Jonge Joodse Israëliërs
Elk jaar op 27 januari is de Holocaust Memorial Day. De Joodse Omroep en de EO boden verschillende documentaires aan zoals ‘Het geheugen van Auschwitz’, over de restauratie van de barakken van Birkenau (een onderdeel van Auschwitz). Deze barakken werden in haast gebouwd door de gevangenen en staan zo langzamerhand op instorten. Toch worden er nog steeds waardevolle zaken gevonden. Een ander programma was ‘De Sobibor Tapes: de vergeten interviews van Jules Schelvis’.
Schelvis is in 2016 overleden. Veertig jaar na de oorlog interviewde hij overlevenden die betrokken waren bij de opstand in Sobibor in oktober 1943. Tegen deze achtergrond is het merkwaardig om berichten te lezen over Joden die recent vanuit Israël emigreerden naar Duitsland. Het Nederlands Dagblad besteedde daaraan in de krant van 16 januari aandacht.
Nederlands Dagblad
Ze waren verbouwereerd, zegt Barak Bar-Am (53) in zijn galerie in Charlottenburg. Hoogst verbaasd dat er ineens eentje voor hun neus stond. Toen hij in 1998 naar Berlijn verhuisde, hadden de meeste mensen die hij op straat sprak nog nooit een Israëliër in hun stad gezien. ‘Vervolgens begonnen ze direct te vertellen over hun familieleden die fout waren geweest in de oorlog. Het leek alsof ze het hele naziverleden van Duitsland wilden verwerken, via mij. Dat werd op den duur wel vermoeiend, ja.’ Duitsland is bedreven in het erkennen van het naziverleden. Deze geschiedenis wordt al decennialang grondig onderwezen, herdacht en beschreven. Zo leerde elke naoorlogse generatie de harde feiten en de bijbehorende cijfers over een groep die vrijwel nergens meer was te zien. En dan verander je in een curiositeit als je Barak Bar-Am heet en uit Israël komt.
Toch is hij anno 2021 geen uitzondering meer. Want uitgerekend in Berlijn, ooit het zenuwcentrum van de Holocaust, leeft vandaag de dag een groeiende groep jonge Joodse Israëliërs. Voor de oorlog woonden er 175.000 Joden in de stad. De meesten die terugkeerden uit de kampen emigreerden naar Israël of Amerika. Een paar duizend bleven achter in Berlijn. Na de val van de Muur in 1989 bloeide de Joodse gemeenschap enigszins op door de toestroom van Russische Joden uit de voormalige Sovjet-Unie. Nu wordt het aantal Joodse inwoners in Berlijn rond de 40.000 geschat. (…)
Joden mochten zich nooit meer vestigen in het land waar de ‘aarde met bloed doordrenkt is’, zo luidde het devies van het Joods Wereldcongres in 1948. Waarom zou je als Israëliër naar zo’n stad verhuizen? Een deel van het antwoord ligt in Israël zelf. Diep teleurgesteld in de politieke situatie heeft Barak Bar-Am zijn geboorteland verlaten, een paar jaar na de moord op president Yitzhak Rabin. ‘Na zijn dood was de hoop op vrede ook dood.’ Bar-Am woont nu 21 jaar in Berlijn en hij houdt van de stilte, de vredigheid. Als hij bij zijn ouders in Israël is, voelt hij meteen weer spanning en alertheid. ‘Elk uur zet m’n moeder het nieuws op de radio aan. Want misschien is Egypte wel een oorlog begonnen! Ik wil en kan die politieke drilboor niet meer horen.’ (…)
Terwijl nieuwkomers uit Israël de vrijheid en tolerantie van Berlijn omarmen, groeit het aantal antisemitische incidenten in de stad en de rest van Duitsland, en daarmee ook de angst onder de autochtone Joodse bevolking. De meeste bedreigingen komen uit rechts-extremistische hoek, maar ook islamitische en links-extremistische protesten lopen soms uit op aanvallen tegen Joden. In oktober 2019 was er de rechts-extremistische aanval op een synagoge in de Duitse stad Halle. Na een vergeefse poging om de synagoge binnen te dringen, schoot de dader twee willekeurige mensen dood. ‘De vraag of Joden zich veilig voelen in ons land, is de essentiële vraag naar de geloofwaardigheid van onze democratie’, schreef hoogleraar Joodse geschiedenis Michael Brenner in de Süddeutsche Zeitung na de mislukte aanslag. Hij suggereerde dat Joden hun oude koffers weer van zolder moeten halen, verwijzend naar de ingepakte koffers die veel Duitse Joden na de Tweede Wereldoorlog hadden klaarstaan, ‘want de dag dat we ze nodig hebben, is misschien niet ver weg’.
Immanuël
Een heel ander verhaal is dat van Joël Goldberg, een messiasbelijdende Jood. In Immanuël, het orgaan van de Stichting Steun Messiasbelijdende Joden, vertelt hij zijn verhaal.
Ik diende drie jaar lang onder andere als sergeant binnen een gespecialiseerde eenheid op de Golanhoogte. Tijdens mijn diensttijd groeide mijn geloof en ervaarde ik Gods bescherming en voorzienigheid bij moeilijke momenten. Mijn familie bad veel voor me en dat gaf mij kracht. Maar dit was voor veel van mijn Messiaanse vrienden niet het geval. De meesten van hen lieten het geloof achter zich tijdens deze cruciale jaren. Vooral vanwege problemen met hun identiteit, het niet genoeg geworteld zijn in het Woord en het ontbreken van een kring van standvastige en betrouwbare gelovigen die steun, veiligheid en richting bieden.
Toen het einde van mijn militaire diensttijd naderde had ik een diep verlangen om te groeien in het geloof en om Gods Woord te bestuderen. In Israël was toen geen Bijbelschool, dus ging ik voor zes maanden naar de Capernwray Bijbelschool in Engeland. Daar werd ik enorm opgebouwd in mijn geloof en ook ontmoette ik daar mijn vrouw Leila. We trouwden in 1992 waarna we vier jaar in Amerika hebben gewoond om onze studie af te maken.
Joël Goldberg vertelt over zijn levensloop, over de terugkeer naar Israël en het werk onder jongeren. In Netanya zetten hij en zijn vrouw een jeugdcentrum op. In het begin richtten ze zich vooral op training van lokale jeugdwerkers, wekelijkse jeugdbijeenkomsten en nationale jeugdconferenties.
Al snel zagen we dat jonge mannen en vrouwen die dienden in militaire dienst (IDF = Israëli Defence Force) onze ondersteuning en bemoediging nodig hadden. Daarom organiseerden we vier keer per jaar conferenties voor deze doelgroep. Ook zagen we dat veel messiaanse jongeren niet voorbereid waren op datgene wat hun te wachten stond tijdens de jarenlange diensttijd. Hen wacht namelijk flink wat uitdagingen op emotioneel, geestelijk, seksueel en relationeel gebied. Veel van deze jongeren lieten het geloof achter zich vanwege slechte voorbereiding en het ontbreken van steun. Daarom startten we in samenwerking met Lech-Lecha een kortdurend programma voor jongeren die net afgestudeerd waren en zich voorbereiden op het militaire leven. Dit programma heet ‘Netsor’ (bewaker). ‘Netsor’ is een intensief, tiendaags, zomerprogramma met gemiddeld 70-80 deelnemers waar we studenten bemoedigen om diep geworteld te zijn in het Woord, in hun geloof en om ook met kracht hun geloof te delen. In dit programma hebben we preken, workshops en gebed. Maar het programma heeft ook een lichte militaire insteek met allerlei (nachtelijke) oefeningen. Een van onze andere programma’s is ‘Arrows’. Dit is een uitgebreide discipelschapstraining van tien weken met 18-25 jongeren.
Er is meer te vermelden over deze activiteiten, maar ik laat dat verder voor wat het is. Het gaat niet om de details. Wel wordt duidelijk dat het leven van Joodse jongeren die Jezus als Messias en de Zoon van God belijden, bepaald niet eenvoudig is. Juist in een seculiere omgeving als militaire dienst haken veel jongeren af. De ultraorthodoxe Joodse jongeren hoeven niet in dienst. Zij blijven in een beschermde omgeving. Dat zal ook meespelen bij het krachtige verzet vanuit de ultraorthodoxie tegen militaire dienst: de vrees dat velen dan hun geloof zullen verliezen. Hoe je het ook wendt of keert: een militaire organisatie de-humaniseert. Een leger is onmisbaar voor een volk, maar ontwricht de mens als individu. Een militaire training maakt van de mens een robot. Het doen komt in de plaats van denken. En na afloop hebben velen te kampen met PTSS. Dat is in Israël niet anders dan elders.