Waar bent u naar op zoek?

Ironie

Dr. T.T.J. Pleizier
Door: Dr. T.T.J. Pleizier
25-08-2022

Een klein filmpje van een stand-up comedian gaat rond op sociale media. De comediant vertelt hoe hij 250 jaar later wakker wordt. ‘Is er water?’, zo vraagt hij. Het antwoord: ‘Sorry, dat hebben we niet meer. Hoe ging dat, toen er nog water was?’ Het antwoord – ironisch: ‘We pakten het glas uit de kast, spoelden het eerst goed af, en vulden het om te drinken.’ De zaal lacht, maar je voelt ook de spanning: het groeiende watertekort, onze verspilling en de westerse vanzelfsprekendheid om een glas water te drinken.

De Deense filosoof Kierkegaard is bekend om zijn ironische redevoeringen. Waarom gebruik je ironie? vroegen ze hem. Kierkegaard spotte met de burgerlijke cultuur van zijn dagen. Spot, die door de intellectuelen uit zijn tijd niet werd begrepen.

Past ironie ook in preken? Een Duitse collega vertelde over de Bekennende Kirche in de nazitijd en de Oost-Duitse predikers in de tijd dat de Stasi meeluisterde in de kerken. Ironie was een vorm om kritiek te hebben op het regime, zonder het direct te benoemen. ‘Gewoon’ naar de Schrift luisteren, zonder direct kritiek te uiten, maar iedereen voelt dat er meer bedoeld wordt. In Amerikaanse zwarte kerken werd dit double speech genoemd. Mild spottend, omdat het taal is met een dubbele bodem.

Het is een beetje zoals Jezus sprak over de dingen van God, die voor de wijzen verborgen zijn, maar geopenbaard zijn aan de kinderen. Je moet glimlachen, want hoe kan dat? Het klinkt licht spottend. Dit verwacht je van Jezus niet.

Of wat Hij zegt in gesprek met de Farizeeërs in Johannes 8: ‘Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.’ Het is geen oordeel, maar iedereen voelt aan: hier staan mensen die zichzelf goed vinden, maar wie is goed genoeg?

De Reformatie leerde de volstrekte helderheid van de Schrift. Dat maakt preken overbodig. Wie de Schrift leest, voelt toch wel aan waar het om gaat, daar heb je toch geen preek voor nodig? U snapt wel dat dit ironie is.

Dr. T.T.J. Pleizier
Dr. T.T.J. Pleizier