Waar bent u naar op zoek?

Kinderen en hun bron

Gert van der Rhee
Door: Gert van der Rhee
28-01-2021

De Bijbel is onlosmakelijk verbonden met christelijk onderwijs. Het Woord vormt dé bron waaruit geput wordt. Dit maakt christelijk onderwijs uniek. Hoe geeft de school een en ander vorm? En is het niet hoog tijd ook in christelijke voorschoolse opvang te investeren?

We kijken hier niet alleen naar het belang van christelijke voorschoolse opvang, maar ook naar de stimulerende rol die de Herziene Statenvertaling speelt wat betreft het bijbelonderwijs. Tot slot richten we ons op de persoon van de leerkracht.

Op de basisschool

De kleuters zitten in de kring. Er wordt gezongen, er wordt gebeden en de juf heeft de Bijbel op haar schoot. Er worden verhalen verteld. Bijbelverhalen.

Het is een beeld dat, veelal aan het begin van de dag, te vinden is op christelijke basisscholen in Nederland. We leven in een land waar we sinds 1917 vrijheid van onderwijs hebben. Bekostigd door de overheid mogen we christelijk onderwijs geven aan de kinderen op de basisschool. Het geeft ons ruimte om de Bijbel centraal te stellen. In de kleuterperiode is de vertelling daarin een belangrijk middel.

In de groepen 4 tot en met 6 zien we dat kinderen open staan voor kennisoverdracht en de feitjes van het verhaal willen horen. De vertellingen van de juf of meester krijgen meer detail. Kinderen slaan kennis gemakkelijk op en de christelijke school benut dat graag door, naast kennis op allerlei gebieden, juist bijbelkennis bij te brengen.

In de bovenbouw van de basisschool staat het gebruik van de Bijbel steeds meer centraal. De Bijbel gaat letterlijk open en er wordt met elkaar gelezen wat er staat, er wordt over gesproken. Samen met de kinderen worden er relaties gelegd met het leven van vandaag en wat de bijbelse boodschap persoonlijk voor je betekent. In de steeds veranderende wereld waarin we leven, zie ik het accent in de bovenbouw verschuiven van bijbelverhalen beluisteren en bijbelkennis ‘stampen’ naar bijbelgebruik en bijbelstudie.

Een trend die we positief mogen duiden. We willen bereiken dat kinderen in hun leven dicht bij de Bijbel leven en die als hun bron beschouwen. Dan is het thuis zijn in de Bijbel en de dagelijkse omgang met de Bijbel van cruciaal belang.

Bijbelonderwijs begint niet in de kleutergroep.

Steeds meer maken ouders van jonge kinderen gebruik van kinderopvang en peuteropvang. Juist in die periode is het van belang dat op het niveau van het jonge kind de Bijbel opengaat en de peuter kennis maakt met onze bron van denken en handelen.

Dr. J. Waterink schrijft (in: Aan moeders hand tot Jezus (1945)): ‘Ze beginnen zo wijs te worden. Zo tussen de eerste en tweede verjaardag. (…) Bovenal de godsdienstige opvoeding van het kind mag niet worden verwaarloosd. Dit kind moet reeds in deze jaren horen van Jezus, die de kinderen liefheeft. Het moet op kinderlijke wijze en heel eenvoudig, maar ook met grote toewijding gebracht worden bij het Kruis.’

Waterink heeft zijn boekje niet voor niets Aan moeders hand tot Jezus genoemd. Hij ziet een hoofdtaak voor de moeder (en ik zou de vader daaraan willen toevoegen) in de opvoeding van het jonge kind.

Voorschoolse periode

De schoolstrijd heeft destijds opgeleverd dat kinderen christelijk onderwijs ontvangen. De leerplichtige leeftijd is naar voren geschoven en in de praktijk volgen vrijwel alle kinderen vanaf vier jaar onderwijs.

De Bijbel gaat niet alleen thuis voor hen open, maar ook op school. Gelet op de maatschappelijke veranderingen is het hoog tijd dat we meer aandacht hebben voor een christelijke invulling van de voorschoolse periode. Binnen ‘De Drieslag’ waar ik werk, investeren we bewust in christelijke kinderopvang. ‘Samen binnen spelen, in de kring zingen, bidden en luisteren naar een verhaal uit de Bijbel, gezellig eten en drinken, buiten op ontdekkingstocht, liedjes zingen of een spel doen, werken aan een thema. De peuteropvang is elke dag weer een feest. Plezier en opvoeding gaan hand in hand.’ In het begin van de twintigste eeuw is gevochten voor vrijheid van onderwijs. Is het niet hoog tijd dat we in het begin van de 21e eeuw christelijke kinderopvang gaan uitbouwen?

Zodat ook in de voorschoolse periode de geloofsopvoeding vanuit een open Bijbel opgepakt kan worden? Eerst thuis, daarnaast in de kerkelijke gemeente, en in één doorgaande lijn van kinderopvang via peuteropvang naar de basisschool.

Herziene Statenvertaling

De Bijbel is onlosmakelijk verbonden aan christelijk onderwijs. Binnen ‘De Drieslag’ is de komst van de Herziene Statenvertaling aangegrepen om het gesprek te voeren over het belang van een bijbelgetrouwe vertaling die zo dicht mogelijk aansluit bij de grondtekst. Destijds is besloten deze vertaling te gebruiken op de scholen.

Hierboven is geschetst hoe met name in de bovenbouw het accent is verschoven van bijbelverhalen beluisteren en bijbelkennis ‘stampen’ naar bijbel‑gebruik en bijbelstudie. De Herziene Statenvertaling heeft hier een positieve bijdrage aan geleverd. De meer eigentijdse verwoording en de aanpassingen aan het hedendaagse taalgebruik zorgen voor een betere verstaanbaarheid. Daardoor kan er vanuit de bijbellezing gemakkelijker en directer overgegaan worden op het gesprek, over wat de bijbelwoorden betekenen in het leven van alle dag.

Natuurlijk blijft bijbeltaal verschillen van alledaags taalgebruik en zal de leerkracht context moeten blijven geven bij de bijbelles, maar dit is niet te vergelijken met de periode van tien jaar geleden. Bij het werken met de klassieke Statenvertaling was er onevenredig veel energie van de leerkracht nodig en moest deze een complete vertaalslag maken, voor het inhoudelijke gesprek gevoerd kon worden.

Meer dan bijbelonderwijs

Op de christelijke basisschool gaat de Bijbel niet alleen aan het begin van de dag open. Deze doortrekt de hele dag en heeft invloed op keuzes die binnen de school gemaakt worden. Prof. dr. W. ter Horst stelt in zijn Christelijke geloofsopvoeding. Een handreiking (1989): ‘Een christelijke school, (…) behoort op een bescheiden manier iets te hebben van een geloofsgemeenschap.’ Hij gaat verder en stelt mijns inziens terecht dat als dit niet het geval is, alles wat gezegd en gedaan wordt over ‘geloven’ zijn geloofwaardigheid verliest.

Dit brengt ons bij de mensen die in christelijke kinderopvang of onderwijs werken. Dr. Bram de Muynck heeft veel interviews afgenomen met leerkrachten ten behoeve van zijn onderzoek naar spiritualiteit van leerkrachten (Een goddelijk beroep. Spiritualiteit in de beroepspraktijk van leraren in het orthodoxprotestantse basisonderwijs). Aanvankelijk vroeg hij in de interviews niet nadrukkelijk naar het bijbelverhaal. Gaandeweg bleek dat juist dat onderdeel van het curriculum van de leerkracht op verschillende manieren een inspirerende werking heeft.

De voorbereiding van het bijbelverhaal doet iets met de leerkracht zelf. Die ervaring overstijgt werk en privé. Daarnaast levert het vertellen uit de Bijbel en het met de kinderen bezig zijn met de open Bijbel een geheel eigen ervaring op. De Muynck spreekt over een ‘ervaring van transcendentie’. En het in de klas bezig zijn met de open Bijbel heeft een uitwerking op de sfeer en het gedrag door de dag heen.

Christelijk onderwijs is onlosmakelijk verbonden aan het werken met een open Bijbel. Ten behoeve van hun werk mogen de mensen die er werken, die Bijbel telkens openen. Het voedt tevens hun eigen geloofsleven. Laten we dankbaar zijn voor de wijze waarop we in Nederland christelijk onderwijs met een open Bijbel mogen invullen. En laten we onze verantwoordelijkheid nemen om meer en meer te komen tot christelijke kinderopvang in de voorschoolse periode.

Gert van der Rhee
Gert van der Rhee