Het verschil tussen een goed gevoel en een goed geweten
Het hebben van een geweten onderscheidt de mens van het dier. Het geweten is onlosmakelijk verbonden met het mens-zijn. Het moet ontwikkeld en gevormd worden naar de wil van God, betoogt ds. J. Belder.
Ieder mens heeft in principe een geweten. Romeinen 2:14-15 is de klassieke bewijstekst. ‘Want wanneer de heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet zegt (…) tonen [zij] dat het werk van de wet geschreven is in hun harten. Daar getuigt ook hun geweten van…’
Opvoeding
Dat geweten kan zich ontwikkelen en verfijnen, net zo goed als het kan vergroeien en kwijnen. Paulus waarschuwt voor het gevaar van mondbelijders, mensen die ‘belijden dat zij God kennen, maar zij verloochenen Hem met hun werken. (…) Hun verstand en ook hun geweten zijn bezoedeld.’ (Tit.1:16,15)
‘Het geweten is altijd het geweten van een mens en deze is veranderlijk’, maar ook ‘bekeerlijk’, schrijft dr. W.J. Aalders in Het Geweten. Het ‘kan worden vernieuwd (…), opgevoed en geoefend.’ Daarmee raken we aan een niet onbelangrijk doel van de opvoeding, waarbij het gaat om het inscherpen van Gods wil. Om het (verdiepen van het) besef van goed en kwaad en dat binnen het verband van een levend geloof.
In Deuteronomium 6, dat onmiddellijk volgt op de herhaling van de Tien Geboden, wordt het belang daarvan onderstreept. Zo ook in Psalm 78 en in het bijbelboek Spreuken. Is uiteindelijk niet heel de Bijbel één grote aansporing om onze kinderen te leiden in Gods weg?
Ouders
Hoe ontwikkelt het geweten zich? Dat gebeurt door middel van woord en beeld. Bij dat laatste hebben we dan vooral te denken aan het voorbeeld. Welk voorbeeld geven wij onze kinderen? In welke sfeer groeien zij op? In welk normen- en waardenklimaat? Welke mensen omringen hen?
Ook beloning en straf spelen een rol. Een ouder die dreigt met en straf oplegt die in geen verhouding staat tot de overtreding, doet aan negatieve gewetensvorming. Dat geldt ook voor onveilige hechting. De volwassene wordt geen aantrekkelijk rolmodel (R. Kohnstamm, Ontwikkelingspsychologie). Naast bestraffen van verkeerd gedrag is waarderen niet minder belangrijk in het proces van gewetensvorming (onder andere Ef.6:4). Niettemin kan dit om verschillende redenen blokkeren. Bijvoorbeeld door tegengestelde voorbeelden en regels, door conflicterende normen en waarden. Gezin en school zitten niet op één lijn. Ook kerk, buurt, vriendjes en vriendinnetjes en bij het ouder worden, ‘de groep’, kunnen tegenstrijdige boodschappen communiceren.
Een kind kan dermate weinig intelligentie hebben dat dit het proces van gewetensvorming bemoeilijkt. Een stoornis in het autismespectrum kan betekenen dat er sprake is van onvermogen om zich in te leven in anderen. Er is gebrek aan empathie, aan emotionele diepgang waardoor er nauwelijks ‘goedmaakgedrag’ is. Er kan ook sprake zijn van bewuste kwaadaardigheid, van een egoïstische levenshouding. Geen enkele ouder die ernst maakt met de dienst van de Heere zal en kan het daarbij laten zitten. Het dringt hem of haar des te meer op de knieën.
Medeopvoeders
In hoeverre spelen ‘medeopvoeders’ een rol in het proces van gewetensvorming? Heel wat ouders proberen veel ballen tegelijk in de lucht te houden. Steeds vaker werken beide partners, waardoor ze – of ze dat nu wel of niet willen weten – veel tijd voor zichzelf nodig hebben. Je kunt je tijd maar éénmaal besteden, dus houdt dat in dat ouders minder tijd kunnen besteden aan de kinderen en de opvoedingstaak. Daarnaast lijken ze minder zeker te zijn van de juiste opvoedingsstrategie. Kun je benaderingen van vroeger ook nu nog gebruiken?
En dan zijn er ook nog de vele tegenstemmen, die in geluid en omvang alleen maar toenemen: het spiegelen aan leeftijdsgenoten en de boodschappen die via de social media binnenkomen. Laten we de rol en invloed van de zogenaamde externe ‘opvoeders’ op het terrein van gewetensvorming niet onderschatten. En dat terrein is veelomvattend. Kortom, onze kinderen bewegen zich al vroeg in diverse contexten. Al die verschillende sferen dragen hun steentje bij aan het proces van gewetensvorming.
Goed gevoel
In de huidige cultuur speelt gevoel een grote rol, ook onder christenen. Wat goed voelt, moet wel goed zijn. Niet weinigen trekken daaruit de conclusie dat ‘goed voelen’ een positief oordeel van God inhoudt, zelfs als dat ‘goede gevoel’ op gespannen voet staat met de Bijbel. Zomaar leidt dat tot grensverleggend en -overschrijdend gedrag. Mensen verwarren het ‘goede gevoel’ dan met een ‘goed geweten’ hebben. Zo maken ze de bijbelse norm ondergeschikt aan het eigen gevoel. Daarmee kan de zonde op een vrome wijze uit beeld raken. Dat onderstreept het belang om helder te hebben waarin ons geweten is geworteld.
Norm
In het proces van gewetensvorming leren we onze kinderen dat de norm van een goed geweten ligt in het Woord van God. Gaandeweg maken we ons die norm eigen. Dat heet internalisatie, de normen en waarden die van buiten worden aangedragen, worden verinnerlijkt. Er groeit iets als ‘een stem van binnen’. Daarbij is het niet om het even hoe de bijbelse boodschap binnenkomt, bijvoorbeeld als het gaat om het mens- en Godsbeeld. Het luistert hier nauw. Wij kunnen nog zo nauwgezet zijn, maar er blijft altijd een laatste rest van onrust, tenzij ons geweten tot rust is gekomen in het bloed van Christus. Een zuiver geweten kan derhalve niet bestaan buiten de gemeenschap met Hem.
Ds. J. Overduin schrijft in Hier beneden is het…: ‘Christus was door zijn vlekkeloze doen en laten, door Zijn woorden en daden steeds de klop op het geweten van de mensen rondom Hem. Dat heeft tweeërlei effect: aanvaarding of verwerping, liefde of haat. Zo was Hij een ‘val of opstanding van velen in Israël’ en dat door alle eeuwen heen.’ Aalders concludeert dat het geweten met de zonde in de wereld gekomen is en dat het er met de zonde ook weer uit zal gaan. Maar ook dit: eens zal ‘aller geweten worden bewogen tot erkenning van Zijn Majesteit’, dat is in de dag van Christus’ komen op de wolken van de hemel, het laatste heilsfeit dat nog openstaat.
Niet neutraal
Overduin schrijft: ‘Het geweten van de mensen kan er niet neutraal onder blijven’, als de kerk aan haar hoge roeping beantwoordt. ‘Zij moet niet alleen profetisch getuigen, maar ook priesterlijk dienen, en zó koninklijk met gezag heersen over de gewetens van de mensen. (…) U en ik, wij moeten de moeite waard zijn om liefde en haat op te wekken. Het ergste is, wanneer het zout zo smakeloos geworden is, dat het niet de moeite waard is zich erover op te winden.’
J. Belder