Joodse wortels
Nu over een enkele dag de Israëlzondag op de kerkelijke agenda staat, denken we na over het volk dat God uitverkoren heeft én dat Hij volgens de woorden van Paulus ‘volstrekt níet’ verstoten heeft. Is het door onze hardleersheid dat deze bijzondere zondag ons bij de les moet houden?
Tot de heilsfeiten rekenen we de Israëlzondag zeker niet. Met Kerst, Pinksteren en de andere christelijke feesten staan we stil bij wat God gedaan heeft tot heil van Zijn schepping, van de kerk. Dat heil heeft de wereld via Israël ontvangen. In Johannes 4:22 lezen we Jezus’ woorden dat ‘de zaligheid uit de Joden is’. De Heiland, Die bij de Psalmen leefde, verwijst hiermee naar Psalm 14, ook naar Jesaja 59:20, twee gedeelten waarin we horen dat uit Sion een Verlosser komen zal. Alleen daarom al hebben we Israël als geen ander volk lief. De Protestantse Kerk biedt om deze reden elk jaar voor de eerste zondag van oktober een handreiking, opdat de kerk haar Joodse wortels niet vergeet, opdat het gebed voor Israël beoefend wordt, opdat theologen en gemeenteleden zicht houden op de verhouding tussen Israël en de kerk. Onze handen hebben we daaraan vol. De Israëlzondag – geen heilsfeit dus, maar wel cruciaal – herinnert ons eraan dat de roeping naar de Joden ook de andere 51 weken geldt.
Geheimenis
Die bijzondere zondag is er niet voor om Gods weg met Israël te ontrafelen, in de vingers te krijgen. Als dat gepoogd wordt, kunnen de meningen zomaar tegenover elkaar komen te staan. De intieme relatie van de Heere met Israël blijft een geheimenis, om welke reden Paulus aan de christelijke gemeente leert: ‘Hoe onnaspeurlijk zijn Zijn wegen!’ God werkt zoals het Hem voor ogen staat en wij komen met de apostel niet verder dan de vragen: ‘Wie heeft de gedachten van de Heere gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest?’
Op die vragen komt Paulus niet met antwoorden, maar hij neemt zijn lezer wel mee in de belijdenis en de lofprijzing: ‘Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen.’ (Rom.11:33,36)
Regering in Jeruzalem
Rond de Israëlzondag kijken we naar de werkelijkheid waarin we leven. Want Bijbel en krant staan niet los van elkaar. Het nieuws kan ons leren hoe laat het op de klok van God is.
In Jeruzalem is na twaalf jaar de periode van Benjamin Netanyahu als premier voorbij, is afgesproken dat de nationaal-religieuze politicus Naftali Bennett de komende twee jaar de regering leidt. Om aan een politieke meerderheid te komen, was de toetreding tot de regering van Ra’am, een islamitische, Arabische partij, nodig. Ik ben geen politiek analist, maar frons wel de wenkbrauwen als de leider van Ra’am aangeeft dat zijn partij eraan gaat werken ‘dat land dat was afgepakt, teruggeven wordt aan ons volk’. Hij doelde hiermee op ‘1948’, op heel Israël. Altijd weer is het volk van God bedreigd.
Ondertussen heeft Israël met premier Bennett voor het eerst een religieuze premier, die naar de synagoge gaat, de sabbat en de Joodse spijswetten houdt.
Visie op vrede
Ten aanzien van het zoeken naar vrede in het Midden-Oosten (ach, wanneer?) kwam er vier weken terug een wolkje aan de hemel. De koning van Jordanië, de president van Egypte en de voorman van de Palestijnen spraken de hoop uit dat er onder leiding van Verenigde Naties, Verenigde Staten, Europa en Rusland een visie op vrede moest komen, iets wat sinds 2016 niet meer actueel was. De voortdurende dreiging van terreur, de aanhoudende spanning in het Midden-Oosten maar ook de noodzakelijke aanpak van een immens tekort aan water maken overleg noodzakelijk. Behalve van in politiek opzicht goedwillende mensen verwacht een christen boven alles uitkomst van de God van Israël.
Het was kort voor de zomer, in de tijd dat Hamas 4300 raketten op Israël afvuurde, dat het bestuur van de ‘National Board of Pastors and Elders’ (een landelijk overlegorgaan waarbij voorgangers en ambtsdragers met verschillende achtergronden zijn aangesloten) een verklaring publiceerde. Ik citeer hieruit deze geladen en getuigende woorden: »
Onze harten zijn bewogen over de uitingen van geweld en haat in ons land, waar wij allen samenleven, en geen ander land hebben. Daarom roepen wij al onze broeders en zusters die in Jezus, onze Heere, geloven, op om onze eenheid in Christus Jezus praktisch tot uitdrukking te brengen, in liefde, wederzijdse hulp en standvastigheid, en de confrontatie aan te gaan met de machten van satan, die vol haat zijn. Dit alles omdat wij geroepen zijn om gezanten van de Heere te zijn, en opdat de Naam van God eer zou ontvangen en Zijn Zoon Jezus Christus, onze Heere, zou worden verheerlijkt, zowel in ons land als in de wereld.
Hoe zouden de Joden die Jezus als Messias belijden, door de Heere gebruikt worden in Zijn raadsplan?
Nederland
Ook in eigen land is er sinds de vorige Israëlzondag veel gebeurd. Op 8 november sprak scriba dr. R. de Reuver namens de Protestantse Kerk openlijk de erkenning van schuld uit en verwoordde hij een nieuwe verantwoordelijkheid in relatie met de Joodse gemeenschap, een verklaring die betrekking had op de periode van net voor tot kort na de Tweede Wereldoorlog. ‘De Protestantse Kerk wil zonder terughoudendheid erkennen dat de kerk mede de voedingsbodem heeft bereid waarin het zaad van antisemitisme en haat kon groeien.’ In dezelfde periode reikten kerken uit de gereformeerde gezindte aan plaatselijke gemeenten een handreiking aan, waarin de gemeenten uitspraken nalatig te zijn geweest in het opkomen voor de bedreigde Joodse gemeenschap.
Beide initiatieven vragen om een alerte houding en om concrete initiatieven voor vandaag en morgen. Anders verdampen onze goedbedoelde woorden. De (twee weken geleden naar India overgeplaatste) ambassadeur van Israël in ons land, mr. Noar Gilon, heeft nadrukkelijk uitgesproken in de relatie met de kerken te willen investeren, allereerst in de bestrijding van antisemitisme. Voortdurend blijkt hoe urgent dit thema is. Denk bijvoorbeeld aan het feit dat op 5 september in Amsterdam bij een protest tegen de coronamaatregelen een Jodenster gedragen werd. Gelukkig reageerde burgemeester Femke Halsema: ‘Het onbeschrijflijke leed van onze Joodse bevolking in de oorlog is op geen enkele wijze te vergelijken met problemen die mensen vandaag ondervinden.’
De bron Recent verscheen binnen de Protestantse Kerk een
Recent verscheen binnen de Protestantse Kerk een gespreksnotitie over kerk en Israël, getiteld ‘Onopgeefbaar verbonden’, een document waarvoor we de Protestantse Raad voor Kerk en Israël dankbaar zijn. Hier wordt de kerkelijke erkenning van schuld naar de toekomst ingekleurd. Erkend wordt dat velen vanwege het ingewikkelde politieke conflict het gesprek over kerk en Israël liever mijden. ‘Toch is Israël de bron waaruit het christelijk geloof is voortgekomen en moeten we ervoor zorgen dat deze bron openblijft.’
De notitie is zowel duidend van inhoud als open voor onderling gesprek – en dat is winst. Ik geef enkele losse citaten, die stuk voor stuk tot een goed gesprek in de gemeente kunnen leiden:
– De verbondenheid van de kerk met het volk Israël is uniek, omdat haar fundament, Christus Jezus, niet te verstaan is zonder Gods verbondsgeschiedenis met Israël en de Joodse traditie.
– Kun je wel over dit volk spreken als je het loskoppelt van land en staat?
– Je mag net zo kritisch zijn op Israël als op je eigen volk.
– De volken worden tevens uitgenodigd deel uit te maken van Gods verbondsvolk en medeburger te worden in het huis van Israël.
Johannes 8
In de handreiking voor de zondagse eredienst sluit de kerk ook dit jaar bij het oecumenische leesrooster aan, wat ons brengt bij Johannes 8, de geschiedenis van de overspelige vrouw. Geïnteresseerden kunnen op de site van de kerk enkele boeiende preekschetsen vinden, waaronder die van ds. C.J. Overeem uit Woerden. Anders dan zijn collega uit Geldermalsen, ds. A.C. van Halsema, zet hij niet in bij de mening dat deze geschiedenis later in het Johannesevangelie ingevoegd is. Ds. Overeem toont op mooie wijze dat als aan Jezus een juridische kwestie voorgelegd wordt, Hij laat zien waarvoor Hij gekomen is: niet om te veroordelen maar om te behouden. Zonder bewogenheid kom je er niet, ook al heb je het recht aan je kant. Als de schriftgeleerden de Heiland verzoeken willen, schuift Hij de wet van Mozes niet terzijde, maar bukt Hij Zich en schrijft in het zand.
Jezus schreef met Zijn vinger in het zand.
Hij bukte zich en schreef in ’t zand, wij weten
niet wat Hij schreef. Hij was het zelf vergeten,
verzonken in de woorden van Zijn hand. (…)
Zondig niet meer, zei Hij, Ik oordeel niet.
Ga heen en luister, luister naar het lied.
En Hij stond recht. De woorden lieten los
van hun figuur en brandden in de blos
waarmee zij heenging, als een kind zo licht.
Zo geestelijk schreef Jezus Zijn gedicht.
Gerrit Achterberg illustreert met dit gedicht de preekschets van ds. Overeem. Beiden hebben begrepen dat de kerk haar Joodse wortels niet vergeten mag én dat rechtvaardigheid en barmhartigheid in de Messias van Israël samengaan.
Stof te over, voor zondag en de volgende 51.