De betekenis van Jezus’ graf en Zijn graflegging krijgt in de Stille Week relatief weinig aandacht. Het is goed om bij dit geloofsartikel van de kerk stil te staan. Dat we in tranen neerknielen, zoals Bachs Matthäus-Passion het verwoordt: ‘Wir setzen uns mit Tränen nieder.’
Aan het einde van Bachs Matthäus horen we het Evangelie: Aber Jesus schriee abermal laut und verschied…(Jezus riep nogmaals met luide stem en gaf de geest, Matt.27:50). De kruisafneming en de graflegging volgen.
Vrijdagavond
We worden bepaald bij onze dood. Maar dan wel in betrekking tot die van Jezus. En in Zijn licht zijn we niet ‘als degenen die geen hoop hebben’. Zeker, de kruisiging is gruwelijk. Jezus is dé dood gestorven. Gods stem heb ik vernomen: ‘Op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven.’ (Gen.2:17) De dood is ons verdiende loon. Maar nu sterft Hij, Die zonde niet kende of deed, de dood. Nu is de dood gedood in Zijn dood!
De Geest maakt ons door wat ‘de Matthäus’ over deze vrijdagavond zegt, andere avonden indachtig: de avond van ‘in den beginne’ toen Adam het licht uitdeed. Dat riep angst en verberging op. Ook de avond toen het weer licht werd voor Noach en de zijnen. Door het gericht heen werden zij in Gods grote barmhartigheid behouden en bewaard. En verder deze avond: o schöne Zeit, o Abendstunde! Der Friedensschluss ist nun mit Gott gemacht (o schone tijd, o avonduur! Er is nu vrede met God gesloten). Deze vrijdag, de sterfdag van onze Heere, is zó goed.
Rouwlied
We beluisteren een indrukwekkend recitatief met een meditatief karakter. De strijkers laten ons de rust van de avond ervaren. Jozef van Arimathea krijgt van Pilatus permissie het lichaam van onze Heiland van het kruis te nemen om het te begraven. Zouden wij dat ook graag gedaan hebben? Ik wel. En dan met mijn hand op mijn hart biddend zingen: Mache dich, mein Herze, rein, ich will Jesum selbst begraben (Maak jezelf rein, mijn hart, ik wil Jezus zelf begraven).
De bas zingt vol vertrouwen dit rouwlied. Bach laat er duidelijk vreugde in doorklinken. De gelovige vertrouwt zich aan Christus toe en weet zich veilig en geborgen, ook bij de dode Jezus.
Gruwelijk graf
Dood en graf. Ik gruw ervan. We weten er ten diepste geen raad mee. De moderne mens speelt er wat mee. In zijn verbeelding worden ze poesjes die niet meer krabben. Men wil de dood doden. Helaas, dat is tevergeefs. Als het aan ons ligt, blijft de dood dé dood. Wie goed luistert naar het laatste recitatief (met koor), hoort dat de steen voor het graf wordt gerold. Hier vervliegt alle hoop.
Ik vergis me…
Het Evangelie spreekt immers niet van ‘de dood’ zonder meer. Ook niet van ‘de mijne’. Het Evangelie spreekt van de dood van mijn trouwe Heiland, Die mijn dood is gestorven en Zich in mijn graf liet leggen. Hij liet het Zich aandoen. Actief. Dat is liefdevolle overgave. Hij nam mij mee in Zijn graf, met al mijn schuld en zonde, met mijn doodsangst en afschuw van het graf. Nu heb ik de dood achter me. Ik ben al begraven. Ik ben met Hem begraven door de doop in de dood (Rom.6:3,4).
Nu moet ik eerlijk bekennen dat de huiver voor dood en graf nooit helemaal bij me weg is, maar het geloof geeft me goede moed. Het Evangeliewoord is de stok waarop ik leun. Zo durf ik in een graf te kijken en aan mijzelf te denken. Ik overdenk: mijn Heere en Heiland werd gelegd in een graf.
Stilte op zaterdag
Dan breekt de zaterdag aan. Hoe beleven we die? Vinden we rust in Jezus? Misschien zijn we loeidruk om voor Pasen alles in orde te hebben. Moeten er misschien dingen opgeruimd worden in ons hart? Moeten er zaken aan het licht gebracht worden? Moet er iets in mij gedood worden? Misschien is het de hoogste tijd om je leven opnieuw aan Jezus toe te vertrouwen en je ego achter te laten in dit graf?
Laten we op Stille Zaterdag een moment van stilte inlassen en verdriet en tranen toestaan. Verdriet om al het lijden in de wereld om gemis, tranen om pijn, tranen van berouw. Hoe goed is het om de impact van ellende, nood en dood toe te laten en neer te knielen bij het graf van Jezus. Dat graf wil ook een rustplaats zijn voor onze angst en zorgen. Jezus wil daar alles ‘ontwikkelen’, de bedekking eraf halen. Zoals op paasmorgen de linnen doeken achterbleven in het graf, zo mag al onze pijn, ons verleden, onze oude mens, en ons oude denken achterblijven in dat graf.
Zit maar eens neer in stilte. Begraaf Jezus zelf, laat Hem binnen in je hart om alles op te ruimen wat er niet hoort. Zo is Pasen feest van de vernieuwing, van wedergeboorte.
Nun ist der Herr zu Ruh gebracht (Nu is de Heer tot rust gebracht) zingen de vier solisten. De gemeente antwoordt met Mein Jesu, gute Nacht! (Mijn Jezus, goede nacht). Het klinkt als een slaapliedje met een innemende melodie. We vinden hier het emotionele moment van afscheid nemen bij het graf, de spirituele duiding van dit alles bij ons, de hoorders, en de dankzegging. De gelovigen hebben er vrede mee dat Christus in het graf is gelegd. Ze genieten de vrucht.
De sopraan zingt als laatste: Habt lebenslang vor euer Leiden tausend Dank, dass ihr mein Seelenheil so wert geacht’t. (Ontvang levenslang mijn grote dank voor Uw lijden, voor het feit dat mijn zielenheil U zo ter harte ging). Zelf heb ik de neiging om te gaan staan en dankbaar de handen ten hemel te heffen. Of… te knielen in aanbidding.
Het laatste woord
In het slotkoor Wir setzen uns mit Tränen nieder (Wij knielen neer en zijn in tranen) is een tweekorigheid met een driemaal terugkerend refrein: Ruhet sanfte, ruhet wohl. (Rust zacht, rust zacht). Gaat het hier alleen om de tranen van de treurenden? Nee. Juist in het refrein klinkt de hoop dat het in de eeuwige rust om het leven gaat, dankzij Christus Die de dood overwon. Het ritme brengt wel iets onrustigs.
‘Wij knielen neer en zijn in tranen en roepen bij het graf U toe: Rust zacht, rust zacht! Stil maar, moe gemarteld lichaam. Laat Uw graf en deze steen voor mijn angstige geweten als een warme deken wezen en voor mij een rustplaats zijn. Vederlicht vallen dan de ogen dicht.’
Het slotkoor heeft de nodige kritiek, althans naar de tekst, te verduren gehad. Is dat nu het laatste woord? We moeten dan wel bedenken dat voor de toenmalige luisteraar dit slot een voorlopig slot was. Twee dagen later kwam het vervolg met een paascantate.
Nu kan ik sterven
De Matthäus is een roep tot ons om de Heere aan te grijpen. Zie Hem liggen: dood, en toch levend. Weet: de schuld is betaald. Verzoening is aangebracht. Het is volbracht. Nu kan ik sterven. Ik kan aan mijn eigen graf denken. Nu kan ik alle voorbereidingen voor mijn begrafenis treffen.
Van die Vrijdag zing ik met Psalm 65:3:
Gij, Gij zult vreselijke dingen
ons, in gerechtigheid,
doen horen, en ons blij doen zingen
van ’t heil, voor ons bereid.
Lees de volledige tekst van dit artikel in De Waarheidsvriend van donderdag 28 maart 2024. Neem een jaarabonnement(€ 53). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!