Inzicht in andere culturen
Bram van Grootheest is directeur van Wycliffe Bijbelvertalers. Vanuit Driebergen geeft hij leiding aan bijbelvertaalwerk dat zich uitstrekt over de hele wereld: ‘Ik geniet ervan als mensen voor het eerst de Bijbel lezen in de taal van hun hart.’ Van Grootheest studeerde aan Wageningen University & Research. Hij volgde daar onder meer de specialisaties procestechnologie en tropische veehouderij. Later werkte hij bij de christelijke hulporganisatie ZOA. ‘Via ZOA kwamen mijn vrouw en ik in Laos terecht voor wederopbouwprojecten, een mooi land met mooie mensen.’ Onderweg (magazine vanuit de Nederlands Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt) had een interview met deze pionier.
Onderweg
Laos heeft een communistische staatsvorm en het boeddhisme is de belangrijkste religie. Was het moeilijk om je hier thuis te gaan voelen?
‘Laos is een ingewikkeld land met een lastige politieke situatie. Bovendien zijn grote delen van het land nauwelijks bereikbaar. Het landschap is bergachtig met veel rivieren; hele gebieden zijn moeilijk toegankelijk vanwege de slechte infrastructuur. Toch hebben we het als Gods leiding ervaren dat we op die plek mochten zijn. Het kostte jaren om goed contact te leggen en vertrouwen te winnen, maar dat is juist waarom ik dit werk wilde doen, om een goede samenwerking op te bouwen met de lokale gemeenschap.’ (…)
Hoe is het om als christen te wonen in een land dat niet openstaat voor het christelijk geloof?
‘We voelden ons thuis, maar dat betekent niet dat het gemakkelijk was om in Laos te wonen en te werken. We hadden veel tegenslagen en het was er vaak onveilig. Toch hadden we nooit het gevoel op de verkeerde plek te zijn terechtgekomen. Het geeft voldoening om inzicht te krijgen in de Laotiaanse cultuur en te begrijpen welke tegengestelde belangen er spelen. Om overheden en instanties te overtuigen onze projecten te steunen. En vooral om zonder zendeling te zijn als christen aanwezig te zijn. Het is geen geheim dat ZOA een christelijke organisatie is, onze opstelling en daden leiden toch tot een bepaalde verwondering.’
Toch kwamen jullie terug naar Nederland. Waarom?
‘Onze oudste zoon zou naar de middelbare school gaan en we wilden onze zoons in die periode stabiliteit bieden. We wilden trouwens niet per se naar Nederland daarvoor, Canada was ook een optie. Maar vrienden wezen ons op de directeursvacature bij Wycliffe Bijbelvertalers en daarop heb ik gereageerd.’ (…)
Vond je de overstap van ontwikkelingswerk naar bijbelvertalen lastig?
‘Bijbelvertalen is ook ontwikkelingswerk, alleen op een iets ander vlak. Vanuit mijn ervaring bij ZOA kon ik meer inzicht bieden in hoe je ondanks ingewikkelde omstandigheden en culturele barrières aansluiting kunt vinden bij de lokale gemeenschap. Omdat Wycliffe Bijbelvertalers zich juist op dat vlak wilde ontwikkelen, voelde ik me snel thuis. Ik ben geen bijbelvertaler, dat hoeft ook niet, maar een organisator. Het vertaalwerk laat ik graag over aan de deskundigen. Het mooiste is als we mensen uit de lokale gemeenschap kunnen helpen om zelf hun verantwoordelijkheid op te pakken en het vertaalproject te dragen. Daarom doen we meer dan alleen vertalen. Vaak is er ook alfabetisering nodig, of ontwikkeling van het taal- en leesonderwijs. Of is er nood op het gebied van gezondheidszorg.’ (…)
Je kwam bij Wycliffe Bijbelvertalers met ervaring van buitenaf, waarvan de organisatie kon leren. Zie je ook resultaat daarvan?
‘Wycliffe Bijbelvertalers heeft ervoor gekozen om een lerende organisatie te zijn. In de veertien jaar dat ik er nu werk, heeft de organisatie zich ontwikkeld. Veertien jaar geleden waren we qua aanpak een middenmoter binnen de internationale Wycliffe-organisaties. Maar recent werden we bijvoorbeeld uitgenodigd door Wycliffe Bijbelvertalers Engeland, omdat wij als voorbeeld worden gezien voor een vernieuwende aanpak. Het verschil zit vooral erin dat wij meer zijn gaan focussen op het bijbelgebruik, de impact daarvan en onze specifieke rol daarin. Daarvoor is het nodig om dieper te investeren in de lokale gemeenschap. Contact maken, luisteren naar de behoeften.
Een bijzonder vertaalproject vond plaats in een land waar bijna geen christenen wonen. De vertaaladviseur van Wycliffe Bijbelvertalers werd daar bijgestaan door drie mensen met een moslimachtergrond. Voor hen niet vreemd, want ook voor moslims is de Bijbel een heilig boek. In dit geval ging het om lokale moslims die de taal en cultuur goed kenden. Het mooie is dat deze mensen christen zijn geworden. Ze werden gegrepen door Gods liefde, omdat ze zich zo in de Bijbel hadden verdiept.’
Nederlands Dagblad
Een alarmerend bericht over de toestand in Afrika wil ik u niet onthouden. Afrika is ontzettend hard getroffen door corona. Toch horen we daar weinig van. Eén van de oorzaken is dat er geen cijfers voorhanden zijn. Journalist Annegina Randewijk doet verslag van de nood in Afrika (Nederlands Dagblad, 13 november). Slechts acht landen in Afrika houden statistieken bij over corona en 46 landen doen dat niet. Niemand weet hoeveel mensen overlijden. Dat is aangrijpend. Gemakshalve passen we op nood een tweedeling toe: lichamelijke en geestelijke nood. Was het maar zo eenvoudig. Waar nood is, grijpt dat de hele mens aan. Lichamelijk en geestelijk lijden is meestal niet te scheiden. In Afrika in ieder geval niet. Als dorpen door corona bijna ontvolkt worden, dan is ook de geestelijke nood wel erg groot.
Ook in Malawi is er geen degelijk systeem om besmettingen of overlijdens bij te houden. Om toch een beeld te krijgen van de situatie greep ik elke kans aan om – buiten mijn interviews en reportages – iemand het hemd van het lijf te vragen over de rol van corona in zijn of haar leven. Zoals taxichauffeurs. (…) Maar ook lokale journalisten en fotografen met wie ik samenwerkte, vroeg ik ernaar. En telkens kreeg ik hetzelfde te horen: ‘Het is heftig. Die oom, die tante, die neef, die vriend, die oma is overleden aan corona. Nee, niet officieel vastgesteld, maar de symptomen waren duidelijk.’ Eén fotograaf vertelde mij zelfs dat in zijn geboortedorp de hele oudere generatie was weggevaagd. Uit zijn directe familie waren zeven ouderen overleden. ‘Mijn dorp zal nooit meer hetzelfde zijn’, verzuchtte hij tijdens een van die gesprekken. Natuurlijk verschenen er de afgelopen anderhalf jaar wetenschappelijke rapporten over de impact van corona op Afrika (en dat het wel meeviel). Maar bij elke publicatie bekroop mij het unheimische gevoel dat deze onderzoeksresultaten geen gewicht hadden, omdat ze gebaseerd zijn op modellen in plaats van harde cijfers. (…) Ik kwam tijdens mijn reis tot de conclusie dat al die onderzoeksmodellen naast de harde werkelijkheid zitten. Maar dat is lastig hard te maken, want ik heb geen wetenschappelijk bewijs.
Randewijk verwijst in dit verband naar de Wereldgezondheidsorganisatie die zegt dat de coronabesmettingen in Afrika waarschijnlijk zeven keer hoger liggen dan eerder werd aangenomen en dat het aantal doden driemaal zo hoog ligt.
Als ik in de Malawische taxi vertel dat in ‘het Westen’ het beeld bestaat dat Afrikaanse landen niet zo lijden onder de coronacrisis, zijn de chauffeurs met stomheid geslagen. ‘Really? Are you serious?’ Ook ik was het afgelopen jaar vooral bezig met de neveneffecten van de pandemie. Zoals de eindeloze sluiting van de scholen – Uganda besloot deze week om de scholen na bijna twee jaar weer te openen – en de toename van armoede, huiselijk geweld en kindhuwelijken. (…) Deze beeldvorming over Afrika is misschien nog wel desastreuzer dan het dodental. Want zolang we in de mythe blijven geloven dat Afrikanen vrijwel niet overlijden aan corona, zal er weinig noodzaak zijn om de enorme vaccinatieongelijkheid (Afrika 6 procent en West-Europa 75 procent) aan te pakken. Politici zullen zich dan blijven verschuilen achter opmerkingen als ‘Afrika is een jong continent, daar hebben ze niet zo’n last van corona’, als de zoveelste booster voor het eigen volk wordt aangeschaft en uitgerold.