Waar bent u naar op zoek?

Horen, zien en… zwijgen. Over het ambtsgeheim

25-03-2019

Ambtenaren, overheidsfunctionarissen, artsen, priesters, predikanten, advocaten… ze hebben allemaal een geheimhoudingsplicht, schrijft ds. J. Belder.

Daarbij gaat het om vertrouwelijke informatie die je krijgt uit hoofde van functie en beroep. Hoe ver reikt dat beroepsgeheim, dienstgeheim, biechtgeheim?

In december 2018 veroordeelde een Belgische rechtbank een priester van de Rooms-Katholieke Kerk tot gevangenisstraf en geldboete vanwege ernstig plichtsverzuim. Hij had geen actie ondernomen nadat een zwaar depressieve man hem zijn plan tot zelfdoding had verteld, onder beding daarover te zwijgen. De priester beriep zich op zijn geheimhoudingsplicht. De rechter oordeelde anders en vond zelfs ‘het biechtgeheim geenszins absoluut’.

Volgens het kerkelijk recht van zijn kerk is het dat wel (Canon 983 §1 en Catechismus § 2490). Het gaat om een van de oudste vormen van gegevensbescherming. De boeteling moet zijn zonden kunnen belijden zonder wereldlijke gevolgen. Het is de biechtvader dan ook ten strengste verboden ook maar iets uit de biecht te onthullen. Zelfs om te zeggen of er wel of niet een biecht is afgenomen. Verbreking van het biechtgeheim kan voor de priester tot excommunicatie leiden.

De biecht is in de Rooms-katholieke Kerk een van de zeven sacramenten en wordt gezien als een directe ontmoeting met God Zelf. Het is daarom een uiterst serieuze aangelegenheid. Wel kan de priester de absolutie onthouden, als werkelijk berouw ontbreekt. En dat met redenen omkleed. 

Geheimhoudingsplicht

Met de Reformatie verdween de biecht en daarmee ook het biechtgeheim. Wat niet verdween, is de geheimhoudingsplicht. Daarbij gaat het niet alleen over informatie die een ambtsdrager verkrijgt uit gesprekken met gemeenteleden, maar ook die hij te horen krijgt van mede-ambtsbroeders. Ook ambtelijke vergaderingen vallen daaronder.

Zorgvuldig en piëteitsvol omgaan met gevoelige informatie, zou een vanzelfsprekendheid moeten zijn. Het liefdegebod is hier leidend. Ofwel: ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.’ In oude kerkorden en liturgische formulieren wordt niet gesproken over een ambtsgeheim. Stond de kerk ooit op zo’n hoog moreel niveau? Was het maar waar. Tussen 1956 en 1958 keerde het onderwerp steeds terug op de agenda van de Hervormde Synode. Moet er iets geregeld worden inzake het ambtsgeheim, en zo ja, hoe en wat? Uiteindelijk werden in de kerkorde enkele korte aanvullingen opgenomen en kwam er een korte toevoeging in de nieuwere bevestigingsformulieren voor ambtsdragers. Inmiddels ook in de hertaalde versies van de klassieke formulieren. 

Betrouwbaar

Ambtsdragers beloven ‘geheimhouding (..) van al datgene wat bij de uitoefening van hun ambt – vertrouwelijk – te hunner kennis is gekomen.’ Er is in beginsel dus sprake van een plicht om vertrouwelijkheid te waarborgen. Het is zeer laakbaar als geschonken vertrouwen geschaad wordt. Het ambtsgeheim wordt wel genoemd ‘het slot op de deur’. Zonder vertrouwensrelatie is pastoraat onmogelijk. Er is dan ook terecht sprake van een plicht, van een geheimhoudingsplicht. De ambtsdrager verklaart bij zijn bevestiging ten overstaan van de gemeente: ‘Ik ben betrouwbaar. Uw geheimen zijn bij mij veilig.’ Ondertussen mogen we de bede uit Psalm 141 wel gedurig tot de onze maken: ‘Zet Heer’ een wacht voor mijne lippen, behoed de deuren van mijn mond, opdat ik mij te genen stond iets kwaads, iets onbedachtzaams laat ontglippen.’ Het grote voorbeeld is de Opperherder, Jezus Christus, bij Wie al onze geheimen volledig veilig zijn. Volg Hem na!

Zwijglast

Hoe ver reikt die zwijgplicht? Geldt ze ook bij misbruik, moordplannen, suïcidedreiging? Zwijgplicht kan tot een ondraaglijke zwijglast worden. Zijn er momenten waarin een predikant justitie mag of moet inschakelen? Allereerst dit: schending van het beroepsgeheim is in ons land nog altijd strafbaar (art. 272 Wetboek van Strafrecht). Maar vallen kerkelijke ambtsdragers ook onder degenen die ‘een beroep’ uitoefenen? Dat is nog maar de vraag, aldus mr. G. de Jong van de dienstenorganisatie van onze kerk. Hem zijn geen voorbeelden bekend van vervolgingen van ambtsdragers op grond van dit artikel. Belangrijker is in dit verband wat in de kerkorde is opgenomen ten aanzien van een geheimhoudingsplicht, ordinantie 4-2. Niet alleen ambtsdragers, maar anderen die een functie vervullen binnen de kerk zijn eveneens geheimhouding verplicht van wat hun ter kennis komt en een vertrouwelijk karakter draagt. Wie ‘stoom afblaast’ na een kerkenraadsvergadering of enerverend huisbezoek, loopt gerede kans over de schreef te gaan. Gebruik nooit een gezamenlijke mailbox, houd namenlijstjes van kandidaten voor kerkelijke functies en ambten strikt voor jezelf. Deel ook nooit informatie over de hoogte van iemands kerkelijke bijdrage met hen die daar niet van behoren te weten. Er zou zonder moeite nog wel meer te noemen zijn.

De geheimhoudingsplicht stopt niet automatisch bij terugtreden uit ambt of functie. Wie uit de school klapt, kan te maken krijgen met kerkelijke tuchtmaatregelen, eerder dan met justitie.

Verschoningsrecht

De andere kant van de geheimhoudingsplicht noemt mr. De Jong het verschoningsrecht (art. 272 Wetboek van Strafvordering en art. 165 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Geestelijken zijn verschoond van de burgerplicht aangifte te doen van een gepleegd delict. Dit heeft ook betrekking op een getuigenverklaring. ‘Eenieder moet zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het besprokene om bijstand en advies kunnen wenden’ tot een pastor (Hoge Raad, 1-3-1985). Twee rechtelijke uitspraken bevestigen dat dit recht ook pastorale ouderlingen toekomt. Zij werden aangemerkt als ‘geestelijke vertrouwenspersonen’. De rechter erkende daarmee het pastorale karakter van gesprekken die kerkelijke ambtsdragers voeren. Dat pastorale blijft voorop staan. Wie ooit voor de rechter wordt gedaagd om opening te geven van wat hem vertrouwelijk werd meegedeeld, moet snel contact opnemen met het Synodebureau van de kerk, of met een in het kerkrecht gespecialiseerde advocaat.

Dat laat onverlet dat er wel een ‘morele plicht’ is om in te grijpen wanneer iemand dreigt met een misdaad, of als seksueel geweld niet stopt. Ambtsdragers hebben ook verantwoordelijkheid naar anderen voor wier veiligheid en belangen we hebben op te komen.

Duivels dilemma

De pastorant kan aangeven: ‘Wat ik u nu vertel, moet tussen ons blijven.’ Dat kan de ambtsdrager voor een dilemma stellen: bewaar ik mijn ambtsgeheim of zijn er zwaarwegende redenen om die te doorbreken? Welk en wiens belang weegt hier zwaarder? Dat is het zogenaamde beginsel van de proportionaliteit. Onze kerk kent uitvoerige protocollen over hoe te handelen bij seksueel misbruik.

Sommige bekentenissen wil men liever niet horen, maar waar zou de zondaar dan heen moeten? Pastoraat bedrijven betekent dat men er ook is voor mensen met een kwaad geweten. Ieder mens heeft recht op een vertrouwelijk gesprek. Kwam Jezus niet voor zondaren? Dat betekent niet dat zonden met de mantel der liefde worden toegedekt. Er moet ook recht geschieden naar de slachtoffers toe, in welke zin die ook benadeeld zijn. Als ambtsdrager zullen we er alles aan doen de biechteling te bewegen de consequenties van zijn misslagen te aanvaarden. Dat zwijgplicht en biechtgeheim eenzaam kunnen maken, zal duidelijk zijn. 

Delen

De zwijgplicht is, anders dan het biechtgeheim, niet absoluut. Dat schept de mogelijkheid om delicate kwesties die eigen geweten belasten te delen met bijvoorbeeld een collega, of andere professionals. Zo ontstaat een ‘gedeeld beroepsgeheim’. Je vraagt de ander om raad en advies, zonder namen te noemen. Doe dat echter niet zonder de persoon in kwestie daar toestemming voor te vragen. Zorgvuldigheid is een eerste vereiste.

Het ambtsgeheim moet ons zwaar wegen. Ettelijke ongelukken zijn gebeurd doordat men zijn mond niet kon houden! Al zal onze partner geen tweede Delila (Richt.16:4) zijn, geheim is geheim. Dat geldt ook ‘mijn beste ouderling’, de predikantsvrouw. ‘Wat vertrouwelijk is, moet vertrouwelijk blijven.’ Belast de ander daar niet mee, ook al bezit zij een bijzonder charisma van wijsheid. Er gaat in de pastorie al genoeg ‘pastoraals’ om. Ook medepastoriebewoners dienen beschermd te worden.

Delen van informatie binnen de kerkenraad vereist eveneens grote zorgvuldigheid. Toestemming van de betreffende persoon is ook hier meer dan raadzaam, tenzij er een casus in sterk geanonimiseerde vorm van wordt gemaakt. Hoe groter het college, hoe meer kans dat gevoelige informatie weglekt. Het kan in bijzondere gevallen dan ook verstandiger zijn zeer gevoelige zaken alleen te delen met het moderamen of de wijkouderling. Dat loslippigheid uit den boze, duivels is, behoeft geen betoog. Het strekt niet tot opbouw van de gemeente. De zwijgplicht is ook een aanmoediging om niet slachtoffer te worden van burgermansnieuwsgierigheid. 

Aantekeningen

Hoe te handelen wanneer een gemeentelid wordt voorgedragen voor een ambt, terwijl de predikant belastende informatie weet en dus benoeming onwenselijk acht? Wat deelt hij wel en wat niet met de kerkenraad? In dit geval is het raadzaam zo summier mogelijk te argumenteren en vooral niet in details te treden. Helaas leert de ervaring dat zaken niet altijd blijven waar ze dienen te blijven, met funeste gevolgen.

Wees ook zorgvuldig met notulen en aantekeningen, zoals bezoekbriefjes, Zelf maakte ik er na kennisname letterlijk de kachel mee aan.

Als het ambtsgeheim een wassen neus wordt en niet langer gegarandeerd is, zal dat grote gevolgen hebben voor de ambtelijke zielszorg, en dus voor het gemeente-zijn. Geloof, hoop en liefde zijn het fundament van goed ambtelijk functioneren. Ontbreekt de liefde, dan zijn onze geheimen al snel niet meer veilig bij de ambtsdragers.

Een gouden regel zijn de woorden van de Heere Jezus uit Mattheüs 7:12. ‘Alles dan dat u wilt dat de mensen u doen, doet u hun ook zo, want dat is de Wet en de Profeten.’ 

Handvatten:

  • Ambtsgeheim is niet slechts een formaliteit.
  • Jezus is het grote voorbeeld. 
  • Weet wanneer je moet zwijgen en moet spreken.
  • Schending van het ambts- en beroepsgeheim zijn strafbaar.
  • Horen, zien en zwijgen is een goede regel.
  • Wie onbetrouwbaar is, is liefdeloos en ongeschikt voor het ambt.
  • Verbreking en schending van het ambtsgeheim zijn niet hetzelfde.
  • Liefde is het fundament van het ambtsgeheim.

 J. Belder