Waar bent u naar op zoek?

Hoe de Psalmen openen

Dr. M. Verduin
Door: Dr. M. Verduin
13-10-2022

De weg van de goddelozen zal vergaan. (...) Die in de hemel woont, zal lachen. (...) Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen! Psalm 1 en 2

In een bepaalde traditie worden de eerste en de tweede psalm opgevat als een eenheid die de toon zet van het complete psalmboek (1-150): wij zien hier op aarde de tegenstelling tussen ‘de rechtvaardige’ en ‘de goddelozen’ en wij horen Hem ‘Die in de hemel woont, lachen’.

De Heere maakt de dienst uit, zowel in de hemel als op de aarde.

In opstand

Koningen, presidenten en dictators zijn in opstand ‘tegen de Heere en tegen Zijn Gezalfde’. In welke periode van de geschiedenis ook – dus in de tijd van de Psalmen, in de wereld van de eerste christenen (Hand.4), en vandaag, anno Domini 2022 – is de vraag actueel: ‘Waarom woeden de heidenvolken en bedenken de volken wat zonder inhoud is?’ (Ps.2:1) Het ‘waarom’ klinkt als een uiting van verbazing: Hoe kun je zo dom doen, zo dwaas zijn? Waarom kies je voor een weg die dood loopt?

Je verziekt de samenleving door een soort religieus leven te leiden dat niets te maken heeft met de Thora, de Wet, het onderricht van de God van Israël. Integendeel. Je leven staat in dienst van de afgoden. Het is dus in strijd met het eerste gebod: ‘Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.’ Wanneer het eerste gebod niet tot zijn recht komt, gaat het ten aanzien van alle volgende geboden onherroepelijk fout. En het uitzicht is: als kaf worden weggeblazen, ‘vergaan’ (Ps.1:6), als mislukt aardewerk kapotgeslagen (2:9).

De rechtvaardige

En hoe vergaat het ‘de rechtvaardige’, die de weg van de Thora volgt, die de woorden van God dag en nacht overdenkt? Die wordt ‘zalig’ gesproken. Een aantal vertalingen leest ‘gelukkig’. Dat is onbehoorlijk oppervlakkig. Denk aan ‘de zaligsprekingen’ van Jezus (Matt.5), met de belofte: ‘Uw loon is groot in de hemelen.’ En hier op aarde? Daar is hij een vruchtdragende boom aan waterbeken (Ps.1:3).

Dus een kind van God kent enkel voorspoed, succes, een ‘happy’, gelukkig leventje, waarin alles voor de wind gaat? Dat zou je denken, zeker wanneer we lezen: ‘al wat hij doet, zal goed gelukken’ (1:3). Toch moeten we niet denken dat de Psalmen bedoelen dat er voor de rechtvaardige nooit sprake zal zijn van crisis en aanvechting. De Psalmen laten juist het tegendeel zien. Hoe kan de psalmist dan niettemin zingen dat al wat de rechtvaardige doet, goed gelukken zal?

Schuilen

Eerst is gezegd wat de rechtvaardige níet doet. Vervolgens lezen we wat hij wél doet: Hij vermaakt zich dag en nacht in het Woord van God. Letterlijk: hij murmelt/reciteert zachtjes de Thora voor zich uit. Dus alles wat hij doet, is wegkruipen in Gods Woord, daarin schuilen, wonen. Vol vertrouwen dat het Woord zijn werk doet. Met het zich richten op de Wet des Heeren verbindt de Heilige Geest de diepe zegen van het eerste woord van het Psalmboek. Dat is niet ‘Gelukkig’, maar (Statenvertaling) ‘Welgelukzalig’ (verg. 2:12).

God lacht

Graag laat ik u iets proeven uit de erfenis van de Reformatie. Luther zegt bij de Psalmen 1 en 2: ‘Dit zijn geloofswoorden, die wij leren verstaan in de navolging van Christus.’ Hij is de gezalfde Koning, de Messias (2:6). Wat kon Hij zien van de belofte dat alles zou gelukken, dat ‘het welbehagen des Heeren door Zijn hand gelukkend zal voortgaan’? (Jes.53) Zijn vijanden gingen ervan uit dat Hij als een goddeloze was vergaan, vervloekt. Wat een tumult op Golgotha. Het toppunt van het rumoer der volkeren, van de opstand tegen de Heere en zijn Messias: God uitlachen.

Met Psalm 2 zingen we: ‘Die in de hemel woont, lacht.’ Jezus geloofde: ‘Het is volbracht.’ In een brief aan Spalatinus, een van zijn vrienden, schrijft Luther (juni 1530): ‘Wanneer onze Koning in de hemel lacht, zie ik niet in waarom wij zouden huilen (…). Hij lacht niet voor Zichzelf, maar voor ons, opdat wij des te meer zouden vertrouwen op Zijn belofte en de vijanden van de Kerk uitlachen (…) Dat God in de hemel lacht, kunnen wij niet zien, maar wij moeten het geloven. Wie dat kan, is een echte doctor in de theologie. Echter, noch Petrus, noch Paulus, noch de andere apostelen hebben het gekund. Daarom moeten wij bekennen dat wij in deze kunst nog slechts leerlingen zijn en geen doctores.’

Dr. M. Verduin
Dr. M. Verduin