat gebeurt maar liefst meer dan vijfentwintig keer. Met de sporen van de strijd nog aan Zijn lichaam: het Lam dat geslacht is (Openb.5:12). Hij heeft de macht de zegels te openen (Openb.6:1vv) en Hij is het Die zit in het midden van de troon (Openb.7:17). In het bloed van het Lam worden de kleren van hen die uit de grote verdrukking komen, hagelwit gewassen (Openb.7:14), het Lam zal degenen die uit de grote verdrukking komen, weiden (Openb.7:17). Het is het Lam vóór en na in Gods grote toekomst, waarin de verlosten het lied van het Lam zullen zingen (Openb.15:3).
Kostbaar
We luisteren nog één keer naar de uitroep van Johannes de Doper. ‘Zie, het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt.’ Hebben we goed in de gaten dat deze woorden in de tegenwoordige tijd staan? Dit Godslam neemt nog iedere dag de zonden weg. Hebben wij werk voor Hem? Zien wij het Lam werkelijk?
De vorig jaar overleden ds. E.F. Vergunst schreef ooit: ‘In dit zien op Jezus wordt dit van God gegeven Lam mij uitermate kostbaar. Vrede en blijdschap vervullen mijn hart, als het bloed, door Hem gestort, mij de bron des levens wordt. In de gemeenschap aan Zijn lijden vind ik dan allerlei vertroosting in Zijn wonden.’ Tegelijk, in alle ernst: ‘Wie de ogen voor dit Lam gesloten houdt, heeft eenmaal de tóórn van het Lam te vrezen.’
C.H. Hogendoorn