Waar bent u naar op zoek?

‘Is er voor mij genade?’

ds. J. Noltes
Door: ds. J. Noltes
25-02-2021

Mevrouw Van Groningen (de naam is verzonnen) was 47 jaar, ongetrouwd, woonde samen met haar vader en zorgde na het overlijden van haar moeder voor de huishouding. Toen ik kennis met haar maakte, was ze al geruime tijd ongeneeslijk ziek.

Het was nog in de tijd dat veel dokters er liever wat omheen draaiden dan hun patiënten eerlijk te vertellen hoe ernstig hun toestand was. Ook voor mevrouw Van Groningen was dat verzwegen.

Mijn bezoeken aan haar verliepen moeizaam. Niet omdat ze mijn bezoek niet op prijs stelde; het moeizame zat in het feit dat mevrouw Van Groningen zo’n gesloten karakter had. Het bleef gissen naar wat ze dacht en hoe ze zich voelde. Van toegespitst persoonlijk pastoraat kon het daardoor niet komen.

Het moeilijk hebben

Op een avond bezocht ik haar weer. Het bezoek verliep ook toen volgens het hiervoor beschreven patroon. Tenminste, tot onder het gebed. Terwijl we samen baden, begon mevrouw Van Groningen ineens hevig te huilen. Ook na het amen bleef ze maar snikken. Voorzichtig zei ik toen: ‘Ik merk dat u het moeilijk hebt, kunt u mij ook zeggen waarmee? Als het kan, wil ik u graag helpen.’ Ze bleef echter maar huilen. Daarom vroeg ik: ‘Bent u misschien zo verdrietig omdat u nu al zo lang ziek bent en eraan twijfelt of u nog wel weer beter zult worden?’ ‘Ja, ook dát wel.’ ‘Maar wat is er dan nog méér?’ Toen kwam het er snikkend uit: ‘Of er voor mij wel genade is!’

Licht in de duisternis

Ik heb toen – om zo te zeggen – alle registers van het Evangelie opengetrokken. Met verschillende voorbeelden uit de Schrift heb ik haar proberen duidelijk te maken dat er bij de Heere zelfs voor de grootste zondaar die tot Hem vlucht, ontferming is: ‘Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en Zijn Zoon zond als verzoening voor onze zonden.’

Tot slot herinnerde ik haar aan de hartelijke nodiging van de Heere Jezus zelf: ‘Komt tot Mij allen die vermoeid en belast bent en Ik zal u rust geven’, waar

ik aan toevoegde: ‘Hebt u het goed gehoord: iedereen is welkom, dus ook u. De Heere Jezus zegt immers nadrukkelijk ‘komt állen tot Mij’; en Hij heeft er niet bij gezegd: ‘Alleen mevrouw Van Groningen moet wegblijven’. ’

Toen ontspande ineens haar gezicht en lachte ze door haar tranen heen. Er brak licht door in haar duisternis. Ook voor haar was er hoop op genade. Met een dankbaar gevoel ging ik naar huis. De volgende dag werd die dankbaarheid nog vele malen verdiept toen ik bericht kreeg dat mevrouw Van Groningen een uur na mijn bezoek aan een hartstilstand was overleden.

Eigen naam

‘Of er voor mij wel genade is.’ In de loop der jaren ben ik heel wat mensen tegengekomen die ook met deze vraag tobden. Luther deed dat ook vaak. Echter, als hij weer met die vraag worstelde, pakte hij zijn Bijbel en las dan Johannes 3:16: (maar belijdend dat hij ook bij ‘de wereld’ hoorde, las hij het dan zo): ‘… alzo lief heeft God Maarten Luther gehad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat Maarten Luther, die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.’ En dan vatte hij weer moed, want één ding stond voor hem vast: ‘Gods Woord houdt stand in eeuwigheid en zal geen duimbreed wijken.’

Laten allen die ook (vaak) op het punt van de persoonlijke zekerheid van het heil bestreden worden aan Luther een voorbeeld nemen en voor ‘de wereld’ ook eens hun eigen naam invullen. Ieder die dat doet, leest dan niet meer en niet minder dan de blijde boodschap die het Evangelie voor hem of haar persoonlijk heeft. Wat valt er dan nog te twijfelen? Immers, wat God zegt is waarheid; Hij houdt Zijn Woord en doet wat Hij belooft! ‘Dit blijft ons laatst behoud: het Woord van onze Koning’. (Ps.19:4, ber. 1968)

ds. J. Noltes
ds. J. Noltes