Waar bent u naar op zoek?

Israël 75 jaar

P.J. Vergunst
Door: P.J. Vergunst
28-04-2023

In een erg onrustige tijd voor land en volk herdenkt Israël zijn 75-jarig bestaan. Veelzeggend is vooral dat dit niet bijzonder is, omdat het Joodse volk altijd met vijanden leeft. Nieuw is voor nu dat intern de spanningen groot zijn, zelfs een woord als ‘burgeroorlog’ viel.

Bijna tweeduizend jaar duurde de ballingschap van het Joodse volk. In het jaar 66 kwamen de Joden in opstand tegen de Romeinse overheid. Een van de redenen lag in de grote brand die in het jaar 64 Rome teisterde. Ongeregeldheden braken uit toen de Romeinse gouverneur zeventien zilveren talenten uit de tempelschat in Jeruzalem voor de wederopbouw vorderde. Joods verzet leidde ertoe dat keizer Nero Vespasianus aanstelde als aanvoerder van een expeditie, de man die Nero als keizer opvolgde toen deze in 68 zelfmoord pleegde.

In het voorjaar van 70 begon de belegering van Jeruzalem. Een groot deel van de stad werd in puin gelegd en de tempel (onder koning Herodes I de Grote nog gerestaureerd) ging in vlammen op. De Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus vertelt dat in de jaren 73 en 74 bij Massada het laatste verzet gebroken werd.

Opstand in het jaar 135

In 132 tot 135 na Christus volgde onder leiding van Sjimon bar Kochba in de provincie Judea een tweede opstand tegen de overheersers. De Romeinse geschiedschrijver Lucius Cassius Dio verhaalt dat bij het einde van de guerrillaoorlog 580.000 Joden het leven lieten, terwijl vijftig steden en 985 dorpen vernietigd werden. Keizer Hadrianus verbood nu alles wat met het Joodse geloof te maken had en alle Joden moesten het land uit. De sabbat en de besnijdenissen werden verboden. Het land ging Syria Palaestina heten en een Jood die Jeruzalem toch betrad, zou gedood worden. De diaspora, de verstrooiing van een volk over heel de wereld, nam een hoge vlucht.

Het Jodendom werd hiermee niet uitgeroeid, omdat dit zich al geconcentreerd had rondom synagogen in het hele Romeinse Rijk. In Babel waren Joden achtergebleven en zowel van daaruit als vanuit Palestina was de diaspora reeds begonnen, via Syrië naar Klein-Azië, naar Centraal-Azië en Egypte, langs de Zwarte Zee en ook in Rome.

Eeuwen van vervolging en onderdrukking, eeuwen van antisemitisme volgden.

Zionisme

Het zionisme komt in de negentiende eeuw op, een beweging die een einde wil maken aan de Joodse diaspora, een beweging die in Palestina een thuisland voor de Joden realiseren wil. Het was een zionisme dat vooral politiek gemotiveerd was, omdat de religieuze Joden overtuigd waren dat alleen de te komen Messias hen kon terugbrengen in het land dat God ooit aan Abraham beloofde. Decennia van overleg tussen de volken én die diepduistere Holocaustperiode volgen, de systematische poging om de Joden uit te roeien, hen uit alle delen van de wereld te brengen in vernietigingskampen en gaskamers. Van die benauwdheid zingen de liederen van Israël, de psalmen, zoals deze:

Gij weet van de verborgen strik,

de hulpeloosheid en de schrik;

dat niemand, niemand naar mij vraagt,

en dat ik steeds word voortgejaagd. (…)

Red mij van wie te sterk mij is,

voer mij uit zijn gevangenis,

dat ik U, Heer, dat ik U dan

mijn Heer en God weer loven kan.

Terug in Jeruzalem

Driekwart eeuw geleden was er reden om God weer te loven! Ja, want op 14 mei 1948, toen de nieuwe Israëlische premier David Ben Goerion in het overvolle Tel Aviv Museum de onafhankelijkheid van de Joodse staat Israël proclameerde, kwam er niet als eerste politieke besluitvorming aan het licht, maar werd vervuld wat God ooit beloofde. Behalve in Ezechiël 28 lezen we het in Jeremia 30:3: ‘Want zie, er komen dagen, spreekt de Heere, dat Ik een omkeer zal brengen in de gevangenschap van Mijn volk, Israël en Juda, zegt de Heere, en Ik zal hen terugbrengen naar het land dat Ik hun vaderen gegeven heb, en zij zullen het in bezit nemen.’

De geprofeteerde terugkeer naar het land van de belofte is een wonder uit de twintigste eeuw. Terug in Jeruzalem, de stad die in 1000 voor Christus door David ingenomen was, waar deze koning een altaar voor de Heere opricht op de dorsvloer van Ornan (1 Kron.21:26). Op déze plaats komt de engel, die vanwege Davids zonde van de volkstelling verderf bracht onder het volk, tot stilstand, waarmee God als het ware Zelf de plaats van de tempel aanwijst: ‘Dit hier is het huis van de Heere God, en dit is het brandofferaltaar voor Israël.’

Want Sion ( Jeruzalem) is van God begeerd,

’t wordt met Zijn woning hoog vereerd.

‘Hier’, sprak Hij, Die het al beheert,

‘hier zal Ik wonen naar Mijn lust;

hier is in eeuwigheid Mijn rust.’

Eerstgeboorterecht verspeeld?

Was de vreugde van wat God in 1948 ten aanzien van Zijn volk deed onder ons groot? Toen ik mezelf die vraag stelde, dacht ik aan het vraaggesprek met de inmiddels 97-jarige ds. T. Poot, drie jaar geleden in ons blad verschenen. ‘De staat Israël werd in 1948 opgericht, een jaar later kwam het koloniale bewind in Indonesië ten einde, het land waar veel Nederlandse soldaten naartoe gestuurd waren. Die thema’s beroerden ons nauwelijks, de studentenwereld was een subcultuur. We noemden de buitenwereld ‘de kille’, we sloten ons af van wat er daar gebeurde. Ook tijdens de colleges kwamen deze dingen niet ter sprake.’ Het verklaart wellicht dat ik wat de maanden mei en juni van de jaargang 1948 van De Waarheidsvriend betreft niets vind wat herinnert aan de vorming van de staat Israël. Zag men geen profetie in vervulling gaan? In de zomermaand juli volgt een (los van de geschiedenis van toen) beschouwend artikel over Israël van een predikant die bij zijn overlijden in 1979 herinnerd wordt vanwege zijn liefde tot Israël. Echter, wat lees ik vooral? Dat ‘in hun haat tegen Jezus Christus de Joden aan de zijde van hun antisemitische vijanden staan. En daar staan zij nóg’. En: ‘Wij roemen zo gaarne, dat de Kerk van Christus is het Israël van het Nieuwe Testament. Israël heeft zijn recht verspeeld, zijn eerstgeboorterecht. Nu is God tot óns, heidenen gekomen en heeft Zijn Verbond met ons opgericht.’

Pijnlijk verleden

We leven in een cultuur waarin we het verleden eerlijk in de ogen zien. Pijnlijk kan dat zijn, beschamend zelfs. Ruim na 1948 kwam er in de kring van de Gereformeerde Bond en daarbuiten ‘zicht op Israël’, en bovengenoemde citaten tonen ons dat dit zicht eerder ontbrak. ‘God is geen man, dat Hij liegen zou, of een mensenkind, dat Hij ergens berouw over hebben zou. Zou Hij iets zeggen en het dan niet doen?’

(Num.23:19) Nee, dat eerstgeboorterecht blijft staan. Ondertussen kan dat zicht op Gods weg met Israël vertroebeld raken als we de profeten van het Oude Testament niet meer kennen of als we Romeinen 9 tot 11 nog niet gespeld hebben. Het maakt dat de redactie van de Artios-reeks van de Gereformeerde Bond besloot dat rond de herdenking van Israëls 75e verjaardag het boekje Erfgenaam van God verschijnt, dat als ondertitel heeft: ‘Onze relatie tot Israël, toegelicht voor een nieuwe generatie’. In de kerk moet het verlangen blijven om in de prediking of op kringen catechese te geven ten aanzien van Israël als eigendom van God. In haar verwachting van de toekomst kan de kerk immers niet op eigen vleugels vliegen. Ook de Protestantse Kerk in Nederland belijdt als inzet van haar kerkorde dat ze zich, ‘delend in de aan Israël geschonken verwachting, uitstrekt naar de komst van het Koninkrijk van God’.

Waarschuwing van Herzog

Sympathieke betrokkenheid op het Joodse volk kan begrijpelijkerwijs in de knel komen als het beleid van de zesde regering van Netanyahu het vertrekpunt is, een premier die de veiligheid van zijn land momenteel ondergeschikt lijkt te maken en die inzet op hervorming van de macht van het hooggerechtshof. De interne spanningen liepen vorige maand zo hoog op dat president Yitzhak Herzog voor een burgeroorlog waarschuwde.

Hij was het ook die in zijn inaugurele rede als president van de staat Israël opriep tot het helen van breuken in de Israëlische samenleving en het bouwen van bruggen binnen Israël en tussen Israël en de Joodse diaspora. ‘We moeten niet vergeten dat het ongegronde haat was die leidde tot de vernietiging van de Eerste en Tweede Tempel. Dezelfde ongegronde haat, dezelfde facties en polarisatie die zo’n hoge prijs van ons eisen – tegenwoordig en elke dag. De zwaarste prijs van alles is de erosie van onze nationale veerkracht.’

Toen kwam Amalek

Het uitroepen van de staat Israël op 14 mei was voor omliggende Arabische landen het teken om Israël binnen te vallen met hun legers: Egypte, Transjordanië, Irak, Syrië en Libanon. Bedreigingen en oorlogen stempelen de geschiedenis van de jonge staat, een voortdurend refrein op het ‘Toen kwam Amalek’ uit Exodus 17, een onverhoedse aanval in de achterhoede. En dan? Dan heft Mozes, ondersteund door Aäron en Hur, zijn handen ten hemel en wordt de vijand verslagen.

En Mozes belijdt: ‘De Heere is mijn Banier. Voorzeker, de hand op de troon van de Heere. De strijd van de Heere zal tegen Amalek zijn, van generatie op generatie!’

Voor de volken en voor de kerk vandaag de vraag of ze zich herkent in Aäron of Hur.

P.J. Vergunst
P.J. Vergunst