Kerkelijke vernieuwing
Wie geen vreemdeling in Jeruzalem is, weet van de problemen binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken. Het hete hangijzer – misschien wordt het wel een breekpunt – is de vrouw in het ambt. Emeritus hoogleraar dr. G.C. den Hertog deed vorige maand in de Kroniek in Kontekstueel uitvoerig uit de doeken wat er eigenlijk aan de hand is. In zijn betoog trof mij het volgende fragment. Prof. Den Hertog schrijft over het negentiende-eeuwse kerkmodel. Zijn openhartigheid geeft mij de vrijheid erop te reageren.
Kontekstueel
Er zit geen waterdicht schot tussen kerk en samenleving, maar het is zeker niet het hele verhaal, en ook niet de kern ervan. Er speelt iets anders, iets dat veel dieper gaat en fundamenteler is. In één van de synoderapporten klinkt één en andermaal de vraag: ‘wat voor kerk willen we zijn?’ Maar – maken wij dat uit? Of zou de vraag moeten luiden waar Christus ons wil hebben en wat Hij door zijn Geest van ons wil maken? In de laatste synodeweek werd bijna terloops en vanzelfsprekend in de overwegingen en besluiten van weer een ander rapport de ‘identiteit’ van de CGK vastgelegd op de standpunten inzake vrouw en ambt en homoseksualiteit. Het gebeurde als vanzelf, niemand riep ‘wat gebeurt hier?’, maar het zegt veel dat men dit zonder met de ogen te knipperen opschrijft. Kort gezegd komt het er immers op neer dat de kerk zichzelf als organisatie met eigen identiteit verstaat, en zich aanpast bij wat van allerlei verenigingen en andere organisaties in onze samenleving geldt. Je hebt een reglement, en daarbij hoort ook dat je mensen kunt royeren, als ze zich niet aan de gezamenlijk afgesproken regels houden.
Zo te denken over de kerk is niet van vandaag of gisteren. Het stamt uit de negentiende eeuw, waarin een democratische samenleving gestalte kreeg en het verenigingsleven een hoge vlucht nam. De kerken van gereformeerd belijden hebben vermoedelijk niet of nauwelijks door dat ze alleen doordat ze met die ‘bril’ naar de kerk kijken, menen te kunnen spreken over de ‘eigenheid’ van dit kerkverband tegenover andere, en samen rustig een ‘gereformeerde gezindte’ vormen, waar men in alle gescheidenheid verbondenheid beleeft en gezamenlijk de gescheidenheid betreurt, zonder die werkelijk bij de wortel aan te pakken.
Prof. Den Hertog zegt terecht dat de vraag voor de CGK moet zijn ‘waar Christus ons wil hebben en wat Hij door zijn Geest van ons wil maken’. Dat is
een vraag die ook leden van de Protestantse Kerk zich mogen stellen. De kritiek van Den Hertog is dat er in zijn kerk mensen zijn die doen alsof ze nog in de negentiende eeuw leven en de kerkorde hanteren als een reglementenbundel om mensen te kunnen royeren. Dit alles komt voort, zo lees ik, uit de tijdgeest van de negentiende eeuw: de kerk als vereniging (Abraham Kuyper). Terecht heeft hij moeite met dit ‘kerkmodel’.
Wat ik echter niet begrijp, is dat Den Hertog zegt dat dit iets is van de negentiende eeuw. Zou er in dit opzicht in onze tijd hierover anders gedacht worden? Hij schrijft de negentiende-eeuwse visie toe aan de tegenstanders van de vrouw in het ambt en veronderstelt stilzwijgend dat degenen die voor de vrouw in het ambt zijn, de juiste vraag stellen: ‘waar wil Christus ons hebben?’ Ik begrijp dat sommige kerken binnen de CGK hun eigen weg gaan, ongeacht wat de synode zegt. Wat is dan op het punt van de kerkopvatting eigenlijk het verschil met de behoudende groep? Kerkleden van ‘links tot rechts’ kunnen/willen bijna niet anders dan van ‘onderop’, vanuit de christen, over de kerk denken. Dat levert altijd, aan beide kanten, activisme op. De kernvraag is of God ons bijeenbrengt of dat we zelf wel een kerk of gemeente gaan vormen. Dit laatste kan niet. Net zo min als Israël is de kerk een initiatief van gelovige mensen. Gods verkiezing gaat voorop en dat blijft zo, ook als mensen hun handen uit de mouwen steken. De kerk is er ondanks ons. Dat levert ontspanning op, bespaart discussies en ook veel inkt.
Trouw
We komen in een heel ander kerkelijk klimaat terecht als we teruggaan naar de Reformatie. Al was het ook toen bepaald geen pais en vree. Historicus Jos de Weerd, woonachtig in Elspeet, schreef een dissertatie over de Reformatie op de Veluwe. Trouw (25 juli) had een interview met hem.
De Veluwe wordt gerekend tot de Biblebelt, oftewel bijbelgordel, de strook die schuin over Nederland loopt en waar bovengemiddeld veel bijbelvaste christenen wonen. In zijn eigen dorp Elspeet, maar ook in het nabijgelegen Uddel, maken reformatorische gelovigen zelfs de meerderheid van de bevolking uit. (…)
U betoogt dat het er in eerste instantie zelfs helemaal niet naar uitzag dat de Veluwe gereformeerd werd. Hoe zit dat?
‘Aanvankelijk was er, rond 1500, sprake van een ver- nieuwingsproces ín de katholieke kerk. Let op: dat is nog voordat Maarten Luther in 1517 breekt met de katholieke kerk en voordat hij überhaupt bekend was. Luther maakte onderdeel uit van een brede beweging die zich in heel Europa Dr. De Weerd liet gelden, zo laat dit onderzoek over de Veluwe ook weer zien. In de kerk gistte het, het botste soms, maar van een breuk was nog lang geen sprake. Gelovigen waren het eens over de autoriteit van de Bijbel, het belang dat Christus centraal stond en de noodzaak van priesters die goed geschoold zijn. Hoe dat allemaal vorm moest krijgen, daarover liepen de meningen uiteen. Voor de Veluwe leek het er aanvankelijk op dat het in een vernieuwing binnen de katholieke kerk uit zou monden.’ Toch liep dat anders, vertelt De Weerd: religie werd politiek. (…)
De reformatie verliep grillig. Tekent zich rond 1600 al wel een Biblebelt af?
‘Ik denk dat je bedoelt te vragen: “is de refo van nu dezelfde als de gereformeerde protestant uit Harderwijk anno 1600?” Ik denk niet dat je dat zomaar kunt stellen. Ja, je toont overlap aan: er zijn toen en nu gereformeerden. Maar er is in de tussentijd zoveel gebeurd in de opvattingen die we hebben, de dingen die we doen, die we belangrijk vinden. Kortom, de hele cultuur is in de tussentijd diepgaand veranderd door allerlei ontwikkelingen. Daardoor is het zeer aanvechtbaar om te doen alsof we het over een en dezelfde protestantse cultuur hebben door de eeuwen heen. Ik zie het eerder zo: de tijd is gelaagd. Elke keer komt er een nieuwe laag over de oude. De religieuze infrastructuur, die bijvoorbeeld bestaat uit kerken, blijft wel hetzelfde door de tijd heen. Hun betekenis, die verandert. Daarom vind ik het lastig om te zeggen dat toen de Biblebelt zich al aftekende.’ (…)
U bent gelovig. Heeft uw onderzoek uw eigen geloof veranderd?
‘Ik heb heel wat brillen af moeten zetten, heel wat jassen uitgedaan. Ik geloof. En ja, ik ben lid van een reformatorische kerk. Maar ik heb door mijn onderzoek wel veel meer affiniteit met andere vormen van het christelijke geloof gekregen. Juist ook doordat ik zie hoe mensen in het verleden zich in de katholieke kerk bezighielden met de kern van het geloof: genade en verlossing door Jezus Christus.
De katholieke kerk was helemaal niet zo ontaard als protestantse historici ons soms willen doen geloven. Weet je, je had er destijds een mystieke stroming, waarbij de innerlijke doorleefdheid belangrijk is. Daarin herken ik het bevindelijk gereformeerde geloof waarin ik wortel. Mijn onderzoek heeft mij rijker, breder en dieper leren kijken.’