JIM
De christelijke gemeente zou niet moeten bestaan uit los van elkaar opererende gehelen. Ze floreert juist, omdat ze geen eilandjes wil creëren
Er is in ons land toenemend aandacht voor de rol van informele opvoeders bij het opgroeien van kinderen. Informele opvoeders zijn mensen uit de directe omgeving van het kind: vrienden, buren, dichtbij wonende familieleden. Deze trend past bij de gedachte dat in de christelijke gemeente iedereen gezien moet worden door de gemeenschap. Jongeren hunkeren ernaar om gezien te worden.
Als ze dit missen in de kerk, gaat er iets niet goed. De kerk heeft meer in huis dan virtuele gemeenschappen op internet, waar jongeren aandacht krijgen. Juist de voelbare, lokale gemeenschap – op deze plek in deze stad of dit dorp – is in staat om de jongeren te laten weten dat ze ertoe doen. Hier zijn wel sleutelfiguren voor nodig, bijvoorbeeld de mentor.
In de kerk is de mentor op diverse manieren een bekend verschijnsel, bijvoorbeeld bij mentorcatechese of in het jeugdwerk. Hier worden jongeren vaak gekoppeld aan iemand die hun toegewezen wordt. Dit levert soms hechte contacten op, maar lang niet altijd zijn die duurzaam. Niet altijd is er een klik.
Ik ontdekte een initiatief in de jeugdzorg dat een oplossing biedt voor het klik-probleem. Het heet ‘Jouw Ingebrachte Mentor’. De jongere kiest zelf iemand uit het informele netwerk met wie hij regelmatig contact heeft. Het JIM-project activeert iets wat in vroegere hechte gemeenschappen vanzelf gebeurde. Een kind ging vaak bij opa en oma op bezoek of ging spelen bij gezinnen in de buurt. De jongen, het meisje sloot daar aan waar hij of zij het liefste kwam. Iets dergelijks zou in de kerk ook gemakkelijk kunnen en ook ontspanning geven aan de gezinsopvoeding.
Doorgaans lokaliseren we de godsdienstige opvoeding vooral in het gezin: het gezin als kerkje in de kerk. Dat klinkt aantrekkelijk. Toch zou de christelijke gemeente niet moeten bestaan uit los van elkaar opererende gehelen. Ze floreert juist, omdat ze geen eilandjes wil creëren. Iedereen hoort erbij in een organisch geheel. De mentor kan bijdragen aan de klik met dit geheel. Daarom zouden we kinderen en jongeren zelf moeten laten kiezen voor een mentor. Het maakt niet uit wie het is, als het maar klikt en als deze persoon maar een gids naar Christus kan zijn.