Krom van de zorgen
Zoals een slak zit opgesloten in zijn huis, zo zit een mens opgesloten in (de gevangenis van) zichzelf. Met dit verschil dat een slak uit zijn huisje kan kruipen als hij dat wil, maar een mens zich niet kan bevrijden van zichzelf, schrijft ds. P. van der
Hij heeft immers de sleutel van die gevangenis niet alleen verloren, maar weggegooid. Op een vergelijkbare manier spreekt Luther in zijn uitleg van de Romeinenbrief over de mens als homo incurvatus in se. Deze klassieke woorden – de uitdrukking komt van Augustinus – brengen de zondige mens treffend in beeld als een in zichzelf gekromd wezen.
Kern
Wat dat betekent, is misschien wel het treffendst door David onder woorden gebracht in de bekende belijdenis uit Psalm 32: ‘Toen ik zweeg, teerden mijn beenderen weg (…), mijn levensvocht veranderde in een zomerse droogte.’ (v.3a,4b) Met de belijdenis van David raken we de gevolgen van onze biddeloosheid in de kern. Opgesloten in onszelf, bloeien we niet op, maar sukkelen we maar wat verder en verkwijnen op den duur. Dat verkwijnen kan lang op zich laten wachten, want een leven zonder God kan ogenschijnlijk lange tijd goed verlopen. Zo groot is Gods geduld met biddeloze mensen.
Dat tij keert echter onherroepelijk. Want zoals een bloem open bloeit naar de zon, maar verkwijnt in het donker, zo vergaat het onze ziel als God chronisch buiten beeld blijft.
Lees de volledige tekst van dit artikel in De Waarheidsvriend van donderdag 24 augustus 2017.