Waar bent u naar op zoek?

blog

Hervormd-gereformeerde kring verliest historisch bewustzijn

Kerkgeschiedenis als vak

13-10-2015

Het beeld dat kerkgeschiedenis in hervormd-gereformeerde kring de grote favoriet van studenten en promovendi is, behoeft bijstelling. Er zijn nu te weinig studenten die een kerk- of dogmenhistorische scriptie schrijven. Dat is jammer en zorgelijk.

Binnen en buiten de Gereformeerde Bond bestaat nog altijd het beeld dat studenten voor een veilig scriptieonderwerp uit de eigen traditie kiezen, om zo de lastige vragen van de bijbelwetenschappen te omzeilen. Promovendi storten zich massaal op de theologie van de reformatoren of op de kleinere lichten van de Nadere Reformatie.

Dit beeld was 25 jaar geleden al een karikatuur. Al zat er – zoals in elke karikatuur – een kern van waarheid in. Naar verhouding behandelden veel doctoraalscripties en promoties uit orthodoxe kring een onderwerp uit de kerk- of theologiegeschiedenis, al waren er ook altijd studenten die voor het Oude of Nieuwe Testament kozen. Op dit moment is kerkgeschiedenis echter bij veel hervormd-gereformeerde studenten helemaal buiten beeld geraakt. Velen van hen kiezen er juist voor om zich in hun scripties te verdiepen in een bijbels-theologisch of systematisch-theologisch onderwerp. Dat is mooi en belangrijk. Er zijn echter te weinig studenten die een kerk- of dogmenhistorische scriptie schrijven.

Vervlogen tijden

Wat zijn de oorzaken van de belabberde belangstelling voor de kerkgeschiedenis? In de eerste plaats denk ik dan aan de beeldvorming rond het vak. Velen zien kerkgeschiedenis als de reproductie van gebeurtenissen en opvattingen uit het verleden. Het zou vooral gaan om de biografieën van grote mannen – minder vrouwen – van helden en heiligen uit vervlogen tijden.

Misschien heeft de bestudering van de kerkgeschiedenis in het verleden ook wel aan deze verkeerde beeldvorming bijgedragen. De identiteit en koers van gereformeerde christenen in het heden werd afgemeten aan de opvattingen van de reformatoren en andere voorgangers in het verleden. Voor kritiek op hun opvattingen was weinig of geen ruimte.

Die hagiografische bestudering van de kerkgeschiedenis is echter verleden tijd. Soms lijkt de slinger zelfs wat door te slaan naar de andere kant en is er vooral kritiek op de helden van vroeger. Hierbij kunnen we denken aan de grote aandacht voor het antisemitisme van Luther.

Gewone christenen

Bij de bestudering van de kerkgeschiedenis is de aandacht allang verschoven van de biografieën naar het geleefde en beleefde geloof van gewone christenen. Natuurlijk is het moeilijk om daar zicht op te krijgen, maar vanuit de beschikbare bronnen proberen kerk- en religiehistorici de spiritualiteit en de geloofspraktijk van de gewone christenen te analyseren. Hoe anders dachten, voelden en leefden zij dan wij? Hoeveel continuïteit en herkenning is er ondanks alle verschillen in de geloofsbeleving?

Er is in ieder geval veel meer oog gekomen voor de concrete historische context waarin het christelijke geloof beleden en beleefd werd. Juist dat maakt de bestudering van de kerkgeschiedenis en van de theologie zo spannend.

Waarheidsvraag

Een tweede oorzaak voor het gebrek aan belangstelling voor de kerkgeschiedenis is een verschil in houding met betrekking tot de waarheidsvraag. Met name in de tweede helft van de vorige eeuw was er nogal wat discussie over de verhouding tussen de Reformatie en de latere gereformeerde scholastieke theologie of de Nadere Reformatie. Volgens de gangbare ‘vervaltheorie’ was in de tijd van de Reformatie alles beter.

Nu is deze vervaltheorie gelukkig allang achterhaald gebleken. We hebben geleerd, onder anderen van de vorig jaar overleden Willem J. van Asselt, dat er veel meer continuïteit is tussen de middeleeuwse theologie, de periode van de Reformatie en de gereformeerde theologie van later datum. Dat werpt nieuw licht op de katholiciteit van de gereformeerde orthodoxie.

Geestelijke belangen

De heftigheid waarmee echter vroeger op het verschil tussen de Reformatie en de Nadere Reformatie werd gewezen, had ook wel een bepaalde charme. Het ging echt ergens over. Er waren geestelijke belangen in het spel. Theologen wilden bijvoorbeeld verkeerde tendensen van de Nadere Reformatie – die nog altijd doorwerken in de reformatorische zuil – corrigeren met een beroep op Martin Bucer en Johannes Calvijn.

Anderen wilden door de Nadere Reformatie wetenschappelijk te bestuderen, het verschil laten zien tussen deze vernieuwingsbeweging en de in de jaren zeventig ontstane reformatorische zuil.

Daarbij was er soms te weinig zicht op de verschuivingen in de culturele context die in de verschuivingen in de theologie en prediking hun weerslag vonden. De parallel tussen de nadruk op de persoonlijke toe-eigening van het heil en de individualisering in de periode van de Vroege Verlichting is hiervan een voorbeeld.

Het persoonlijke dagboek is ‘uitgevonden’ door de puriteinen die hun geestelijk leven op peil wilden houden door de geestelijke groei en de strijd vast te leggen. Bij de jezuïeten was er een vergelijkbare nadruk op de persoonlijke levensheiliging, hoewel die een ander karakter had dan die van het gereformeerde leven der dankbaarheid.

onverschilligheid

Misschien was het in vorige generaties niet altijd koosjer om aan de hand van grote namen uit de kerkgeschiedenis het eigen theologische gelijk – bijvoorbeeld in de discussies over verbond en verkiezing – te willen halen. Nu die behoefte is weggeëbd, lijkt er haast wel een grote historische onverschilligheid voor in de plaats te komen. Alles is relatief. Wat is waarheid?

De tanende belangstelling voor het leven en strijden, het sterven en lijden van christenen in andere tijden zou wel eens veel te maken kunnen hebben met een postmoderne levenshouding. Kerkgeschiedenis is niet interessant, omdat het niet relevant is en het is niet relevant omdat het moeilijk is mee te maken dat waarheid iets is waarvoor je moet vechten en desnoods strijdend voor ten onder moet willen gaan.

Was er in de vorige eeuw sprake van een verabsolutering van de Reformatie, nu slaat de slinger wel heel ver door naar de relativering van de opvattingen uit andere tijden en plaatsen. In ieder geval lijkt het historisch bewustzijn in hervormd-gereformeerde kring te verdwijnen.

Dat zou een symptoom kunnen zijn van een verdampende waarheidsvraag. Onverschilligheid over de waarheid, verpakt in de postmoderne jas van de tolerantie is de doodsteek voor de interesse in de geschiedenis.

Directe relevantie

Als laatste mogelijke oorzaak voor de tanende interesse in de geschiedenis van de kerk en de theologie noem ik de te grote nadruk van theologen op de directe relevantie van hun studie voor de praktijk. Niet dat die relevantie onbelangrijk is, terecht wordt bijvoorbeeld bij de permanente educatie benadrukt dat predikanten net als dokters en apothekers bij moeten blijven met betrekking tot de praktijk van hun ambtelijke werk.

De bestudering van de kerkgeschiedenis lijkt op het eerste gezicht niet zoveel aan die praktijk toe te voegen. Uit het overzicht van het aanbod aan cursussen in het door de PThU aangestuurde deel van de permanente educatie nemen (dogmen)historische cursussen een zeer marginale plaats in. Op het eerste gezicht lijkt dat logisch. Van je arts verwacht je ook niet dat die zich vooral verdiept in de middeleeuwse geneeskunde.

Interpretatie

Toch is het heel belangrijk om als predikant discussies en standpunten uit de kerkelijke praktijk te kunnen verbinden met en relateren aan vergelijkbare posities die christenen vroeger innamen. Bovendien is het hele werk van een predikant eigenlijk in één woord samen te vatten: interpretatie.

Zowel voor de prediking als voor het pastoraat is het belangrijk om goed te kunnen luisteren en om dat wat je gehoord hebt juist te interpreteren.

Confrontatie

De bestudering van de kerkgeschiedenis is alleen irrelevant als zij bestaat uit een reproductie van feiten en meningen uit het verleden. Maar dat is kerkgeschiedenis allang niet meer, als dat al ooit zo geweest is.

Als confrontatie met het leven en belijden van christenen uit andere tijden is de bestudering van de kerkgeschiedenis juist heel relevant. Daarom maak ik bij mijn onderwijs in Groningen en bij de cursussen voor de permanente educatie ook altijd gebruik van bronteksten.

Het bestuderen en analyseren van deze teksten – soms zelfs van afbeeldingen – is immers een belangrijke oefening in de hermeneutiek, de kunst van het interpreteren en dat is de belangrijkste expertise van elke theoloog.

Als ik met mijn studenten lees wat Wilhelmus à Brakel schrijft in De bestrijding tot Atheïsterij, of Godontkenning, dan blijken ze dat heel herkenbaar te vinden, behalve misschien zijn advies om er vooral over te zwijgen. We bespreken dan de vraag waarom zo’n tekst niet in de tijd van de Reformatie geschreven kon zijn. Zo markeert de Redelijke Godsdienst de omslag in de westerse cultuur naar de moderniteit. Over relevantie gesproken.

H. van den Belt

Dr. H. van den Belt is bijzonder hoogleraar Gereformeerde Godgeleerdheid vanwege de Gereformeerde Bond aan de Rijksuniversiteit Groningen.