In veel gemeenten klinken op de laatste zondag van het kerkelijk jaar de namen van hen die in het voorbije jaar gestorven zijn. Een goede gewoonte. Alhoewel, zegt de Heere Jezus niet: "Volg Mij, en laat de doden hun doden begraven"?
Opvallend is dat met name westerse uitleggers zich haasten om deze ongemakkelijke uitspraak van Jezus in Lukas 9:60 te neutraliseren. De Duitse nieuwtestamenticus Martin Hengel stelt in een kleine, maar knappe studie dat dit woord van Jezus weliswaar uniek is in de joodse context, maar voor vandaag niet meer dezelfde zeggingskracht heeft als in de eerste eeuw. Ulrich Luz, gerenommeerd Mattheüs-onderzoeker uit Zwitserland, is dat met hem eens. In zijn grote commentaar op het Mattheüsevangelie schrijft hij dat deze uitspraak geen algemeen voorschrift bevat voor de kerk. Maar waarom staat het dan in de Bijbel?
Geestelijke uitleg
De vroege kerk vergeestelijkte deze oproep van de Heere Jezus vaak. Zo legt Augustinus uit dat het hier om de geestelijk doden, ongelovigen, gaat die de gestorvenen moeten begraven. In een preek zegt hij: “Je zult je verwekker moeten liefhebben, maar je Schepper verkiezen” – om te benadrukken dat Christus voor alles gaat.
Er zijn uitleggers die in dit spoor verdergaan door het woord van Jezus terug te vertalen naar het Aramees. Zo filter je de scherpte eruit: het zijn nu de ‘onbeslisten’ die de doden moeten begraven, terwijl de ware gelovigen (als vanzelf) vol ijver bezig zijn met de dingen van Gods Koninkrijk. Weer anderen suggereren dat de discipel die aan Jezus vraagt om zijn vader te mogen begraven in feite vraagt om te mogen wachten met het volgen van Jezus tot zijn ouders gestorven zijn.
Als de zaak niet zo ernstig was, is het bijna vermakelijk om te zien hoe exegeten de uitspraak van de Heere Jezus onschadelijk proberen te maken. Calvijn komt ons dichter op de huid wanneer hij schrijft dat kinderen weliswaar hun plichten hebben jegens hun ouders, maar dat deze plichten ondergeschikt zijn aan het gebod van Christus.
Waardige begrafenis
Commentaren wijzen vrijwel unaniem op joodse bronnen die het belang van een waardige begrafenis benadrukken, vaak in combinatie met het gebod vader en moeder te eren. Het begraven van je ouders is een dure plicht, een regelrechte schande wanneer dat om welke reden ook geen doorgang kon vinden. Doorgaans duurde een rouwperiode zeven dagen. Volgens het vijfde gebod is het de verantwoordelijkheid van kleine én volwassen kinderen om ouders de laatste eer te bewijzen.
In het apocriefe boek Tobit staat een verhaal over een zoon die zich zorgen maakt over de vraag wie de laatste zorg aan zijn vader besteedt als hij eerder sterft. Elisa krijgt van Elia wél de gelegenheid om van zijn vader en moeder afscheid te nemen (1 Kon. 19:19-21). Dus wat moeten we met dit schokkende antwoord van Jezus?
Je zult je verwekker moeten liefhebben, maar je Schepper verkiezen
Discipel-zijn is een werkwoord
Het is bijzonder dat Mattheüs vermeldt dat een discipel de vraag stelt. Lukas heeft het over “een ander” (Luk. 9:59). Discipelschap is in het eerste Evangeliegeschrift een belangrijk thema, steeds verbonden met gehoorzaamheid. Leerling-zijn is een werkwoord. Herhaaldelijk roept Jezus op Hem te volgen – hoeveel dat ook kost. Iets waar we snel overheen lezen in Mattheüs 8:21 is het kleine woordje ‘eerst’: “Heere, sta mij toe dat ik eerst wegga en mijn vader begraaf.” Legt precies dát niet onze lauwheid en halfheid bloot? Wat komt er, als het puntje bij het paaltje komt, bij ons toch altijd weer eerst? De Heere Jezus moet maar even wachten. Een nieuw begin maken met Jezus is één, maar werkelijk alles uit handen laten vallen is twee. De kleine verbeteringen die wij in ons leven aanbrengen na het horen van het Evangelie, kunnen toch geen werkelijke navolging heten? Dit “kruiswoord” (O. Noordmans) is afsnijdend, maar klinkt dan ook in de context van Jezus’ onderweg-zijn. Het Evangelie kent vaart en gerichtheid; beslissingen moeten vandaag vallen, niet morgen. Wie Jezus volgt, zal leven. Wie achterblijft, is ten dode opgeschreven.
Mensenzoon
In dit verband valt de term Mensenzoon, die de Heere Jezus op Zichzelf toepast, voor het eerst in het Mattheüsevangelie. Ongetwijfeld duidt deze aanduiding op de Heere Jezus als de komende Rechter van de wereld. Groot is het contrast: Hij Die spoedig komt op de wolken, heeft op aarde volstrekt niets in bezit. Geen onderkomen, zelfs niets waarop Hij het hoofd kan neerleggen (Matth. 8:20). Iets later ontbreekt in Mattheüs’ beschrijving van de storm op zee daarom zelfs het hoofdkussen in het schip (Matth. 8:24; vgl. Mark. 4:38). We kunnen het woord van Jezus over de doden die doden moeten begraven alleen begrijpen als we de sfeer van urgentie volledig honoreren. Dit is bepaald geen tekst voor huiselijk gebruik; de kruisbalk ligt door het héle Evangelie.
Wonder
Opvallend is ten slotte dat Mattheüs deze gebeurtenis opneemt in de hoofdstukken (8 en 9) waarin hij precies tien wonderen beschrijft – misschien wel als een contrast met de tien plagen in Egypte. Er is een wonder voor nodig om echt van alles bevrijd te raken, voordat je de Heere Jezus op de eerste plaats wilt zetten. Ik heb de indruk dat zusters en broeders in Nigeria, India en Noord-Korea veel teksten uit de Schrift beter vatten dan wij. Hun levensverhalen brengen ons in grote verlegenheid. Een Iraans gezin vertelde mij eens over de diepe verschrikkingen die ze hadden meegemaakt. Ze lieten álles achter – ook de familie, die ze nooit meer zouden zien. Van het woord hermeneutiek hadden ze niet gehoord. Maar zij begrepen deze tekst meteen. “Het is soms nodig het Evangelie zonder enige reserve, letterlijk, lijfelijk te verstaan. Dan slaat de schrik ons om het hart” (J.M. Hasselaar).
"*" geeft vereiste velden aan