Klimaatactivisme
De laatste tijd vragen de kerkelijke media steeds meer aandacht voor het predikantentekort. Zoals bekend gaan de komende jaren veel predikanten met emeritaat terwijl de nieuwe instroom dat te tekort niet kan wegwerken. Het aantal predikantsplaatsen is al behoorlijk geslonken door fusies van gemeenten en opheffing van predikantsplaatsen, maar de grote uitstroom vormt toch een probleem. De vraag is wel of er jongeren zijn die zich geroepen weten om in een krimpende en vergrijzende kerk predikant te worden.
Nederlands Dagblad
Het minste wat je dan kunt doen is om het profiel van de predikant aantrekkelijker te maken, zo schreef Jan-Willem Wits enige tijd geleden in het Nederlands Dagblad. Daarop kwam een reactie van ds. Jan Scheele-Goedhart (5 april).
Dat is natuurlijk een zinnige oproep in het kader van het behartigenswaardige streven naar meer roepingen in de kerk. Toch loopt het slot van zijn betoog wat mij betreft principieel uit de bocht. Daarom: een liefdesverklaring aan de werkelijk bestaande kerk – en aan het bijbehorende ambt.
‘Laten we eerlijk zijn’, schrijft Wits, ‘hoe aantrekkelijk is het voor jonge, ambitieuze professionals om iedere zondag naar een handjevol bejaarden te kijken?’ Beperkt carrièreperspectief, onontkoombare sleur van wekelijks van dezelfde mensen dezelfde problemen en non-problemen aan te horen – ik zal maar toegeven dat ik zo’n jonge, ambitieuze professional was. Sterker nog: precies dat schrikbeeld was één van de dingen die me er lang van weerhouden heeft om dominee te worden. Het leek me saai en grijs. Desondanks heb ik de stap richting het ambt gewaagd; en dat nog wel naar een onbetekenende vergrijzende dorpskerk. Een weliswaar groot handjevol bejaarden zit er wekelijks, aangevuld met een enkel jong gezin. Wat heb ik me vergist en wat zijn het mooie mensen, die bejaarde kerkgangers. Ze hebben een leven meegemaakt met alle bijbehorende ellende – armoede, alcoholisme, eenzaamheid, gestorven ouders, echtgenoten en kinderen. Ze weten al van hartinfarcten en chemokuren en beginnende dementie. Ze zijn blootgesteld aan alle kerkelijke hypes en theologische clichés van de afgelopen zestig jaar, en hebben zich daar elk op hun manier het nodige van eigen gemaakt. Ze hebben in de maalstroom van leven en geloven ontdekt welke goedkope geloofsantwoorden het niet hielden – en vaak waren dat er best veel. Soms weten ze niet of er nog iets van geloof over is, maar uit aartsloyaliteit blijven ze zich met hart en ziel inzetten. Ze worden door hun eigen kinderen voor gek versleten vanwege hun kerk en hun God, en koppig houden ze eraan vast. Ze komen, ze bezoeken de ouderen (zo zeggen ze dat) en ze rijden elkaar met evenveel liefde naar de kerkdienst als naar een doktersafspraak.
Ze laten mij, hun dominee, toe in hun hart, op de meest kwetsbare momenten, als ze zich lelijk voelen na hun operatie of als ze hun tranen niet kunnen bedwingen. Ze durven hun twijfel en ongeloof bij mij op tafel te leggen, of soms delen ze vloekend en tierend hun woedende teleurstelling in God. Ze hopen dat ik hun levens zo goed heb verstaan dat ik uit de Bijbel en de traditie woorden van God weet op te diepen die werkelijk hun hart kunnen raken, ter bemoediging of tot bekering.
En bij dat alles zadelen ze je onuitgesproken op met de grote vragen van de theologie en van het leven: wie is God? Wat hebben we te verwachten? Wat geeft een leven betekenis? ‘Ik heb me nog nooit zo’n slechte theoloog gevoeld als sinds ik hier werk’, verzuchtte ik toen ik een klein jaar op zo’n manier aan het werk was. Het is de uitdaging van midden in de echte wereld staan en daar ware en verstaanbare woorden over God te spreken.
‘Pastoraat in de zorg, bij justitie of in het leger betaalt beter’, schrijft Wits. Ongetwijfeld; maar als je de capaciteiten hebt om een domineesopleiding te volgen, ligt er een ruim aanbod van andere carrièrepaden voor je open waar je nog veel, veel beter voor betaald wordt. Je hoeft in de kerk echter geen uren te schrijven, geen targets te halen, je wordt niet lastiggevallen met eindeloze verplichte administratieve rompslomp, er is geen risico op faillissement en op ontslag alleen als je het heel bont maakt, en daarbij krijg je er een meest inspirerende en uitdagende functie voor terug. Natuurlijk zijn kerken er verantwoordelijk voor om het beroepsperspectief van de predikant niet al te onaantrekkelijk te maken. En natuurlijk zou ik het erg leuk vinden om een groep met tieners en twintigers in de gemeente te hebben rondlopen om met hen het spoor van God te gaan. Maar de eerste voorwaarde voor een predikant is te houden van de gemeente zoals die is, niet zoals die idealiter zou moeten zijn – zoiets schreef de theoloog Dietrich Bonhoeffer. Nog eerder was het Paulus die schreef dat God dat wat niets is heeft uitgekozen om dat wat iets is te beschamen. Als ‘dat wat niets is’ in de ogen van onze samenleving de bejaarden zijn – het zij zo. Iedereen die net als ik in zijn jonge, ambitieuze dwaasheid daarop neerkijkt pleegt verraad aan het evangelie.
NRC
In NRC wordt weinig over religie geschreven. Religie roept in de liberale pers negatieve associaties op. Dat is ook het geval in de column van hoogleraar Louise Fresco (17 april) over het klimaat. In haar column keert zij zich op scherpe wijze tegen de religieuze trekken van het klimaatactivisme. Religie kruipt, net als bloed, waar het niet gaan kan. Zij protesteert tegen een hype die iedereen dreigt mee te sleuren.
In sommige kringen is ‘klimaat’ een religie geworden – compleet met zonde (menselijke consumptiedrang), verdoemenis (catastrofe zodra 1,5 graad opwarming wordt overschreden) en evangelisten (aanhangers van radicale transitie). Dit maakt gesprekken over klimaatproblematiek steeds moeizamer. Wie niet vóór het ‘klimaat’ is (lees: voor onmiddellijke verstrekkende oplossingen) of vragen stelt, is tegen.
Het zou de Tweede Kamer sieren als ze bij de komende presentatie van de transitieplannen van minister Jetten (Klimaat en Energie, D66) nuchter kan debatteren over welke problemen op welke wijze kunnen worden opgelost, rekening houdend met de kosten en baten, voor economie en burgers.
Om de zaken in perspectief te plaatsen: de EU als geheel is verantwoordelijk voor minder dan 10 procent van de mondiale CO 2 -uitstoot. De EU importeert meer CO 2 -uitstoot in producten van elders dan zij zelf produceert. Het beperken van nationale CO 2 -uitstoot moet dus met de nodige bescheidenheid worden bezien.
De Nederlandse energie-efficiëntie is zeker toegenomen, maar het kost steeds meer inspanning om efficienter te worden. Wat zijn dan de beste instrumenten om fossiel energiegebruik te beperken en op welke termijn? Wat levert dat op? Voor Nederland, voor de wereld? De meeste ontwikkelingslanden zullen nog decennialang afhankelijk zijn van niet-groene brandstoffen.
‘Die Religion ist das Opium des Volkes‘, schreef Karl Marx. Opium maakt passief. Maar de revolutionaire klimaatreligie is geen kalmerende opium – eerder cocaïne. Men wordt er high en hyperactief van, niet genuanceerd. Religie bevestigt de morele superioriteit van de uitverkorene. Als een van de weinigen heeft de gelovige het licht gezien. Hij/zij heeft daarom het recht offers te vragen – van anderen welteverstaan. Dat leidt onherroepelijk tot escalatie, hoe oprecht de betrokken individuen kunnen zijn.
Die revolutionaire overtuiging van het eigen gelijk die alle kosten rechtvaardigt, is niet nieuw. De klimaatbeweging is tevens een protestbeweging tegen de gevestigde orde – van jongeren én vanuit die orde zelf. De ironie is dat sommigen, jong en ouder, die zo geprofiteerd hebben van de welvaart dankzij het democratische kapitalisme van onze tijd, dit nu graag in de wind gooien als bron van alle kwaad. (…)
Dit zijn inderdaad kritische woorden, die de nodige nuance aanbrengen in een overspannen debat.