Waar bent u naar op zoek?

Kruisdragen

Dr. R.W. de Koeijer
Door: Dr. R.W. de Koeijer
12-11-2020

Na zijn aandacht voor zelfverloochening wil Calvijn verder luisteren naar het onderwijs van de Heere Jezus Christus. Het tweede woord waarmee hij het leven als christen typeert, is ‘kruisdragen’, de toegespitste vorm van zelfverloochening.

Het door Christus gebruikte woord ‘kruisdragen’ bepaalt de gelovigen volgens Calvijn bij de moeiten die ze in hun aardse leven tegenkomen:

‘Want allen die de Heere als de Zijnen heeft aangenomen en die Hij Zijn gezelschap waardig gekeurd heeft, moeten zich instellen op een hard, moeilijk, rusteloos en van zeer veel verschillende soorten rampspoed vervuld leven. Het is de wil van de hemelse Vader om hen op deze wijze te oefenen, om zo bij de Zijnen terdege te beproeven hoe het er bij hen voorstaat.’

Nauwe verbinding

De hervormer bespreekt de vraag waarom de Heere de weg zo heeft bepaald en wijst op de onlosmakelijke band tussen Christus en Zijn volgelingen. Hoewel Christus Gods Zoon is, ging Zijn Vader bepaald niet zachtzinnig met Hem om. Eigenlijk was Jezus’ hele aardse bestaan kruisdragen. Maar dit is niet de enige overeenkomst tussen Christus en de christen. De gelijkvormigheid aan het beeld van Christus, dat Paulus in Romeinen 8:29 als het grote levensdoel van de gelovigen verkondigt, heeft ook een toekomstperspectief: zoals Christus na lijden en strijd de hemelse heerlijkheid binnenging, zullen de gelovigen pijn en strijd ook eens te boven zijn.

Er is echter nog een ander aspect. Het lijden is voor Christus beproeving geweest om Hem tot groei, overgave en gehoorzaamheid te brengen. In deze intensieve én leerzame oefenschool brengt God ook de gelovigen:

‘Zou het niet van grote betekenis kunnen zijn voor het lenigen van heel de bittere pijn van het kruis dat onze gemeenschap met Christus des te sterker wordt, naarmate wij meer door tegenspoed getroffen worden? Als wij gemeenschap met Hem hebben, wordt ons lijden niet alleen voor ons gezegend, maar draagt dit ook veel bij aan de bevordering van onze zaligheid.’ We gaan in op verschillende lessen die Calvijn ziet liggen in het kruisdragen achter Christus aan.

Vertrouwen

De mens is volgens Calvijn van nature geneigd om zijn krachten veel te hoog aan te slaan. Omdat hij te sterk op zichzelf vertrouwt, verheft hij zich daarmee tegelijkertijd tegen God. Maar de Heere gaat tegen deze menselijke hoogmoed in via allerlei tegenslagen, waardoor hij vooral geestelijke nederigheid en afhankelijkheid wil leren.

We zouden Calvijn niet begrijpen als we denken dat zulke overmoed volgens hem alleen bij het begin van het christenleven moet worden aangepakt. Zelfs de verst gegroeide gelovigen hebben nog al te veel last van hoogmoed en kunnen daarom niet zonder diepere zelfkennis. Deze heeft een dienende functie, want zo leren ze steeds meer op Gods genade en kracht te vertrouwen.

Dit brengt vervolgens volharding. Calvijn denkt hierbij aan de samenhang van Romeinen 5:2-5, waar Paulus schrijft dat de gelovigen door verdrukkingen volharding leren, daarna ondervinding van Gods trouw aan Zijn belofte, namelijk dat Hij de gelovigen bijstaat, en ten slotte hoop. Want God Die steeds heeft bijgestaan, zal ook in de toekomst voorzien.

Gehoorzaamheid

Verdrukkingen hebben volgens Calvijn ook de functie om gelovigen te scholen in gehoorzaamheid. Hij denkt hierbij vooral aan het bijbelse voorbeeld van Abraham, die gehoorzaam zijn zoon Izak overgaf en intussen geduldig wachtte op de vervulling van Gods belofte. Juist tegenslagen leren dat het onmogelijk is om je leven volgens je zelfgekozen programma op te bouwen.

Zonder tegenslagen zou je ook niet goed weten wat het betekent om de Heere te dienen. Daarom noemt Calvijn tegenspoed zelfs een medicijn. In goede tijden zou het vanzelfsprekend moeten zijn met volledige toewijding God te kennen en voor Hem te leven. Maar het gaat met de mens als met koppige paarden, die veel moeilijker te hanteren zijn als ze een paar dagen niets hoeven uit te voeren en alleen maar worden verzorgd. Op den duur zijn ze niet meer in het gareel te krijgen. Terwijl rijkdom, eer en macht de mens makkelijk tot hoogmoed en zelfverheffing brengen, vormt tegenspoed een geschikt middel om zijn overmoed te temmen.

Hoewel God dit bij ieder van Zijn kinderen op een eigen manier doet, staat volgens Calvijn echter voorop dat elke gelovige deze geestelijke les nodig heeft. Hij wijst in dit verband ook op de bijbelse notie van kastijding, die eveneens op geestelijke opvoeding is gericht (Hebr.12). Hoezeer het ook Gods bedoeling is om Zijn kinderen te behouden, de slaande hand kan veel pijn doen en wekt op tot bekering en gehoorzaamheid.

Lijden om Christus’ wil

Een bijzondere vorm van tegenspoed is het lijden om Christus’ wil. Calvijn denkt daarbij niet alleen aan de problemen die gelovigen kunnen ervaren als ze voor het Evangelie opkomen, maar ook als ze onschuldige medeburgers willen beschermen tegen onrecht. Hij beseft dat armoede, ballingschap, gevangenschap, verlies van eer en aanzien geen zaken zijn om makkelijk over te denken. Toch benadrukt hij dat Gods troost juist dan vaak sterk wordt ervaren, met name omdat gelovigen steviger in Christus verworteld raken. Zo raken ze ervan overtuigd dat het lijden voor de zaak van Christus een eer is, waardoor vertrouwen, dankbaarheid en blijdschap kunnen groeien.

Stoïcijns?

Is Calvijn met zijn nadruk op geduldig kruisdragen niet in stoïcijnse ongevoeligheid terechtgekomen? Heeft hij voldoende aandacht voor de pijn, het intense verdriet en de vragen die het lijden van gelovigen kunnen oproepen? De hervormer ziet juist een scherp onderscheid tussen de stoïcijnse houding, die zich door niets uit het evenwicht wil laten brengen, en het gelovige kruisdragen van een christen. Ook in zijn tijd hoort hij stemmen die verdriet en tranen ongepast vinden, een ‘filosofie van staal’ die volgens hem bij mensen hoort die alleen voorspoed kennen. Heeft ook Jezus Zelf geen tranen en zelfs angst gekend? Calvijn wil dus alle ruimte geven aan verdriet, maar voor één ding wenst hij te waken: dat een dergelijke emotie een blokkade gaat vormen voor de gehoorzaamheid aan Gods weg en bedoeling. Daarom is er strijd in het geestelijke leven. Geen mens wil moeite en lijden meemaken, terwijl de christen Gods weg onder alle omstandigheden wil volgen. Voor Calvijn is geduldige gehoorzaamheid dan ook geen vanzelfsprekende zaak, wel voluit een geloofszaak:

‘Als wij discipelen van Christus willen zijn, moeten onze harten dus zo vervuld zijn van de bereidheid om Hem te volgen en te gehoorzamen dat wij daarmee alle tegenstrijdige verlangens kunnen bedwingen en schikken naar wat Hij ons beveelt.’

In het geloof dat tegenslagen een plaats hebben in Gods leiding kan de christen te midden van pijn en kwelling volhouden. Hoezeer er volgens Calvijn dus voluit ruimte dient te zijn voor de beleving van verdriet en pijn, mag het niet zover komen dat emoties de gehoorzaamheid aan de Heere in de weg gaan staan.

Heil

Er is nog een ander beslissend verschil tussen de visie van Calvijn en de stoïcijnse levensopvatting. Terwijl ook heidense filosofen leerden dat tegenslagen teruggaan op een goddelijke wil, wezen ze hun navolgers op onderwerping en berusting. Het levenslot was immers toch niet te veranderen. De hervormer wijst zijn lezers er echter op dat Gods weg – hoe ondoorgrondelijk deze ook kan zijn – altijd is gericht op het heil van de gelovigen:

‘Omdat wij verder alleen dat beminnenswaardig vinden waarvan wij inzien dat het ons ten goede is en tot ons welzijn strekt, komt de algoede Vader ons ook in dit opzicht tegemoet door te verklaren dat Hij juist onze zaligheid op het oog heeft wanneer Hij ons een kruis oplegt.’

Een christen mag dus altijd geloven dat ook de moeilijke en moeizame paden onderdeel uitmaken van Gods heilsplan. Zo komt er rust. Intussen is de geestelijke werkelijkheid dan wel dubbel: terwijl angst en verdriet laten zien dat allerlei levenservaringen diep ingrijpen, wordt de bitterheid van het kruis verzacht door het vertrouwen op de Heere en de dankbaarheid voor Zijn genade.

Job

Wat Calvijn hier in de Institutie in enkele paragrafen ter sprake brengt, heeft hij in zijn uitvoerige commen taar op het bijbelboek Job veel breder aan de orde gesteld. De hervormer beschrijft daar hoe Gods macht en soeverein bestuur Job voor veel vragen stelt, allerlei klachten oproept en hem bij tijden zelfs doet wanhopen aan Gods goede bedoelingen. Zijn voorzienigheid is ook niet te doorgronden. Uiteindelijk vindt Job rust in God en blijft hij ondanks alles bij zijn geloof in Hem.

In zijn psalmencommentaar geeft Calvijn eveneens aan dat allerlei momenten van strijd en aanvechting ruimte krijgen in de omgang met God. Dit gereformeerde geluid horen we ook doorklinken in de Heidelbergse Catechismus, in de belijdenis van de zondagen 9 en 10. Daar klinken de woorden dat de almachtige God de barmhartige Vader is, Die in alle omstandigheden voor de Zijnen zorgt. Dit roept op tot dankbaarheid in voorspoed, maar ook tot geduld in tegenspoed en vooral tot vertrouwen voor de toekomst.

Doel

Laten we niet vergeten dat het doel van de Institutie de bevordering van de christelijke vroomheid is. Het gaat Calvijn ook bij een notie als kruisdragen ten diepste om leven uit Christus. Hoe moeilijk de route achter Hem aan kan zijn, ze buigt niet af van het door God bepaalde plan: de eeuwige heerlijkheid. Op dit toekomstperspectief gaan we volgende keer dieper in.


Toegewijd leven

In vier artikelen belichten we Calvijns visie op toegewijd leven als christen.

1. Motieven

2. Zelfverloochening

3. Kruisdragen

4. Gericht op Gods toekomst

Dr. R.W. de Koeijer
Dr. R.W. de Koeijer