blog
T. van de Lagemaat onderzoekt invloed individualisering op GB
Identiteit als inspiratie
Wat doet individualisering met traditionele kerkelijke gemeenten? Dr. Teus van de Lagemaat onderzocht dit op vijf terreinen: gezag van ambtsdragers, veranderingen in de geloofsopvatting, de positie van de vrouw in de kerk, de binding aan de eigen gemeente en veranderingen in de liturgie. Maandag promoveerde hij op De stille evolutie'.
Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft de maatschappelijke veranderingen van het laatste kwart van de twintigste eeuw onder de noemer individualisering samengevat. Daarbij gaat de aandacht uit naar de manier waarop mondige individuen, mede op basis van eigen verstand en gevoel, zich onafhankelijk opstellen met betrekking tot de tradities van het gezin, de buurt en de kerk waaruit zij afkomstig zijn. Zes jaar lang legde de Veenendaalse godsdienstsocioloog Van de Lagemaat de Gereformeerde Bond onder een wetenschappelijk vergrootglas.
Recht doen
Was het lastig als onderzoeker dat u zelf lid van de Gereformeerde Bond bent?
‘Nee, ik schreef mijn studie als socioloog die betrokken is op de kerk. Vanuit die betrokkenheid wil ik mijn sociologische inzichten aanwenden, daarbij in gesprek gaan met theologische opvattingen die in de breedte van de Gereformeerde Bond naar voren komen. De Gereformeerde Bond is weinig bestudeerd. Dat ik eruit kom en er als CHE-docent in werk, ervaar ik als een voorsprong. Recht doen aan de mensen over wie je schrijft, dat moet altijd.
Ik leg de vraag op tafel of je de individualisering moet bestrijden of als uitgangspunt moet aanvaarden en daarin meebuigen. Tegelijk probeer ik iets aan te reiken waar de kerk en gemeenten wat aan hebben.’
Hoe ziet u de verhouding tussen theologie en sociologie?
‘Vanaf het moment dat ik kon gaan denken, zag ik een wisselwerking tussen wat er in de kerk en in de samenleving gebeurt. Ik groeide op in de jaren zestig en zeventig. Kritisch doorvragen, zoals bij die dominee die iets over popmuziek zegt maar niet weet waarover hij spreekt, heb ik altijd gehad. Ik voelde me thuis bij de objectieve manier van kijken naar geloven, zoals sociologen doen. Kerkenraden of bestuurders bij de Gereformeerde Bond zullen hopelijk de behoefte hebben om te horen hoe anderen hun werk ervaren. Een socioloog wil adviserend aanwezig zijn.
Hoe de Heilige Geest werkt, kan ook een socioloog niet controleren. Hij richt zich op de sociale werkelijkheid, houdt zich bezig met opvattingen en gedrag van mensen. Mensen verbinden hun gedrag zelf wél met het werk van de Geest.’
Waarom gebruikt u typeringen als bevindelijke bonders, zelfs zo concreet dat u ds. J.A. van den Berg een bevindelijke bonder noemt en zijn opvolger in ons bestuur niet, ds. J. Muller?
‘Het is een jargon dat voor sociologen heel bruikbaar gebleken is, al zijn het altijd grove typeringen. Ik vul die aanduidingen overigens bewust niet op basis van uiterlijke kenmerken in, zoals C.S.L. Janse deed.’
Vitaliteit
Uw hoofdstuk over de conclusies begint met de zin: ‘De Gereformeerde Bond, meer dan honderd jaar en toch vitaal.’ Is uw studie een compliment aan de Gereformeerde Bond?
‘Ik bedoel dit als een constatering, namelijk dat er zeker vitaliteit te zien is in de Gereformeerde Bond. Ik bestudeer de GB niet alleen omdat deze beweging nog weinig bestudeerd is, ook omdat ze groot is en vitaal lijkt. Ik zie dat allerlei activiteiten na 2004 doorgaan, dat er veel mensen op bijeenkomsten komen en dat een geloofsinhoud verbreid en verdedigd wordt. Ik focus dan op de vraag: Hoe verhoudt zich dit tot individualisering?’
Toch nog even, u schrijft ook dat ‘de gereformeerde identiteit voortdurend gethematiseerd wordt door actuele thema’s aan te kaarten in zijn blad en in zijn activiteiten voor ambtsdragers’. Da’s toch mooi?
‘Ja, ik heb ook respect voor het bestuur, voor de totale organisatie. Tegelijkertijd worden daarin inhoudelijke keuzes gemaakt, keuzes ten aanzien van een scala aan thema’s waarin ik ook een toenemende kloof zie met wat er in de gemeenten gebeurt.’
Ede
Wat is de opvallendste conclusie uit uw onderzoek?
‘Dan denk ik aan de titel, de stille ontwikkeling. In reacties op individualisering handhaaft het hoofdbestuur zijn opvattingen zoals die vanouds waren, vaart het een stabiele koers inzake de thema’s die ik onderzocht: het verminderde gezag van ambtsdragers, de behoefte aan veranderingen in de liturgie, de verminderde binding aan de eigen gemeente, de inhoud van het geloof en de positie van de vrouw.
In Ede, waar ik een casusstudie deed, zie je dat kerkenraden zich moeten verhouden tot behoeften van gemeenteleden. Individuele gemeenteleden maken keuzen en kerkenraden volgen schoorvoetend de ontwikkelingen. Op het grondvlak zie je mensen die moderniserende of evangelicale invloeden ondergaan, overigens ook mensen die gereformeerd in hun denken blijven. Veranderingen gaan op plaatselijk niveau langzaam en gradueel door. Juist die kleine veranderingen hebben te maken met maatschappelijke verschuivingen. Wat in Ede gebeurt, zal elders in gradaties voorkomen.’
Leiding geven
‘Het hoofdbestuur heeft de laatste jaren sterk ingezet op geestelijk leiding geven: Hoe ga je om met diversiteit in gemeenten, met het karakter van het ambt, met de leerdiensten? Ik duid dat positief. In zijn uitingen kiest het bestuur wel voornamelijk voor één antwoord, komt het vooral met één visie, al worden de maatschappelijke ontwikkelingen wel beschreven. Het bestuur wil het oude vertalen, het opnieuw vertolken, maar het is de vraag of er ook geen nieuwe dingen te zeggen zijn, onder andere op basis van de hermeneutiek, de manier van het lezen van de Bijbel.’
U spreekt over (het falen van) de beheersingsstrategie van het hoofdbestuur. Gaat dat niet voorbij aan onze overtuiging dat we een minderheid zijn in de kerk, dus niets kunnen beheersen?
‘Als een voorbeeld van hoe de Gereformeerde Bond functioneert, noem ik de beheersingsstrategie rond Samen op Weg. Via bijeenkomsten is aan de verontrusting uiting gegeven, op een wijze die uiteindelijk niet meer kon worden beheerst. Het hoofdbestuur heeft zijn rol van belangenbehartiger niet kunnen verbinden met het leiden van de beweging.’
Mede dankzij de inzet in die tijd is de Konkordie van Leuenberg niet in de grondslagleggende artikelen gekomen. Ik kan meer voorbeelden geven.
‘Als je een geestelijke beweging in de kerk wilt zijn, moet je kijken naar thema’s die voor heel de kerk van belang zijn. De identiteit moet daarbij wel de inspiratiebron zijn, maar niet in een soort cement gegoten worden. Het gaat niet om de letter van de belijdenis. De worsteling rond het gezag van de Bijbel moet ingebracht worden. Je moet positief willen inspelen op processen, zonder te denken dat slechts één antwoord mogelijk is. Mensen kunnen op goede gronden tot andere antwoorden komen. Kijk bij voorbeeld naar de wijze waarop de Christelijke dogmatiek over vrouw en ambt of over Israël schrijft. Onder invloed van onze tijd lezen we dingen toch weer anders in de Schrift. De Gereformeerde Bond mag van mij meer kijken naar de verscheidenheid in de achterban en zo de veelkleurigheid van de praktijk erkennen.’
Twijfel
Welke kansen ziet u als socioloog in een tijd van individualisering om met behoud van je identiteit kerk en geloof relevanter te laten worden?
‘Dat behoud van identiteit is net de bottleneck. Als je ziet dat er in de samenleving van alles verandert en je stelt je identiteit niet ter discussie, dan plaats je jezelf in de marge.
Verantwoordelijkheid en roeping zijn twee belangrijke christelijke waarden die juist in een tijd van individualisering tot hun recht komen. Het bestuur zou de veelkleurigheid moeten honoreren, worstelend met het gezag van de Schrift, waarin je problematiseert en er ruimte is voor twijfel.’
Twijfel heeft een plaats binnen de ruimte van de Protestantse Kerk, maar het is toch wat anders om daar ruimte voor te scheppen binnen de overtuiging van een beweging als de Gereformeerde Bond?
‘Wij leven in een tijd van netwerken. Dat geeft kansen om aandacht te vragen voor de kernzaken (de ‘religie van het belijden’). Je moet zoeken naar wat je in de breedte verbindt. Als de Gereformeerde Bond in gesprek is met de cultuur, zal hij vruchtbaarder zijn. Dan heeft hij een enorme kracht. De vereniging is een middel, geen doel. Laat de Gereformeerde Bond geen bolwerk van zekerheid zijn, maar een pelgrimshouding hem kenmerken.’
Wat zou u agenderen als u voor een maand voorzitter van de Gereformeerde Bond werd?
‘Ik zou een notitie schrijven over mijn voorstel voor het jaarthema ‘Individualisering als uitdaging’ en met mensen in gesprek gaan over de inhoud van mijn dissertatie. Graag zou ik onderzoek laten doen naar hoe ambtsdragers vandaag gemotiveerd blijven en hoe ze zich laten voeden. Tot slot zou ik een debat over hermeneutiek agenderen.’
P.J. Vergunst