Waar bent u naar op zoek?

column

Jarig

27-02-2019

‘Hartelijk gefeliciteerd met uw verjaardag. Hier, deze is voor u.’ Mijn neefje Willem duwt een tekening in mijn hand.

Ik vouw het papier open, in het midden zie ik een preekstoel met aan beide kanten een psalmbord. De schriftlezing is uit Psalm 50, net als alle opgegeven liederen. Op de preekstoel staat de dominee. In een wolkje boven hem lees ik: ‘Doet de microfoon het niet?’ De koster naast hem op het trapje antwoordt: ‘Ja… uh nee, hij is al 50 jaar oud!’ Met twee dikke strepen onder 50. 

Samen met familie en vrienden vieren we mijn vijftigste verjaardag. Sinds mijn man koster is, helpt mijn neefje hem zondags in de kerk. De keer dat de microfoon het niet deed, heeft zichtbaar indruk op hem gemaakt.

Op deze verjaardag kan ik niet om mijn leeftijd heen; mijn vriendinnen verrassen mij met een lekker ontbijtje bij Van der Valk. Onderweg ontdek ik op de autoramen de verkeersborden met 50 erop. Van mijn ene zus krijg ik een magazine Plus voor ouderen, van de andere een pakketje ‘Hoe zet je oude thee?’ En tussen de felicitatiekaarten op de mat vind ik een brief van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu; een uitnodiging voor het bevolkingsonderzoek borstkanker ‘voor alle vrouwen in Nederland van 50 tot en met 75 jaar’. 

Het is zondag. Achter mij hoor ik mijn man binnensmonds mompelen, hij is met de psalmborden bezig: ‘Ik hoop dat ik ‘zevens’ genoeg heb.’ Hij buigt zich nog een keer over de kist met cijfers. ‘Ha gelukkig, hier heb ik er nog één.’

Een uur later. De ouderling heeft net 1 Samuël 7:1-17 gelezen. De dominee kijkt vanaf de kansel de kerk rond en begint: ‘Deze week mocht onze gemeente 125 jaar bestaan. Daarom willen we deze morgen stilstaan bij de woorden Eben-Haëzer, “tot hiertoe heeft de HEERE ons geholpen”.’

We zingen Psalm 77 vers 7:

 

‘k Zal gedenken, hoe vóór dezen,

ons de Heer’ heeft gunst bewezen;

‘k zal de wond’ren gadeslaan,

die Gij hebt vanouds gedaan.

‘k Zal nauwkeurig op Uw werken,

en derzelver uitkomst merken,

en in plaats van bitt’re klacht,

daarvan spreken dag en nacht.

 Marijke de Wit