Waar bent u naar op zoek?

blog

Cijfers over 2013 bekend

Impressie van de synode

12-05-2014

In de anderhalve dag dat de synode eind april vergaderde, kwam een keur aan thema's aan de orde: het ambt, de oecumene, het categoriaal pastoraat, de mobiliteitspool, cijfers over de neergang van het aantal leden.

Maar liefst 26 pagina’s telt de ‘Statistische Jaarbrief 2014′ van de Protestantse Kerk, voer voor mensen die van cijfers en grafieken houden. Wie wil weten hoeveel kinderen en ouderen er vorig jaar in alle leeftijdscategorieën gedoopt zijn of hoeveel mensen belijdenis deden, in hoeverre de leeftijdsopbouw van de kerkleden afwijkt van die van de Nederlandse bevolking, kan hier terecht. Het zijn de eerste betrouwbare cijfers die dankzij het nieuwe systeem voor ledenregistratie (LRP) beschikbaar kwamen. Wat nog ontbreekt, is onderzoek naar het aantal kerkgebouwen.

Kinderdoop

Om positief te beginnen: de cijfers laten zien dat de kinderdoop in de Protestantse Kerk hoge ogen gooit. Veruit de meeste gedoopten zijn baby of klein kind; in 2013 6998 in het eerste levensjaar. De piek in de leeftijd waarop geloofsbelijdenis afgelegd wordt, ligt op 16 tot 19 jaar (583) en vooral 20 tot 23 jaar (1231). In 2013 deden vier mensen van 88 tot 91 jaar belijdenis.
Aangrijpend is het cijfer van 59.837 leden, waarmee het ledental van de kerk in 2013 daalde: 27.650 vanwege overlijden, 29.439 vanwege uitschrijving en 19.141 vallen onder de categorie ‘uitschrijving overig’. Ingeschreven werd 16.393 leden: 13.783 gedoopten en 2610 mensen die uit andere kerken overkwamen. Gemiddeld zijn er in elke gemeente in 2013 veertien mensen overleden, deden er twee belijdenis, zijn er vier gedoopt, werden acht leden in- en 25 leden uitgeschreven. Wie de cijfers van de eigen gemeente naast deze cijfers legt, ontdekt of zij boven of onder het gemiddelde zit.

Amsterdam

Tijdens de bespreking van de ‘Statische Jaarbrief’ zei scriba dr. A.J. Plaisier dat het goed is om inzicht in deze ontwikkelingen te krijgen, om op tendensen te kunnen blijven inspelen, onder andere via de pioniersplekken. ‘En hoe komt het dat in Amsterdam het ledenverlies tot staan gekomen is en hoe verhoudt zich dat tot het daar ontwikkelde beleid?’

***

Ambt

Opnieuw werd in deze vergadering over het ambt gesproken, nadat in november 2013 de nota Het ambt in discussie besproken was. Aan de ene kant kan de kerk het ambt niet missen, aan de andere kant is het ambt voor velen betekenisloos geworden. Omdat ambt voor ‘een speciale opdracht, een roeping staat, die uiteindelijk teruggaat tot Christus, de Heer van de kerk’, schreef ds. Plaisier zeven brieven: aan de plaatselijke gemeente, de kerkenraad, de ouderling en diaken, de predikant, de leden van de classis, de bisschoppenconferentie en de missionaire werker/pionier.
Met de keuze voor de briefvorm hoopt de scriba op een gesprek. Voor 1 september 2015 ontvangt hij graag reacties, waarna de synode van april 2016 het opnieuw over het ambt zal hebben. In zijn brief aan de gemeente verwoordt ds. Plaisier dat de vragen rond het ambt te maken hebben met een verlies aan besef wat een gemeente is. De kerkenraad laat hij weten dat de ambten bedoeld zijn om de vrede te dienen. En ‘stel je als kerkenraad steeds weer de vraag wat wel of niet in een kerkenraadsvergadering moet worden besproken.’

Crisis

In de bespreking liet de Raad van advies voor het gereformeerd belijden (RAGB) weten te vrezen dat de crisis van het ambt te weinig aandacht zal krijgen. Deze crisis moet volgens de raad als een uitdaging gezien worden die totconcrete voorstellen tot verandering leidt.
Ds. M.C. Pettinga (classis Edam-Zaandam) miste de vernieuwing en een peiling van de moeiten die er leven. ‘Rond de oecumene met de Rooms-Katholieke Kerk is het guur geworden.’
Oud.-kerkrentmeester C.P. de Bruin (classis Hoogeveen) vroeg ten aanzien van de brief aan de bisschoppen ‘of wij een ambt kunnen erkennen dat weerspreekt dat het offer van Christus eenmalig is’.
Oud. Th. van den Bos (classis Zeist) vroeg aandacht voor het uitblijven van een beroep voor predikanten die hun eerste gemeente dienen.
Oud. J.W. Boorsma (classis Sneek) vond dat de brief aan alle gelovigen te veel aan het confessionele deel van de kerk gericht is.
Ds. D. Bohlken (classis Tiel) stelde de vraag ‘of de kerk er voor mij is of voor God’.
Ds. F. van Roest (classis Katwijk) pleitte ervoor het ambt geestelijk en authentiek in te vullen. ‘De RAGB adviseert de ambtsstructuur aan te laten sluiten bij ontwikkelingen in de samenleving. Dat moeten we niet doen.’
Diaken J.A.A. Bas (classis Alblasserdam) vroeg hoe om te gaan met mensen die wel de gaven hebben om ambtsdrager te zijn, maar die gaven niet praktiseren. Hij wilde geen tegenstelling zien tussen traditionele en missionaire gemeenten, want ‘alle ambten zijn missionair’.
Diaken A.D. Drost (classis Heusden) vroeg aandacht voor de boodschap van ambtsdragers: ‘Is het een feit of een mening dat Christus is opgestaan?’ Hij onderstreepte de verantwoordelijkheid van ambtsdragers voor afvaardiging naar de meerdere vergaderingen.

Andere kerken

Bij de stemming bleken negen synodeleden tegen het versturen van een brief aan de rooms-katholieke bisschoppen. Alle zeven brieven zullen ter informatie ook verstuurd worden naar die kerken waarmee contact is.
Ondertussen mag het gesprek over de taak en roeping van de ambtsdrager met het oog op een goed zelfverstaan doorgaan.

P.J. Vergunst