Ingehaald
Het schilderij ‘Petrus en Johannes op weg naar het graf op de ochtend van de verrijzenis’ van de Zwitserse kunstenaar Eugène Burnand is vol beweging. De beide afgebeelde mannen spreken, alleen al met hun houding, een duidelijke taal. Gezien hun wapperende haren en gewaden haasten ze zich voorwaarts.
Volgens hetgeen de evangelist Johannes verkondigt in Johannes 20:1-10, halen ze elkaar in. Op hun gezicht is een mengeling aan emoties te lezen: vrees, spanning, onzekerheid, verlangen en verwachting. Hun zich voortspoeden is niet zozeer actie maar reactie, antwoord. Opgeroepen is deze gang naar voren, door de boodschap van het lege graf, hun gebracht door Maria Magdalena. Ze weten niet goed wat ze daarvan moeten denken.
Johannes
De leerling in wit gehuld moet de discipel zijn ‘dien Jezus liefhad’, zoals Johannes zichzelf in zijn Evangelie aanduidt. Deze door Jezus beminde is sneller dan de in het donker gehulde Petrus op de voorgrond. Is Johannes in het wit afgebeeld, omdat van hem gezegd wordt dat hij geloofde? Maakt dat hem tot een rein mensenkind? Als een jongere is hij bovendien weergegeven, geen diepe rimpels doorgroeven zijn gelaat. Waarschijnlijk zo geschilderd vanwege zijn snelheid of omdat liefde jong maakt. In aanbidding gaat hij, verwachtingsvol en lichtvoetig de toekomst tegemoet, als ziet hij uit naar een zeer verheugende ontmoeting. Hij was de enige leerling die bij Jezus bleef tot het einde.
Petrus
Petrus is in het donker gehuld. Zijn haardos en baard beginnen grijs te worden. Diepere rimpels plooien zich in zijn voorhoofd. Wellicht is Petrus zo weergegeven vanwege zijn ouder worden en daardoor zijn wat langzamere gang. Meer waarschijnlijk is hij ook zo getekend vanwege zijn bezorgdheid. Hij bleef niet, kon en wilde zijn Meester niet meer volgen en gaf tot driemaal toe, zeer krachtig, te kennen niets met Jezus te hebben. Met zijn rechterhand lijkt hij aan te geven dat hij dit loodzware op zijn hart heeft. Zonde maakt oud. Vertraagt hij gaandeweg zijn tred omdat hij, vanwege zijn verleden, allerminst met verlangen uitziet naar de ontmoeting?
En toch
In wie van deze beiden herkennen we onszelf? In Johannes dan wel in Petrus of kunnen we geen keus maken. Strijden, waar we de toekomst tegemoet gaan, vrees en verlangen om de voorrang? Wanneer Jezus is opgestaan, moet Petrus Hem onder ogen komen. Op het eerste gezicht is dat een gebeuren, waaraan je niet moet denken en dat je het liefst uit de weg gaat. Vandaar het in donker gehuld zijn en die hand op zijn borst, als bij de tollenaar in de gelijkenis. Ja en toch. Wat je naliet of misdeed tegenover een beminde overledene, blijft knagen. Het is onherroepelijk.
Als Jezus evenwel is opgestaan, dan, zo weet Petrus uit de ervaring opgedaan in de omgang met zijn Meester, is aan de zonde niet het laatste woord. Daarom licht zijn gewaad al iets op en zien we aan de rechterkant een rode tint, waarop hij lijkt te wijzen. Beide leerlingen haasten zich, hoewel we de zon niet zien, in het morgenlicht, dat de nevels zal doen optrekken. Het landschap doet in hun directe nabijheid denken aan een woestijn, die wat verderop in bloei komt te staan. Vanwege de opstanding zal de steppe bloeien en verheugt de hele schepping zich. Halen deze twee elkaar in?
Ontmoeting
Al lang voor deze zich haastig voortbewegende mensenkinderen uit, is de Levende, die hen omgeeft. Hij laat het tot de ontmoeting met Hem komen. Uitsluitend omdat het Pasen geworden is, zijn deze twee niet tevergeefs onderweg en loopt hun anticiperen uit op de ontmoeting met de Tegenwoordige, Die hen bij name kent en omwille van Wie het kwaad overwonnen en de schuld verzoend is.
Die beweging van deze twee voortsnellende, elkaar inhalende mannen is, naar de gouden toekomst – al wordt deze zeer aangevochten – zinvol vanwege de Opgestane, Die hen al een eeuwigheid voor is, hen in gang zette en de nevels doet opklaren. Hij die voor ons opstond en ons, zij het in wit of zwart gekleed, al heeft ingehaald.