Houdbaar en bestendig
Kerkelijke tradities hebben tegenwoordig de wind niet mee. Heel veel mensen zijn stilletjes aan onkerkelijk geworden. Kerkelijke praktijken en gewoontes lieten hen onverschillig. Anderen keerden zich bewust af van de kerk en hebben de geloofstraditie als beknellend ervaren. Er ontstond afkeer, antipathie.
Kun je een traditie ook met sympathie tegemoet treden? Jazeker! Als je het geloofsgoed van de traditie als een zegen ervaart en je in brede zin je thuis voelt in die traditie. Wie sympathie koestert voor een traditie, hoeft niet klakkeloos alles te aanvaarden en over te nemen. Je beseft wel dat die traditie een tegoed met zich meebrengt dat je voor geen goud zou willen missen. Vanwege die beproefde inhoud treed je die traditie met sympathie tegemoet. Zo heeft de orthodox-gereformeerde traditie mijn sympathie. In mijn geval heeft die traditie de bedding van de hervormd-gereformeerde richting, voorheen in de Nederlandse Hervormde Kerk en nu in de Protestantse Kerk in Nederland. Een geloofsleven dat zich laat typeren als christelijk orthodox met een vleugje bevindelijkheid. Ik ben me ervan bewust dat dit geloofstype ook floreert in andere kerkgenootschappen van het gereformeerde type, ook al kunnen de ‘huisstijlen’ behoorlijk uiteenlopen.
Klassiek gereformeerd
In de loop der eeuwen heeft de gereformeerde traditie heel wat uitdagingen moeten doorstaan. Een traditie komt niet uit de lucht vallen, maar vormt zich in de loop der tijd. Klassiek gereformeerd is in mijn ogen het beproefde, eigensoortige dat zich heeft doorgezet in de geschiedenis. Klassiek is niet simpelweg het meest oorspronkelijke. Uiteraard speelt Calvijn een belangrijke rol in de begripsbepaling van wat gereformeerd is. Maar in de traditie van de kerk is er ook een voorgeschiedenis en een vervolggeschiedenis. De gereformeerde stroming onderscheidde zich bijvoorbeeld van de Wederdopers. Bovendien was er op het gereformeerde erf verschil tussen de gereformeerde scholastiek en de meer bevindelijke Nadere Reformatie. Nog weer later drukte de moderniteit zijn stempel op een groot deel van de gereformeerde traditie en ontstond de modern-gereformeerde stroming. In de negentiende eeuw heeft dat heel wat strijd opgeleverd in de kerk. Tegelijkertijd ontstonden er piëtistische tegenbewegingen.
Wat is klassiek?
Kunnen we het klassiek-gereformeerde omschrijven? Wat ‘klassiek’ is, ligt niet bij voorbaat vast. Met een goede dosis historisch en kerkelijk besef kunnen we wel de contouren schetsen. Het ‘klassieke’ ademt bewust de erfenis van de lange traditie én het besef dat die traditie ook nu een zekere geldigheid heeft. Het basale vertrouwen dat het tegoed van de overlevering niet willekeurig is, maar houdbaar en bestendig. Het ‘klassieke’ verheft zich boven de wisselvalligheid van de tijd en de veranderlijkheid van de tijdgeest. Juist daardoor is het klassiek te noemen. Met als gevolg dat het zich onderscheidt van het moderne en zich niet laat verleiden tot voortdurende actualisering om maar bij de tijd te zijn. Het klassieke zal de tijd trotseren en in veranderende omstandigheden zich toch weer bewijzen. In die zin zijn de belijdenissen uit de Vroege Kerk en het kerkelijk dogma van de triniteit en de tweenaturenleer van Christus klassiek geworden. Ze hebben een blijvende waarde en geldigheid. Kunnen we dat ook zeggen van de gereformeerde traditie?
Typisch gereformeerd
Geloofstradities hebben niet alleen een binnenkant, maar ook een buitenkant. Niet alleen het geestelijk leven is kenmerkend voor het geloof, maar de vormgeving doet er ook toe. Bijvoorbeeld de vormgeving van de zondagse eredienst en de inrichting van het kerkelijke leven. Zo spreken we van een klassiekgereformeerde liturgie, die zich onderscheidt van de oecumenisch-gereformeerde liturgie en van de liturgie van Pinksterkerken en van evangelische groeperingen. De kerkinrichting door middel van het ambt van ouderling, predikant en diaken is ook typisch gereformeerd te noemen. Binnen het bestek van dit artikel kan ik niet uitvoerig ingaan op de kenmerken van de klassiek-gereformeerde liturgie, maar de contouren ervan tekenen zich bijvoorbeeld af in de functie van de lezing van de Tien Geboden, de avondmaalsviering en de gemeentezang.
Laat ik nu een poging wagen om het klassiek-gereformeerde geloofsgoed ook kort inhoudelijk te typeren. Ik doe dat aan de hand van twee begrippenparen: Woord en Geest en Verbond en verkiezing. Het is op zichzelf al kenmerkend dat het gereformeerde gedachtegoed niet op één noemer te brengen is. We spreken steeds met twee woorden.
Woord en Geest
De Bijbel als het Woord van God neemt in de gereformeerde geloofspraktijk een centrale plaats in. Het Woord van God is echter niet alleen de Bijbel als boek, het is ook de levende en levendmakende stem van God. Door het Woord plaatst Hij ons in Zijn gemeenschap. Het Woord van God heeft zeggingskracht en werkingsmacht. In het Woord komt het Evangelie van Jezus Christus tot ons. Dit Evangelie is een kracht van God tot zaligheid. Zo wekt God bij de mens het geloof. En in dat geloof, zo zegt Calvijn, omhelst de mens ‘de belofte van ontferming’. Uiteindelijk worden we door het geloof met Christus verenigd. Het Woord als werkzame kracht in een mensenleven komt tot stand door de werking van de Heilige Geest.
Het begrippenpaar Woord en Geest duidt erop dat de Heilige Schrift tot leven komt in de kerkelijke praktijken en in een levend geloof. Het Woord is een werkzame kracht wanneer de Heilige Geest met dat Woord aan de slag gaat. Daarom bidden we in de kerkdienst om de verlichting met de Heilige Geest. De kerkelijke praktijken zijn werktuigen van de Geest. En zo komt in een mensenleven het geloof tot stand. Het begrippenpaar Woord en Geest houdt dus ook in dat we pas in het geloof in de ware betrekking tot God komen te staan. Vandaar dat we in de gereformeerde traditie ook aandacht hebben voor de concrete gestalte van het geloof. Het geestelijke en morele leven doet ertoe. De Geest maakt woning in de mens. De aard van het geloof is echter van dien aard dat God in het centrum staat en niet de mens.
Verbond en verkiezing
Het besef dat we in ons leven en in ons geloof uiteindelijk teruggeworpen worden op de ontferming en genade van de Heere God, dat besef is diepgeworteld in de klassiek gereformeerde geloofstraditie. Dat brengt ons bij de centrale rol van de begrippen verbond en verkiezing. God verkiest Israël uit vrije genade tot Zijn volk. ‘De Heere, uw God, heeft u uitgekozen van alle volken op de aarde om voor Hem een volk te zijn dat Zijn persoonlijk eigendom is. Niet omdat u groter was dan al de andere volken […], maar vanwege de liefde van de Heere voor u.’ (Deut.7:6-8) Dat is de gouden draad die door het Oude en Nieuwe Testament loopt. Paulus breekt uit in een dankbare jubelstemming als hij bedenkt dat we in de Heere Jezus zo rijk gezegend worden: God ‘heeft ons vóór de grondlegging van de wereld in Hem uitverkoren.’ (Ef.1:3) Het besef dat God ons begenadigt uit vrije gunst, blijft kenmerkend voor de gereformeerde geloofspraktijk. Het bevindelijke karakter van het geloofsleven – in welke vorm dan ook – vindt hier zijn voedingsbodem.