Is mijn geloof goed genoeg?
Is mijn geloof wel goed genoeg? Ben ikzelf wel goed genoeg om mijn jawoord aan de Heere God te geven? Het zijn vragen die zomaar kunnen opkomen bij iemand die toeleeft naar het moment van belijdenis doen. Wat zit er onder die vraag naar het ‘goed genoeg’ aan onzekerheid en verlangen?
Is het een vraag van gelovigen van alle tijden of is het typerend voor onze tijd met haar aandacht voor de (gelovige) mens? En belangrijker: brengt een vraag als deze ons dichter bij het hart van het Evangelie of raken we juist verder van huis vandaan? In deze bijdrage aandacht voor de vraag naar het ‘genoeg’ van ons geloof.
Oprechte interesse
Om te beginnen zou ik willen benadrukken dat de vraag die in dit artikel centraal staat, niet alleen gesteld wordt vanuit een gevoel van onzekerheid over het eigen geloof. Regelmatig heb ik gemerkt dat het ook een vraag kan zijn uit oprechte interesse. Catechisanten die serieus overwegen om belijdenis te doen, willen graag duidelijkheid over wat er rondom hun belijdenis van hen wordt verlangd en welke consequenties dat met zich meebrengt. Ook in dat kader kan de vraag gesteld worden: is mijn geloof wel goed genoeg? Met andere woorden: wanneer ben ik voldoende toegerust om mijn jawoord te geven? Wanneer ken ik God goed genoeg om deze stap op de geloofsweg met overtuiging te zetten? Op zichzelf zijn dat begrijpelijke vragen. Immers, het antwoord geven op Gods beloften bij je doop veronderstelt ook een bepaalde kennis van God. Belijdenis doen is geen blinde keus en ook geen sprong in het duister, maar iets wat je doet op goede gronden. Als het goed is, heb je God door de jaren heen leren kennen als Iemand Die te vertrouwen is. Op grond van je kennis en ervaring met God durf je de weg met Hem in te slaan. Het is net als bij een huwelijk: je hebt die ander genoeg leren kennen om hem of haar je jawoord te geven.
Dit betekent trouwens niet dat je pas belijdenis kunt doen als je geen vragen meer hebt. Wel moet je voor jezelf helder hebben waar je straks ‘ja’ op zegt. Als je nog twijfelt over heel basale geloofsvragen, is het misschien beter om jezelf nog wat meer tijd te gunnen om zaken te onderzoeken en te groeien in kennis en vertrouwen. Je kunt ook te snel ‘ja’ zeggen, in de zin dat je instemt met zaken waar je zelf niet volledig van overtuigd bent.
Voorwaarden
Nu kan het ook voorkomen dat belijdeniscatechisanten om andere redenen worstelen met de vraag naar het genoeg van hun geloof. Op de bodem van hun hart huist een diepe onzekerheid omtrent de vraag of hun geloof voor God goed genoeg is. Daaronder zit dikwijls de gedachte dat er aan bepaalde voorwaarden voldaan moet worden, voordat God ons in genade aanneemt.
Hoewel deze problematiek niet nieuw is, krijg je wel de indruk dat de huidige prestatiemaatschappij daarin een belangrijke rol speelt. Als op school en op het werk alles draait om presteren, diploma’s halen en de lat hoog ligt, doet dat toch ook iets met je manier van geloven? Als je in de wereld om je heen voortdurend beoordeeld en afgerekend wordt op je successen en falen, dan is het niet vreemd dat dat denken ook je beeld van God beïnvloedt. Zal God tevreden met mij zijn? Is mijn geloof goed genoeg? Leef ik wel voldoende toegewijd aan God? Is mijn schuldbesef diep genoeg? Heb ik voldoende gebeden en Bijbel gelezen?
Mijn beleving
Tijdens het schrijven van dit artikel moest ik regelmatig denken aan het onlangs verschenen boek Ego van prof. Bram van de Beek. Daarin beschrijft hij hoe sinds de zestiende eeuw de mens steeds meer in de ban is geraakt van zichzelf. Mensen leven in toenemende mate vanuit hun eigen subjectieve waarheid en werkelijkheid. Dat denken is ook de kerk binnengedrongen. Niet Christus staat meer centraal, maar de gelovige mens. De zekerheid van het heil, dat Gods genade genoeg is, heeft plaatsgemaakt voor de vraag: geloof ik dat nu ook werkelijk voor mijzelf? Daarmee zijn we volgens Van de Beek ver verwijderd geraakt van de bevrijdende ontdekking die Luther deed. De mens wordt volledig op zichzelf teruggeworpen. Alles is gaan draaien om het ik, om wat ik voel, om mijn beleving. Ik denk dat Van de Beek gelijk heeft.
In wat hij naar voren brengt, raakt hij ook aan de vraag naar het ‘goed genoeg’ van ons geloof. Werpt ook die vraag ons uiteindelijk niet volledig terug op onszelf in plaats van dat we onze houvast en zekerheid zoeken in wat buiten ons ligt, namelijk in het verlossend werk van Jezus Christus? Het gaat niet om de vraag of ons geloof genoeg is, maar of we erop vertrouwen dat wat God in Christus gedaan heeft voor ons genoeg is. Niet: ben ik of is mijn geloof wel goed genoeg? Maar: is Gods genade die Hij in Christus schenkt voor mij genoeg?
Bevrijdende boodschap
Dat is de bevrijdende boodschap van het Evangelie, dat wij worden verlost van onszelf en van onze pogingen onszelf acceptabel te maken voor God. Zolang wij onze zekerheid ontlenen aan óns geloof en ónze ervaringen, óns gebedsleven en óns keurige leven, dan zijn we toch weer bezig om Gods aanvaarding te verdienen. Maar het goede nieuws is nu juist dat mensen die vanwege het kwaad in hun leven tegenover God geen been hebben om op te staan, op grond van het offer van Christus worden vrijgesproken en aanvaard. Ik hoef dus niet eerst iets te presteren voor God maar ik mag geloven dat Zijn volmaakte leven en verzoenende dood mij worden toegerekend. Gods vergeving en genade worden mij geschonken, zonder dat daar een tegenprestatie van mijn kant tegenover staat. Ik hoef het alleen maar te ontvangen en mijzelf in vertrouwen over te geven aan God.
Petrus
Soms moet een mens eerst door alle bodems van zijn eigen geloof heen zakken voordat hij die bevrijdende ontdekking doet. Zoals Petrus, over wie het in deze lijdenstijd regelmatig gaat in de kerk. Als iemand overtuigd was dat zijn geloof goed genoeg was, dan Petrus wel. Hij ging er helemaal voor. Niets kon Jezus scheiden van zijn liefde. Maar uitgerekend hij laat op het kritieke moment Jezus tot driemaal toe vallen. Na die pijnlijke nacht is er van Petrus en zijn geloof weinig meer over. Petrus moet ontdekken dat zijn geloof hem niet kan redden, maar alleen Christus, Die voor hem gebeden heeft (Luk.22:32). Al het geloof in zichzelf is hij kwijt, maar hij houdt Jezus over. En dat is genoeg. Ergens in het historische stadje Granada (Spanje) staan bij de ingang van een oude kerk de volgende woorden: Solo Dios Basta. God alleen is genoeg. Je zou het ook anders kunnen zeggen: Jezus Christus is genoeg. Ik hoop dat we daarmee kunnen instemmen en dat je als belijdeniscatechisant zo met vertrouwen toeleeft naar de belijdeniszondag.